Samenvatting Biologie Thema 1 Voeding
2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen. Voedingsstoffen kunnen dienen als
bouwstoffen of brandstoffen (deze leveren energie).
De 6 belangrijkste voedingsstoffen zijn;
- Eiwitten (proteïnen)
- Koolhydraten
- Vetten (lipiden)
- Water
- Mineralen (zouten)
- Vitaminen
Eiwitten
Eiwitten zijn polymeren van aminozuurmoleculen. In het verteringsstelsel worden eiwitten
gesplitst in aminozuurmoleculen zodat ze opgenomen kunnen worden in het bloed.
Eiwitten zijn belangrijke bouwstoffen en reguleren daarnaast bijna alle processen in een
organisme. (transport)
Eiwitsynthese: in cellen worden aminozuren weer aan elkaar gekoppeld.
In eiwitten komen 20 verschillende aminozuren voor. 12 hiervan kunnen volwassenen zelf
maken als deze niet genoeg in het voedsel voorkomen.
Transaminering: het proces waarbij aminozuren die een mens tekort komt worden gevormd
uit andere aminozuren in de lever. Dit gebeurt door het overplaatsen van de aminogroep
(NH2).
Essentiele aminozuren: de overige 8 aminozuren die de mens niet zelf kan maken. Deze
moeten voorkomen in ons voedsel.
Aminozuren die niet worden gebruikt worden gedissimileerd. Uit de aminogroep ontstaat
ureum, dit komt in je urine.
Als er niet voldoende glucose aanwezig is en een overschot van aminozuren, kunnen
eiwitten dienen als brandstof. (glycolyse)
Koolhydraten
Koolhydraten worden ingedeeld in monosachariden (glucose/fructose) disachariden
(sacharose/lactose) en polysachariden (zetmeel/glycogeen). Koolhydraten zijn belangrijke
brandstoffen (bijvoorbeeld glucose) maar kunnen ook een rol spelen als bouwstoffen. Een
DNA-molecuul bevat bijvoorbeeld desoxyribose (monosacharide), en celmembranen
bevatten eiwitmoleculen (koolhydraatketens).
1 g koolhydraten 17 kJ energie
Voedingsvezels: stoffen die niet door enzymen worden verteerd, voornamelijk koolhydraten.
Een deel van de voedingsvezels kan wel worden afgebroken door bacteriën in de darmen.
Ze zijn belangrijk omdat ze de darmwerking en stoelgang bevorderen. Daarnaast zorgen ze
eerder voor een verzadigd gevoel.
, Samenvatting Biologie Thema 1 Voeding
Vetten (lipiden)
Vetten zijn opgebouwd uit glycerol en 3 vetzuurmoleculen (triglyceriden). Ze dienen vooral
als brandstoffen maar kunnen ook dienen als bouwstoffen (bijvoorbeeld fosfolipiden in een
membraan).
1 g vet 38 kJ energie
Verzadigd: rechte keten, geen dubbele bindingen tussen C-atomen (max. aantal H-atomen)
Onverzadigd: geen rechte keten, 1 of meer dubbele bindingen. (enkelvoudig = 1 dubbele
binding, meervoudig = 2 of meer dubbele bindingen).
Dierlijke vetten bevatten veel verzadigde vetzuren. Plantaardige oliën en vis bevatten veel
meervoudig onverzadigde vetzuren.
Cholesterol: vet dat voorkomt in celmembranen en bloedplasma. (wordt vaak aangemaakt
door de lever, een klein deel krijg je binnen via voeding).
Verzadigde vetzuren zorgen ervoor dat cholesterol wordt afgezet tegen de binnenwand van
de bloedvaten waardoor deze vernauwen. (vooral als bloedvatwanden zijn beschadigd). Dit
kan leiden tot hart- en vaatziekten. Onverzadigde vetzuren verminderen dit.
Essentiële vetzuren: enkele onverzadigde vetzuren die het lichaam niet zelf kan vormen,
die je via voeding binnen moet krijgen. (bijvoorbeeld linolzuur).
Water
Een volwassen menselijk lichaam bevat ongeveer 60% water.
- Belangrijke bouwstof
- Oplosmiddel voor allerlei stoffen. Dit bepaald de osmotische waarde.
- Transportmiddel
- Belangrijke rol bij regeling lichaamstemperatuur (door zweten koelt het lichaam af)
Het lichaam raakt water kwijt door urine, uitgeademde lucht en zweten. Een deel wordt
aangevuld doordat er water ontstaat bij de dissimilatie. De rest door eten en drinken.
Mineralen (zouten)
Ionen van mineralen worden gebruikt als bouwstoffen. Mensen krijgen vaak te veel Na+
binnen door onder andere keukenzout. Daarnaast moet je voeding Ca2+ en K+ bevatten.
Calcium is nodig voor de ontwikkeling van bijvoorbeeld botweefsel.
Spoorelementen: elementen die je slechts in hele kleine hoeveelheden nodig hebt.
Bijvoorbeeld fosfor, fluor, jood, magnesium, zwavel en ijzer. Deze zijn vaak bestanddelen
van enzymen of hormonen. Fluor: opbouw beenderen en gebit. ijzer: vorming hemoglobine.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lenamariahollander. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.