Michelle Sangers S4290003
Overzicht rechtsfilosofen
Antigone blz. 30 & 418
Twee rechtsfilosofische stromingen: het natuurrecht en positieve recht
De spanning daartussen wordt duidelijk gemaakt in de klassieke tragedie Antigone van Sophocles.
Draait om de weigering van Antigone gehoor te geven aan het uitdrukkelijke verbod, in de vorm van een
gestelde (rechts-)regel van koning Creon, om haar op het slagveld overleden broer te begraven, omdat die
zijn vaderstad Thebe zou hebben verraden. Vanuit haar geweten geeft zij voorrang aan haar religieuze en
familiale verplichting, die zij aan het natuurrecht ontleent. Het begraven van haar overleden broer weegt
voor haar dus zwaarder dan het ‘positieve’ recht.
Gehoorzaamheid: volgens Creon is ongehoorzaamheid het grootste kwaad; hij vindt orde
belangrijker dan morele overtuigingen. Antigone echter vindt de ongeschreven en onfeilbare wetten
van de hemel zwaarder wegen dan de menselijke wet. (Men behoort zijn gehoorzaamheid te weigeren
aan een rechtsregel die strijdig is met de rechtvaardigheid, omdat de morele plicht voorrang moet
hebben.)
Thomas van Aquino blz. 39-46, 88, 99, 235, 305, 320, 370, 415, 417, 425, 432, 449
Tekst: Over de wet. (1224/1225-1274 middeleeuwen) Het schijnt dat er in ons geen
natuurlijke wet is. De mens wordt tot een doel gevoerd door zijn rede en wil. Hoe vrijer iemand
is, des te minder is hij onderworpen aan de wet. Een natuurlijke wet bevat niet meerdere voorschriften,
maar slechts één. De menselijke wet bindt de mens niet in geweten.
De mens maakt deel uit van de totaliteit van de werkelijkheid.
Eigendom: gemeenschappelijk eigendom is het uitgangspunt. Niemand mag iets voor
zichzelf houden, wat van een ander is. Aangezien de aarde geschapen is door God, is hij de eigenaar
ervan. De mens mag er wél gebruik van maken om zijn eigen doelstellingen te verwezenlijken.
Mensen zorgen nu eenmaal beter voor wat hen individueel toekomt, dan voor wat gemeenschappelijk
van allen of van velen is, want iedereen ontvlucht de arbeid en laat dat wat tot het gemeenschappelijk
behoort over aan een ander. Wie rijk is moet vrijgevig zijn en mededeelzaam. Diefstal is te
rechtvaardigen in geval van noodzaak. In het geval van noodzaak wordt al het privé-eigendom weer
gemeenschappelijk. Privé-eigendom is voor hem geen mensenrecht. Art. 25 UVRM
Veroordeelde, net als Kant, homoseksualiteit.
Niet alle vormen van oorlogsgeweld mogen op een hoop gegooid worden. Het pacifisme faalt
omdat het geen moreel relevante onderscheidingen kan maken. Geweld uit zelfverdediging gebruiken
maakt wel degelijk een verschil. Geweld kan namelijk ook de vorm aan nemen van genocide of terreur
of juist gericht zijn op het uitschakelen van de ongerechtvaardigde (militaire) tegenstander. (realisme
maakt dat onderscheid ook niet)
Men mag zich niet met geweld van een tiran bevrijden, ook al is die helemaal niet op het
gemeenschappelijk goede gericht. Een latere tiran zal nog boosaardiger zijn. Men moet God bijstand
verzoeken.
Een onrechtvaardige wet is een menselijke wet die niet geworteld is in de eeuwige wet en de
natuurwet. Elke wet die de menselijke persoonlijkheid verheft, is rechtvaardig. Elke wet die de
menselijke persoonlijkheid degradeert, is onrechtvaardig. Alle wetten van de rassensegregatie zijn
dus onrechtvaardig.
Hannah Arendt blz. 212, 296, 310-315
Het totalitarisme van de twintigste eeuw beoogde door middel van totale terreur de
begrenzingen en de kanalen van communicatie tussen individuele mensen te vervangen ‘door een
ijzeren band’ die hen zo sterk samen zou knellen dat hun pluraliteit zou verdwijnen in één ‘Mens van
gigantische dimensies’. Het totalitarisme is een aanslag op de menselijke aard door dat recht op
ruimte te willen afschaffen.
