Personen- en familierecht
Hoofdstuk 1, Inleiding
Belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen binnen het familierecht, door:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM);
Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR);
Verdrag inzake de rechten van het Kind (IVRK).
Redenen: gewijzigde maatschappelijke opvattingen over huwelijk en gezin, het samenleven buiten
huwelijk, het ongehuwde moederschap en echtscheiding en het streven naar gelijke behandeling van
vrouw en mannen en van homoseksuele relaties en heteroseksuele relaties. Zie artikelen 6, 8, 12 en
14 EVRM en artikel 26 IVBPR.
Artikel 81 VwEU: geen harmonisatie en unificatie van het interne rechtsstelsel op het terrein van het
personen- en familierecht binnen de Europese Unie.
Personenrecht: de regels betreffende de rechtspositie van de persoon als zodanig. Bijvoorbeeld
begin en einde van de persoonlijkheid, naam, woonplaats, etc.
Familierecht: de rechtsverhoudingen die uit samenlevingsvormen, te weten huwelijke en
geregistreerd partnerschap (GP) en die uit afstamming voortvloeien. Bijvoorbeeld het sluiten en
ontbinden van een huwelijk of een GP, de rechtspositie van kinderen, en het over hen uitgeoefende
gezag.
Familievermogensrecht: het huwelijks- en partnerschapsgoederenrecht en erfrecht tezamen.
Jeugdrecht: kinderbeschermingsmaatregelen (privaatrechtelijk) en de Jeugdwet en het
jeugdstrafrecht (publiekrechtelijk).
Hoofdstuk 2, De algemene bepalingen (titel 1)
Personen/ rechtssubjecten
Natuurlijke personen (mensen) Rechtspersonen (bijvoorbeeld bv’s/ nv’s)
Persoon: drager van rechten en verplichtingen. Van belang is of iemand rechtsbevoegd is (artikel
1:1 BW).
Artikel 1:1 BW: ieder die zich in Nederland bevindt, is vrij de toestanden waardoor een mens zou
ophouden een rechtssubject te zijn en rechtsobject zou worden, worden niet geduld (lid 2). Ieder is
gelijkelijk rechtsbevoegd; verschillen spelen geen rol bij de vraag of men rechten en verplichtingen
kan hebben (lid 1).
Persoonlijkheid: begint met de geboorte.
Uitzondering: een kind waarvan een vrouw zwanger is, kan als geboren worden aangemerkt als het
belang dat vordert (artikel 1:2 BW). Het kind kan ten tijde van het overlijden van de erflater de
erfenis wel ontvangen, mits het kind levend ter wereld komt. Dit geldt nooit voor kunstmatige
bevruchtingen (ingevroren embryo’s).
- Eindigt met de dood. De (vermogensrechtelijke) rechten en verplichtingen worden opgevolgd door
zijn erfgenamen (én artikel 4:2 lid 1 BW).
Bloedverwantschap: de betrekking tussen personen van wie de een van de ander afstamt
(verwantschap in rechte linie), of tussen personen die een gemeenschappelijk stamvader hebben
(verwantschap in de zijlinie).
Juridische bloedverwantschap: een rechtsverhouding tussen bloedverwanten/ familierechtelijke
betrekking. Een relatie tussen personen, die in beginsel gebaseerd is op een biologische betrekking.
Uitzonderingen:
Het kind dat uit een gehuwde vrouw geboren is, ook al mocht de echtgenoot van de moeder
niet de verwekker zijn (artikel 1:199 onder a en b BW);
Tussen het kind en de vrouw met wie de moeder uit wie het kind is geboren, is gehuwd,
ontstaat moederschap en (juridische) bloedverwantschap, ook al is de duomoeder biologisch
niet de moeder (artikel 1:198 lid 1, onder b BW);
Door erkenning van buiten huwelijk geborenen ontstaan betrekkingen die onder de begrippen
vaderschap en bloedverwantschap vallen, ongeacht of de erkenner inderdaad de verwekker is
(artikel 1:203 e.v. BW);
50
, Door erkenning en door gerechtelijke vaststelling van het ouderschap, ook als deze moeder
niet de vrouw is uit wie het kind geboren is;
Tussen de geadopteerde en de adoptanten (artikel 1:229 BW).
Zie de artikelen 1:41, 1:207, 1:377a en 1:394 BW.
