Onderwijsweek | Les In de online lessen Voor thuis
Onderwijsweek 2 Onderwerpen: Leren:
Inleiding bestuursrecht Literatuur onderwijsweek 2 | les
Les 1 Bevoegdheidsverdeling 1
Bestuursorgaan Maken:
Opdrachten per les
Literatuur: Kijken:
H 1.1 t/m 1.3, 1.5 t/m 1.6 Kennisclips/ films
H 3.4 PPP
H 4.3
Onderwijsweek 3 Onderwerpen: Leren:
Besluit Literatuur onderwijsweek 3 | les
Les 2 Belanghebbenden 2
Maken:
Literatuur: Opdrachten per les
H 3.5 Kijken:
H 5.1 t/m 5.2.6 Kennisclips/ films
PPP
Onderwijsweek 4 Onderwerpen: Leren:
Soorten besluiten Literatuur onderwijsweek 4 | les
Les 3 Aanvraag 3
Voorbereiding van besluiten Maken:
Opdrachten per les
Literatuur: Kijken:
H 5.2.7, 5.3 t/m 5.6 Kennisclips/ films
H 8.3 t/m 8.6 PPP
Onderwijsweek 5 Onderwerpen: Leren:
Materiële rechtsnormen Literatuur onderwijsweek 5 | les
Les 4 4
Literatuur: Maken:
H7 Opdrachten per les
Kijken:
Kennisclips/ films
PPP
Onderwijsweek 6 Onderwerpen: Leren:
Bezwaar Literatuur onderwijsweek 6 | les
Les 5 Administratief beroep 5
Maken:
Literatuur: Opdrachten per les
H 14.1 t/m 14.2 Kijken:
H 14.3 PPP
Onderwijsweek 7 Onderwerpen: Leren:
Bestuursrechtspraak in eerste Literatuur onderwijsweek 7| les 6
Les 6 aanleg Maken:
Opdrachten per les
Literatuur: Kijken:
H 15.1 t/m 15.2 Kennisclips/ film
PPP
Bestuursrecht blok 2
Week 1
H1.1 t/m 1.3 1.5 t/m 1.6 - H3.4 - H4.3
Samenvatting
,1.1 Wat is bestuursrecht?
Het bereik van bestuursrecht is zeer groot, veel onderwerpen worden erdoor aangeraakt. En
wordt Nederlands bestuursrecht sterk beïnvloed door Europese regelgeving. Bestuursrecht heeft
betrekking op relaties tussen de overheid (bestuursorganen) en burgers (belanghebbenden) Ook
kunnen bedrijven, stichtingen en verenigden (privaatrechtelijke rechtspersonen) kunnen
belanghebbenden zijn. Het bestuursrecht geeft regels voor de verhouding tussen
bestuursorganen en belanghebbenden, in het bijzonder voor de situatie waarin het bestuur
handelt op basis van publiekrechtelijke bevoegdheden, zij nemen een bijzondere positie in: het
oefent macht uit. Op basis van een wet is het bestuur dan namelijk bevoegd tot juridische
maatregelen die burgers en rechtspersonen niet ter beschikking staan. Bijzonder aan deze
bevoegdheden is dat het bestuur zonder instemming van de burger kan bepalen wat de rechten
en plichten van die burger zijn. Dat noemen we eenzijdige rechtshandelingen, dit geeft het
bestuur veel macht. Die macht is nodig om het algemeen belang te behartigen, maar is ook
begrensd. Het bestuur kan alleen eenzijdige rechtshandelingen verrichten als de wetgever hem
die bevoegdheid heeft toegekend in een wettelijk voorschrift. Door zo’n wettelijke bepaling
verkrijgt het bestuursorgaan een publiekrechtelijke bevoegdheid. Dat vormt een van de functies
van het bestuursrecht, namelijk de instrumentele functie.
Daarnaast geeft het bestuursrecht aan de burger de middelen om het beleid van het bestuur te
beïnvloeden en zich daartegen teweer te stellen. Dat is de waarborgfunctie van het bestuursrecht
het geeft burgers de bescherming tegen de overheid en haar besluiten. In een procedure kunnen
burgers zich beroepen op normen waar het bestuur zich bij de uitoefening van zijn bevoegdheid
aan moet houden. Het specialiteitsbeginsel is een van de algemene beginselen van behoorlijk
bestuur, die bestuursorganen moeten respecteren als zij handelen. Dat noemen wij normerende
functie van het bestuursrecht het geeft regels waaraan het bestuur zich bij de uitoefening van
bevoegdheden moet houden.
