Hoorcolleges Forensische Psychiatrie 1
Hoorcollege 1 – Introductie
Relevantie
Waarom hebben we het over psychiatrie bij criminologie?
Van delinquenten: 60% psychische stoornis, 60% verslaving, 80%
uitkering/geen werk, 57% schulden en 35% lichtverstandelijke beperking.
Hoe verder in strafrechtsketen hoe meer gestoorden %.
Verband tussen stoornis en delinquent gedrag / gevaar?
Psychische stoornis kan dus onderdeel zijn van oorzaak delinquent gedrag.
‘Aantal incidenten met verwarde mensen blijft stijgen’.
Psychische stoornis heeft niet per sé 24 uur per dag symptomen hiervan.
Max: TBS gehad na onderzoek door deskundigen.
Het strafrecht gaat anders om met personen met een psychische stoornis.
Als verdachte kwetsbaar en als dader minder verantwoordelijk –
gedragsdeskundigen helpen daarbij.
En er zijn speciale sancties, zoals de TBS
Daarvoor is naast psychische stoornis een ernstig delict en gevaar voor
herhaling vereist.
Ook gedragskundig advies (aan rechter, ook voor jeugd!)
Opbouw hoorcolleges
College 1 en 2 (historie): psychiatrische diagnostiek
College 3 – 5: forensisch psychiatrische diagnostiek
College 6 – 8: forensische zorg en behandeling (TBS)
College 9: responsie
Forensisch = gerechtelijk; van vroeger ‘forum’ (moet openbaar zijn).
Opbouw (vervolg) college
Begripsbepaling
Geschiedenis van psychiatrische classificatie
Classificatie, diagnose, behandeling
Geschiedenis van persoonlijkheidsleer
Psychische stoornissen Deel I
Begripsbepaling
Pyschiatrie vs. neurologie (neuroscience)
Psychiatrie = psyche: geest, iatros: dokter dokteren aan de geest. ‘De
geest’: uit zich in gedrag, gevoel, gedachten. Heel moeilijk vast te stellen.
Neurologie = bestudeert hersenen als onderdeel van het hele
zenuwstelsel.
Psychologie = sociale wetenschap die past bij psychiatrie.
Forensisch = gerechtelijk.
Psychopathologie = ziekte van de geest.
Psychodiagnostiek = onderscheiden stoornissen.
Nosologie = benoemen/classificatie stoornissen.
Syndroom = een vaste verzameling van symptomen.
Verschil psychiatrische en psychologische diagnostiek
1
,Hoorcolleges Forensische Psychiatrie 2
Normaalverdeling:
Je kunt aan 2 kanten
afwijkend zijn.
Psychopathie is niet per sé
een psychiatrische stoornis,
maar binnen forensische
psychiatrie wel veel gebruikt.
Psychiatrische stoornis?
= zeven visies op psychiatrische stoornis.
1. Pathofysiologische afwijking (biologisch)
2. Verlies van betekenis
3. Schadelijke disfunctie
4. Sociaal construct
5. Onvermogen om het ‘goede leven’ te leiden
6. Leed
7. Beperkingen waar mensen zelf niet mee kunnen omgaan
Kortom: afspraken. Wat wij met elkaar vinden dat een psychische stoornis is, dat
is een psychische stoornis.
Emil Kraepelin (1856 – 1926)
= een van de eersten die begon met bepaalde syndromen een naam te geven
binnen de psychiatrie.
‘Dementia praecox, gruppe der schizophrenien’.
DSM
= Diagnostic and statistical manual of mental disorders.
= DSM-5 (herziene versies).
Vroeger heel andere dingen psychisch gestoord dan nu. Is dus ‘cultuur’
afhankelijk.
Vroeger wel nu niet meer: homofilie bijvoorbeeld.
Psychische stoornis volgens DSM5
Klinische significante symptomen in psychische functies (denken, voelen,
willen, handelen).
Disfunctie in psychologie, biologie, ontwikkeling
Significante lijdensdruk (niet alleen persoon zelf, ook omgeving),
beperkingen in functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied.
Reactie op stressor of verlies, passend binnen cultuur.
Niet sociaal deviant gedrag (politiek, religieus, seksueel), conflict individu
met maatschappij ook niet, tenzij gevolg van individueel disfunctioneren.
Tenminste ‘zoveel’ van deze symptomen. Vaak mensen met allerlei
verschillende symptomen onder hetzelfde label.
Disclaimer voor juridisch gebruik; niet juridisch gebruiken.
Ontoerekeningsvatbaarheid niet alleen op DSM5 baseren, ook op iets
anders.