Bloedverwantschap (artikel 1:3 lid 1 Aanverwantschap (artikel 1:3 lid 2 BW)
BW)
De graad van bloedverwantschap wordt Door huwelijk of door GP ontstaat tussen de
bepaald door het getal der geboorten, die de ene echtgenoot dan wel de ene GP en een
bloedverwantschap hebben veroorzaakt. bloedverwant van de andere echtgenoot dan
Hierbij telt een erkenning, een gerechtelijke wel de andere partner aanverwantschap in
vaststelling van het ouderschap of een dezelfde graad als er bloedverwantschap
adoptie als een geboorte. bestaat tussen de andere echtgenoot dan wel
de andere partner en diens bloedverwant.
Graad van bloedverwantschap is van belang Belang graad van aanverwantschap (artikel
voor het erfrecht, voor de mogelijkheid 1:329 BW).
beëindiging van de voogdij te verzoeken De aanverwantschap wordt niet opgeheven
(artikel 1:329 BW), en voor de bevoegdheid door ontbinding van het huwelijk of het
zich van het afleggen van een getuigenis te GP(artikel 1:3 lid 3 BW).
verschonen.
Familie- en gezinsleven (‘family life’)(artikel 8 EVRM):
1) Moeder en de vader van het kind zijn gehuwd. Er moet voor familie- en gezinsleven een ‘wettig en
serieus’ huwelijk zijn. Adoptie leidt tot het bestaan van familie- en gezinsleven, mits de adoptie
wettig is en het geen schijnhandeling betreft.
2) Erkenning tussen het kind en de man.
3) Tussen kind en zijn biologische vader (die niet de echtgenoot is van de moeder en het kind niet
erkend heeft), mits er bijzondere of bijkomende omstandigheden zijn:
Het kan voortvloeien uit de band die de verwekker na de geboorte van het kind met dat kind
heeft opgebouwd;
Combinatie van omstandigheden van voor de geboorte en na de geboorte in onderlinge
samenhang;
Aantoonbare interesse voor en betrokkenheid bij een kind zowel voor als na de geboorte,
mede gelet op de aard van de relatie tussen biologische ouders.
4) Nauwe verwanten waarbij er daadwerkelijke nauwe betrekking tussen deze personen zijn.
5) Pleegouders en hun pleegkind waartussen een zodanig nauwe band is gegroeid.
6) Ongehuwd samenlevenden, ongeacht of zij van hetzelfde geslacht zijn, mits het een stabiele
samenleving betreft, waarin wordt samengewoond.
‘Family life’ kan verbroken worden door zwaarwegende omstandigheden.
- Het al dan niet bestaan van een familie- en gezinsleven is onder andere van belang bij kwesties
van: omgang, gezag, kinderbescherming, afstamming, onderhoud, naam en erfrecht.
Artikel 8 EVRM: de Staat zal het familie- en gezinsleven moeten eerbiedigen en te bevorderen dat dit
tot ontplooiing kan komen. Uitzondering: inbreuken zijn slechts onder voorwaarden gerechtvaardigd
(lid 2).
Marckx-arrest: bladzijde 8-10. Een beginpunt voor de uitgebreide uitspraak over de betekenis van
de eerbiediging van het familie- en gezinsleven en van de waarborgen tegen willekeurige inbreuken
op dit recht of om dit recht tot ontplooiing te laten komen. Gevolg: de eerbiediging van het familie-
en gezinsleven brengt voor de Staat ook positieve verplichtingen met zich mee. Zie artikel 8 EVRM.
Hoofdstuk 3, De nationaliteit
Nationaliteit: geregeld in de Rijkswet op het Nederlanderschap.
Bipatride: iemand heeft twee nationaliteiten.
Apatride: iemand heeft geen enkele nationaliteit.
Uitgangspunt: de vreemdeling die het Nederlanderschap verkrijgt, dient in beginsel afstand te doen
van de nationaliteit die voor hem in het dagelijks leven juridisch geen rol meer speelt (vermijden van
dubbele nationaliteit).
Nationaliteitsbeginsel: wie van een Nederlandse vader of Nederlandse moeder afstamt, is zelf ook
Nederlander. Beginsel wordt toegepast in Nederland.
Territorialiteitsbeginsel: wie op het grondgebied van Nederland geboren is, heeft de Nederlandse
nationaliteit.
