Samenvatting Groepsdynamica
Hoofdstuk 3 definitie van groep en soorten groepen (3.1 t/m 3.15)
Hoofdstuk 4 niveaus in groepen (4.1 t/m 4.6 & 4.17
hoofdstuk 5 groepsvorming en groepsontwikkeling
hoofdstuk 7 hoofdthema’s uit de systeem en communicatietheorie (7.1 t/m 7.6)
hoofdstuk 8 de roos van leary (8.1 t/m 8.9)
hoofdstuk 11 groepsprocessen en groepsfenomenen (11.1 t/m 11.9)
hoofdstuk 12 leiderschap (12.1 t/m 12.9)
hoofdstuk 13 situationeel leiderschap (13.5 t/m 13.14)
hoofdstuk RSK Staat niet in het boek
Open casus toets.
casusbeschrijving van een groep cliënten (kennis, logisch nadenken en toepassen)
Je krijgt vragen over de casus, vanuit de kennis die je hebt geleert
bijvoorbeeld: waar plaats je de cliënten in de roos van leary en waar plaats je jezelf of wat moet jij
doen als hulpverlener om het NSK toe te passen en je de activiteit zo goed mogelijk kan toepassen.
vragen tentamen:
5 a 6 vragen over het boek:
1 roos van leary
1 situationeel leiderschap,
1 groepsdynamische begrippen
1 vraag over Relatie, situatie, klimaat (RSK)
2 vragen over het artikel
,Hoofdstuk 3 definitie van groep en soorten groepen
(3.1 t/m 3.15)
nog niet meegemaakt dat hier een vraag over komt!!!!!, geen prioriteit
Groepsdynamica: studie van het gedrag van mensen in kleine groepen. menselijk gedrag is soms
beter te begrijpen door aandacht voor de groepen waarin gedrag voorkomt.
De kracht van groepen
voor het antwoord wat is de kracht van een groep zijn zeer uiteenlopende antwoorden mogelijk.
steun, binding etc. maar groepen kunnen ook destructief zijn (negatieve kracht) dit is bijvoorbeeld
besluitenloosheid, machtsmisbruik etc.
wat kenmerkt een groep
groepsdynamica volgens sprott: groepsdynamica is de studie van een groep mensen in een directe
contactsituatie.
een groep volgens sprott: een verzameling individuen die in een bepaalde context meer interactie
met elkaar hebben dan met andere daarbuiten.
groepsbewustzijn; de leden zijn zich bewust van hun lidmaatschap
normen: gedeelde gedrag regels
motivatie: mensen worden lid van een groep vanuit een bepaald belang of een persoonlijke
behoeften. Op het moment als een groep er niet meer in slaagt om te voldoen aan de behoeften en
belangen komt de groep in gevaar.
doelstellingen: individuen worden lid van een groep om een gemeenschappelijk doel te bereiken.
interdependentie: groepsleden hoeven niet gelijk aan elkaar te zijn, maar zijn wederzijds betrokken.
een gebeurtenis die invloed heeft op een groepslid, heeft weerslag op andere groepsleden.
interactie : een bepaalde vorm van wederzijdse betrokkenheid.
primaire groepen: persoonlijke, intieme relaties in directe contactsituaties door spontaan gedrag
(gezin of een groep vrienden). weinig afstand tussen de groepsleden en persoonlijke relatie.
persoonlijke en intrinsiek
secundaire groepen: hier zijn de relaties koel, onpersoonlijk, rationeel en formeel. Veel afstand
tussen de groepsleden en status bepaalde relaties. categorisch en extrinsiek.
(volgens jennings) psychegroup: psychologische participatie, affectieve verbindingen van
persoonlijke aard.
( volgens jennings) sociogroup: alleen in naam lid. de zakelijke en maatschappelijke relaties
overheersen.
lidmaatschap groep: je behoort hier formeel toe, je wordt lid door je naam op een lijst te zetten of
door fysiek aanwezig te zijn. hierdoor heb je nog geen echte psychologische participatie
referentiegroep: groepen waarin het individu echt als persoon meedoet en betrokken is.
ingroup/wij- groep: omvat onszelf en iedereen die we verder met wij aanduiden.
outgroup/ zij- groep: alle andere, iedereen die we van dit wij willen ontsluiten.
stereotypering: ingroup leden neigen tot stereotypering van de outgroup leden. makkelijk gezegd
reageren ingroup leden op elkaar als individuen maar op outgroup leden als klasse of categorie.
vijandig opstellen tegenover de buitenwereld: elke bedreiging van buitenaf, dus de outgroup.
versterkt de cohesie en solidariteit van de ingroup.
, Hoofdstuk 4 niveaus in groepen (4.1 t/m 4.6 & 4.17)
BELAANGRIJKKK!
inhoudsniveau: het werk aan de doelstelling en taak (wat).
dit vraagt als begeleider: samenvatten wat moet gebeuren, deskundigheid geven, aansluiten op
niveau van groep.
procedureniveau: de werkwijze ter concretisering van de doelstelling (hoe).
Dit vraagt van begeleider: duidelijk programma, grenzen stellen, goed taakbewaring
interactieniveau: het groepsproces en de onderlinge betrekkingen (tussen)
dit vraagt van begeleider: veilig klimaat, goede communicatie, vertrouwen, zorgen over de groep
delen.
bestaansniveau: het individuele proces van ieder groepslid (binnen)
Dit vraagt van jou als begeleider: acceptatie, feedback, confrontatie,
contextniveau: invloeden van buiten de groep (buiten)
betrekkingsniveau: groep is bezig op sociaal-emotioneel gebied: manier waarop je met
elkaar omgaat
inhoudsniveau: de groep is bezig op taak niveau: wat is er gezegd en wat wordt er gedaan.
bijv. een volleybalteam heeft beide niveaus. in het veld taak niveau (wie staat waar,
afspraken). Aan de bar/kleedruimte betrekkingsniveau (sociaal, wie doet wat)