2
,Hoorcolleges Forensische Psychiatrie 3
Geschiedenis classificatie
Beperkingen van / kritiek op DSM:
Atheoretisch = niet gebaseerd op theorie. Zegt niets over oorzaken
waarom iemand disfunctioneert. Waarom? verschillende
referentiekaders; we denken niet allemaal hetzelfde. Wel over
beschrijving, niet over theorie.
Positivistisch / reductionistisch = reduceert het mens-zijn van persoon tot
één of twee woorden.
Schijn van validiteit = alsof het allemaal echt zo is, de afspraken.
Grens met normaliteit = moeilijk aan te geven.
Comorbiditeit = met gedrag voldoe je aan verschillende labels.
Cultuurgebondenheid
Belangen? farmaceutische industrie, vinger in de pap bij DSM5.
Verschil: classificatie en diagnose
Classificatie: beschrijft stoornis
- Op groepsniveau gebaseerd
- Bedoeld voor onderzoek
- Niet bepalend of behandeling is
geïndiceerd.
- Classificatie slechts onderdeel van
diagnostiek.
Diagnose:
- Op individueel niveau
- Omvat factoren van invloed op beloop en
behandeling
- Bepalend of behandeling is geïndiceerd.
Diagnose
Beschrijft stoornis en geeft mogelijke oorzakelijke verklaring van een syndroom
in bio-psycho-sociaal perspectief.
- Bijv: depressieve stoornis, matige intensiteit, eenmalig, bij 44-jarige, in zijn
jeugd affectief verwaarloosde, werkloze, man, met suikerziekte, ontstaan
na overlijden van echtgenote, bekend met afhankelijke
persoonlijkheidsstoornis en waarbij depressies voorkomen in familie.
Van classificatie naar wat gaan we doen?
Mogelijke (oorzakelijke) factoren:
Kwetsbaar makende factoren: familiaire belasting, afhankelijke
persoonlijkheidsstoornis, suikerziekte?
Uitlokkende factoren: overlijden echtgenote
In standhoudende factoren: werkloosheid
Diagnose: aangrijpingspunt behandeling
Factoren behandeling/interventie
Familiaire belasting medicatie
Afhankelijke persst. Psychotherapie
Suikerziekte goed instellen
Overlijden echtgenote verliesverwerking
3
, Hoorcolleges Forensische Psychiatrie 4
Werkloosheid activering
Geschiedenis van de persoonlijkheidsleer
Hippocrates (ca. 400 VC) Galenus (ca 150 VC)
Temperamentenleer
Flegmatisch (slijm) beetje sloom
Cholerisch (gele gal)
Sanguinisch (bloed)
Melancholisch (zwarte gal)
Carl Jung (1875 – 1961)
= leerling van Sigmund Freud.
Hij kwam met de typologie: introvert vs. extravert.
Later verfijnd: niet typologie, maar naar persoonlijkheidstrekken. Introversie en
extraversie zijn dimensies.
Geschiedenis persoonlijkheidsleer
Trekken, ‘big five’:
1. Emotionaliteit
2. Extraversie vs. introversie
3. Openheid vs. geslotenheid
4. Altruïsme vs. egoïsme
5. Consciëntieusheid vs. flegmatiek
Persoonlijkheidsvragenlijsten: MMPI (10 dimensies).
Andere manier van testen:
Projectieve testen (bijv. Rorschach) = wat ziet u op
het plaatje?
Sigmund Freud
Psychodynamische theorie
= kijkt naar geest als samenspel van psychische krachten:
- Id driftleven (eros: leven en tanathos: dood)
- Ego ik = probeert balans tussen id en superego te krijgen.
- Superego überich/super ik = het geweten en ideaal ik.
Afweermechanismen: hoe ga mijn gedrag vanuit id of superego
verantwoorden naar ego?
Psychotherapie minder gebruikt; duurt heel lang.
Verklaring willen we in het strafrecht, niet in de DSM5.
Waarom heeft iemand dit gedrag vertoont? Alleen label beschrijft niet.
Persoonlijkheidsstoornis
DSM algemene criteria (egosyntoon):
Langdurend patroon van disadaptief en inflexibel gedrag (vanaf vroege
volwassenheid) op twee (of meer) volgende terreinen:
- Wijze van interpreteren van zichzelf, anderen of gebeurtenissen (cognities)
- Affecten (adequaatheid reacties, intensiteit, draagwijdte)
- Interpersoonlijkheid functioneren
- Beheersing van impulsen
- Veroorzaakt beperkingen (of lijden) op sociaal, beroepsmatig of
maatschappelijk terrein.
4