50
, Uitgangspunt: het bestrijden van apatridie.
A. Verkrijging van Nederlanderschap geschiedt:
a. Van rechtswege, onder andere:
1. Op het ogenblik van de geboorte (artikel 3 Rijkswet Nederlanderschap);1
2. Door erkenning na de geboorte door een Nederlandse man of vrouw (artikel 4 lid 2 en
4 Rijkswet Nederlanderschap)(Zie bladzijde 13);
3. Door gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van een Nederlander (artikel 4
Rijkswet Nederlanderschap);
4. Door adoptie van het minderjarige kind bij rechterlijke uitspraak (artikel 5 Rijkswet
Nederlanderschap).2
b. Door het afleggen van een schriftelijke verklaring (optie)(artikel 6 Rijkswet
Nederlanderschap).3
B. Verlening van het Nederlanderschap vindt plaats door naturalisatie bij Koninklijk Besluit. Algemene
voorwaarden naturalisatie:
Degene moet meerderjarig zijn;
Er mogen geen bedenkingen tegen verblijf in Nederland bestaan;
Hij of zij heeft ten minste 5 jaren direct voorafgaande aan het verzoek in Nederland
verbleven; en,
De betrokkene is ingeburgerd (artikel 8 lid 1 Rijkswet Nederlanderschap).
Degene moet bereid zijn om een ‘verklaring van verbondenheid’ af te leggen.
Uitzondering: een kortere termijn geldt voor degenen die gehuwd is en samenwoont met een
Nederlander of ongehuwden die ten minste drie jaren met een ongehuwde Nederlander in een
duurzame relatie anders dan het huwelijk samenleven (artikel 8 lid 1 onder c, lid 2 en lid 4 Rijkswet
Nederlanderschap).
C. Verlies van het Nederlanderschap op grond van artikel 14-16a Rijkswet Nederlanderschap. De
verkrijging of verlening van het Nederlanderschap kan door de Minister worden ingetrokken, als
iemand het Nederlanderschap heeft verkregen op grond van door hem verschafte onjuiste informatie
over relevante feiten of omstandigheden dan wel relevante feiten en omstandigheden zijn verzwegen
(artikel 14 lid 1 Rijkswet Nederlanderschap). Intrekking is in beginsel mogelijk tot 12 jaar na de
verkrijging van het Nederlanderschap.
- De minister kan het Nederlanderschap ook intrekken als iemand wegens een of meer bepaalde
ernstige misdrijven onherroepelijk is veroordeeld (artikel 14 lid 2 Rijkswet Nederlanderschap).
D. Vaststelling van het Nederlanderschap bij de rechtbank (artikel 17 Rijkswet Nederlanderschap).
Verwijzings- of conflictenregels: knopen als het ware de rechtsverhouding aan een bepaald recht.
Bijvoorbeeld nationaliteit en woonplaats.
Hoofdstuk 4, De naam (titel 2)
Functie naam: het individualiseren van een persoon (middel tot identificatie).
Uitgangspunt: de ouders kunnen de geslachtsnaam van hun kind kiezen (artikel 1:5 BW).
- Hoge Raad: een recht van de ouders op een door hen te kiezen achternaam voor het kind (artikel 26
IVBPR).
Regels naamskeuze:
1) De ouders kiezen één van hun beider namen.
2) De keuze die de ouders voor hun eerste kind doen, geldt voor alle volgende kinderen van
deze ouders (eenheid van naam in het gezin)(artikel 1:5 lid 8 BW).
1 In sommige gevallen wordt het nationaliteitsbeginsel aangevuld met het territorialiteitsbeginsel in
verband met probatio diabolica (bewijsopdracht die niet of nauwelijks kan worden vervuld). Het
verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit kan tevens plaatsvinden na overlijden van Nederlandse vader
of moeder.
2 Onder voorwaarden wordt aan een buitenlandse adoptie de verkrijging van het Nederlanderschap
verbonden (artikel 5a en 5b Rijkswet Nederlanderschap).
3 Zie artikel 6 lid 1, onder c en d Rijkswet Nederlanderschap. Voorwaarde: de minderjarige is gedurende
ten minste 3 jaren onafgebroken door de Nederlandse erkenner of door de Nederlander die het gezag over
het kind uitoefent, verzorgd en opgevoegd.
50