1.2 Algemeen deel en bijzondere delen
Algemeen bestuursrecht – de Awb kent veel geformuleerde normen zoals het
specialiteitsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Er is veel belangrijke bestuursrechtelijke
informatie te vinden is in het bijzondere bestuursrecht, er zijn meer inhoudelijke regels
neergelegd, doe rechten en plichten van bestuur en burger in een concreet geval bepalen. Als
terreinen van bijzonder bestuursrecht worden onder meer genoemd: bestuursrechtelijk,
organisatierecht, vreemdelingenrecht, omgeveningsrecht.
1.3 Bestuursrecht en andere rechtsgebieden
Bij staatrecht gaat het vooral over de grondwet en organieke wetten (= wetten die de organen en
organisatie van de staat regelen bijvoorbeeld de gemeentewet)
1.5- Bronnen van het bestuursrecht
In eerste instantie gevonden in de wetgeving. Ook de jurisprudentie is een belangrijke bron van
het bestuursrecht
3.4 Bestuursorganen
Bepalend voor de toepasselijkheid van Awb-bepalingen is dat er sprake moet zijn van een
bestuursorgaan, de Awb kent twee categorieën van het bestuursorgaan: A en B. Wanneer een
instantie onderdeel uitmaakt maakt van een publiekrechtelijk rechtspersoon dan is er sprake van
een a-orgaan, een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon zoals een stichting NV BV
kan nooit een a-orgaan zijn. Bepalend bij b-orgaan is wat deze personen of colleges doen en
welke bevoegdheden ze daarbij uitoefenen, als er openbaar gezag wordt uitgeoefend spreken we
van een b-orgaan.
Heel belangrijk dat in het tweede lid van artikel 1:1 Awb de volgende organen, personen en
colleges uitdrukkelijk niet als bestuursorgaan worden aangemerkt
a. De wetgevende macht (regering en de Staten-Generaal samen)
b. De kamers en de Vereinigde vergadering der staten generaal
c. Onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen die met rechtspraak zijn belast, alsmede de
Raad voor de rechtspraak
d. De raad van state en zijn afdelingen
, e. De algemene rekenkamer
f. De nationale ombudsman en de substituut ombudsmannen
g. De voorzitters, leden, griffiers en secretarissen van de onder b tot en met f bedoelde
organen, alsmede de uit hun midden gevormde commissies: de plaatsvervangend PG en
de AG’S bij de Hoge raad, de besturen van de onder c bedoelde organen
h. De commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
Zij vallen eigenlijk onder definitie van het a-bestuursorgaan, maar de wetgever wilde de Awb niet
op hun handelen van toepassing verklaren, mede vanwege de staatrechtelijke positie van de
organen.
Een publiekrechtelijke rechtspersoon is niet zelf een bestuursorgaan!
Wanneer er besluiten in de zin van art 1;3 Awb worden opgenomen, is de Awb gelijkmatig van
toepassing op het a- en b- organen. Dat betekent dat het voor de rechtsbescherming geen
verschil maakt of een a- of b orgaan een besluit neemt. Er is wel een verschil als er
privaatrechtelijke handelingen of feitelijke handelingen worden verricht.
4.3 Bevoegdheidsverdeling binnen het openbaar bestuur
Privaatrechtelijke organisaties – Zoals stichting of vennootschap.
Publiekrechtelijke organisaties – Zoals de Staat der Nederlanden, de provincie en de gemeente.
Welke wijze een wetgevende instantie aan een bestuursorgaan de bevoegdheid tot het nemen
van besluiten toekent (bevoegdheidsverkrijging) Vervolgens komt aan de orde of een
bestuursorgaan desgewenst een hem toegekende bevoegdheid kan overdragen (delegeren) of
opdragen (mandateren) aan anderen. Het legaliteitsbeginsel eist dat een publiekrechtelijke
bevoegdheid wordt verleend door een zelfstandig tot wetgeving bevoegde instantie. Het op deze
manier rechtstreeks toedelen van bevoegdheden door een wetgever wordt attributie genoemd.
Regelgevende bevoegdheid kan alleen worden geattribueerd via de grondwet of een wet in de
formele zin.
Onder delegatie wordt verstaan het overdragen door een bestuursorgaan van zijn (krachtens
attributie verkregen) bevoegdheid tot het nemen van besluiten van een ander (meestal
bestuursorgaan) dat deze bevoegdheid onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent. Het is alleen
toegestaan als het in een wettelijk voorschrift is neergelegd.
Bij mandaat wordt door de mandaatgever aan de gemandateerde opgedragen om in zijn naam
beslissingen te nemen of handelingen te verrichten. Mandaat – de bevoegdheid om in de naam
van een bestuursorgaan besluiten te nemen, de verantwoordelijkheid blijft bij de mandaatgever
en blijft bevoegd.
Bepaalde bevoegdheden kunnen niet worden gemandeerd.
- Het vaststellen van algemene verbindende voorschriften, tenzij er uitdrukkelijk is
voorzien van de mogelijkheid van mandaat.