, Michelle Sangers S4290003
Er is maar één mensenrecht: het recht om rechten te hebben. Zij citeert met instemming de
conservatieve, achttiende-eeuwse Edmund Burke, die schreef dat het voor iedereen verstandiger is
om zich op zijn nationale rechten te beroepen dan op de ‘onvervreemdbare rechten van de mens’.
Tekst: Totalitarisme – het verval van de nationale staat en het einde van de rechten van de mens.
(1906-1975).
Aristoteles blz. 14, 23, 95, 96, 102, 104, 131, 135, 211, 217, 268, 332, 336, 312, 387
Grondlegger van de politieke wetenschappen. Een pleitbezorger van gelijkheid. Benadrukt een
aantal door hem als natuurlijk beschouwde onderscheidingen: tussen man en vrouw, vrij man en
slaaf en tussen Griek en barbaar. De idee van individuele keuzevrijheid (negatieve vrijheid) is bij
hem niet aan de orde. Onderscheid tussen verdelende en herstellende rechtvaardigheid.
Mensen komen alleen tot een volwaardig menselijk bestaan als ze deelnemen aan de
gemeenschap. Alle mensen worden immers als hulpeloze wezens geboren in een bepaalde
familiale en culturele omgeving. Daarom ligt de kritiek op de idee van de mensenrechten voor de
hand.
Een staat is een werkelijkheid die boven het eigenbelang van de burgers uitgaat en die voor hen
pas een algemeen leven mogelijk maakt
Mens onderscheidt zich van een dier, niet alleen door zijn stem, waarmee hij gevoelens van
genoegen of misgenoegen kan uitdrukken, maar ook door zijn taal op grond waarvan hij zich kan
uitdrukken over het nuttige en het rechtvaardige. 19 UVRM : begrensd door art. 12 UVRM
Recht op ruimte: mens als politiek dier; mens kan enkel echt mens zijn als hij tot een politieke
gemeenschap behoort. Wie niet tot een gemeenschap behoort, is ofwel een wild dier ofwel een
god.
Aristoteles wijst de democratie af op basis van empirisch onderzoek. Twee criteria:
o Geeft aan door wie de staatsmacht wordt uitgeoefend: enkeling, enkelen of allen.
o Ten behoeve waarvan wordt de staatsmacht uitgeoefend? Ten behoeve van degene(n)
die aan de macht is/zijn of t.b.v. het algemeen belang.
3 goede staatsvormen: monarchie, aristocratie en ‘constitutie’
3 slechte staatsvormen: tirannie, oligarchie en democratie.
Het ‘gepeupel’ oefent bij democratie namelijk de macht uit t.b.v. zichzelf en niet t.b.v. het
algemeen belang. Men moet ook rekening houden met het belang van de aanzienlijken en dat
gebeurt niet.
Argumenteren over het doel van een sociale institutie (bijvoorbeeld het huwelijk) komt neer op
het argumenteren over de deugden die deze institutie eert en beloont. Bij het beantwoorden aan
de doelstelling van de sociale institutie van het huwelijk: gaar om de rechtvaardige verdeling van
ambten en eerbetoon. Het gaat om erkenning door de gemeenschap.
Probeerde aan te tonen in zijn beroemde voorbeeld van de roversbende, dat geen enkele
gemeenschap zonder recht in stand gehouden kan worden.
John Austin blz. 33 & 413
Rechtspositivisme: 19de-eeuwse bevelstheorie: recht is het geheel van bevelen zoals dat door een
soeverein is ‘gesteld’ en dat gewoonlijk wordt gehoorzaamd.
Het recht bestaat daarmee uit 3 componenten:
[1] Het is gesteld door een instantie die daartoe in staat is
[2] Deze instantie is zelf niet aan normen onderworpen, maar kan deze wel afdwingen
[3] Dat gestelde heeft het karakter van een bevel dat men gehoorzaamt (niet slechts een
aansporing). Het recht is gestolde macht. Het gaat om macht omdat er effectiviteit moet zijn, deze
is gestold omdat hij in rechtsnormen is vastgelegd. De nadruk ligt op dat het recht gesteld is en
gehandhaafd wordt en dus niet op het ‘vinden’ van het recht in de moraliteit, zoals in de
natuurrechtelijke theorie.