- Besluiten die met een gekwalificeerde meerderheid moeten worden genomen
- Het beslissen van beroepsschrift
- De goedkeuring van een besluit van een ander bestuursorgaan.
We kennen verschillende soorten mandaat.
Beslissingsmandaat - is de uitoefening van een bestuursbevoegdheidsorgaan overgedragen aan
een ambtenaar een ambtenaar dus alle handelingen verricht die voorvloeien uit de toe te passen
wettelijke voorschriften en of beleidsregels. Zoals het onderzoek naar de feiten.
Ondertekening mandaat – als de ondertekening die onder het besluit staat afkomstig is van een
ambtenaar die zelf geen betrokkenheid heeft gehad bij de besluit vorming.
Afdoeningsmandaat – Draagt de mandaatgever de feitelijke handelingen die voor toepassing van
een besluit verricht moeten worden op aan een ander, meestal een ambtenaar, denk aan
controle van persoonsgegevens bij verlening van een paspoort.
Degene aan wie een bevoegdheid is gemandeerd kan op zijn beurt die bevoegdheid verder
mandateren. Dat wordt sub- of ondermandaat genoemd.
In theorie kunnen dergelijke bevoegdheidsgebreken bij het nemen van besluiten op twee
manieren worden benaderd.
, - De beslissing wordt genegeerd er was geen bevoegdheid dus kan de beslissing
ook geen gevolgen teweegbrengen.
- De beslissing wordt als genomen beschouwt er is wel een besluit tot stand
gekomen, maar dat besluit is in strijd met de wet en dient dus in bezwaar of
beroep te worden vernietigd.
Theorievragen
1. Leg uit wat er met algemeen en bijzonder bestuursrecht wordt bedoeld.
Algemeen bestuursrecht – in het algemeen bestuursrecht zijn algemeen regels neergelegd.
En wordt geregeld in de Awb. Zoals het specialiteitsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel
en het beginsel van de evenredige belangenafweging.
Bijzonder bestuursrecht – Zijn der meer inhoudelijke regels neergelegd. Die speciaal voor
een bepaald onderwerp of bestuursorgaan gelden, voor de meer concrete gevallen. Het is
geregeld in bijzondere wetten zoals de vreemdelingenwet.
2. Geef van het bijzonder bestuursrecht een aantal voorbeelden.
Wet milieubeheer, vreemdelingenwet en wet ruimtelijke ordening.
3. Geef van onderstaande (delen van) wetten aan of ze behoren tot het algemene
bestuursrecht of het bijzonder bestuursrecht:
a. Algemene wet inzake rijksbelastingen - Bijzonder
b. Algemene wet bestuursrecht - Algemeen
c. Wet ruimtelijke ordening - Bijzonder
d. Vreemdelingenwet - Bijzonder
4. Geef per begrip aan of het wettelijk is geregeld en, zo ja, in welk wetsartikel. Geef
tevens aan wat het begrip inhoudt.
a. Attributie – is een oorspronkelijke wijze van bevoegdheidsverkrijging. De wetgever schept
in een dergelijke situatie namelijk zelfstandig een voordien nog niet bestaande
bevoegdheid en kent die tot aan een (bestuurs)orgaan.
Het legaliteitsbeginsel eist dat er publiekrechtelijke bevoegdheid wordt verleend door een
zelfstandig tot wetgeving bevoegde instantie. Dit kan de formele wetgever zijn of lagere
wetgever zoals de gemeenteraad.
Regelgevende bevoegdheid kan alleen worden geattribueerd via grondwet of via een wet
in formele zin.
Attributie van andere bevoegdheden, zoals het nemen van een besluit kan ook op een
lager niveau plaatsvinden, zij het dat daarvoor dan ook een basis in de grondwet of een
formele wet moet kunnen worden aangewezen
b. Delegatie – overdracht van bevoegdheid. Onder delegatie wordt verstaan: het overdragen
van zijn (krachtens attributie verkregen) bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan
een ander (meestal: bestuursorgaan) dat deze bevoegdheid onder eigen
verantwoordelijkheid uitoefent. Delegatie is alleen toegestaan als de bevoegdheid
daartoe in een wettelijk voorschrift is neergelegd. Artikel 10:13 Awb
c. Mandaat – Hier gaat het om opdracht van bevoegdheid. Bij mandaat betreft het geen
overdracht, maar wordt door de mandaatgever aan de gemandateerde opgedragen om in
zijn naam beslissingen te nemen of handelingen te verrichten. De verantwoordelijkheid
voor deze besluiten blijven bij de mandaatgever en blijft nog steeds bevoegd (artikel 10:7
Awb) Het door de gemandateerde genomen besluit geldt als besluit van de
mandaatgever (10:2 Awb)