Hoofstuk 1: het begrip opvoeding
1.2 Het begrip pedagogiek
Pedagogiek houdt zich bezig met de opvoeding van kinderen en jeugdigen van 0-18 jaar. Uit
het Grieks betekent het ‘kinderleiding’.
Pedagogiek wordt ook wel opvoedkunde, opvoedingsleer en opvoedingswetenschap
genoemd. Deze begrippen hebben de volgende betekenis:
- Opvoedkunde: gericht op vaardigheden van opvoeder
- Opvoedingsleer: gericht op vergaren van kennis over opvoeden
- Opvoedingswetenschap: gericht op ontwikkelen van theorieën en methoden
Hulpwetenschappen voor de pedagogiek zijn: psychologische, sociologische, filosofische,
theologische en andragogische wetenschappen
Definitie opvoeding: opvoeding is alle omgang tussen ouder en kind, waarbij de ouder gericht
een relatie met het kind aangaat. In deze omgang biedt de ouder het kind liefde,
geborgenheid, veiligheid, intimiteit, aandacht, grenzen, instructie, ondersteuning en
controle. Hierdoor zal het kind tot zelfontplooiing komen en over het nodige zelfvertrouwen,
zelfstandigheid en zelfredzaamheid beschikken om richting te geven aan zijn verdere leven.
Er is sprake van opvoeding als in de omgang van ouder en kind:
- Er sprake is van wederzijds respect
- Het kind voldoende veiligheid ervaart, vertrouwen heeft, zich geaccepteerd voelt, kan
reken op en krijgt ondersteuning van ouder.
- Het kind wordt uitgedaagd om eigen beslissingen te nemen en te experimenteren,
waardoor hij vertrouwen krijgt in omgeving.
1.3 Basisdimensies van opvoeden
De dimensies zijn met elkaar verbonden, samen zorgen ze ervoor dat het kind zich door
verschillende ontwikkelingsfasen kan slaan om volwassen te worden.
Ondersteuning bieden: het opvoedgedrag van de ouder dat liefde en zorg voor het kind
uitdrukt en dat zich richt op zijn fysieke en emotionele welzijn, waardoor het zich begrepen
en geaccepteerd voelt.
- Belangrijke begrippen: warmte, affectie, sensitiviteit (opmerken), responsiviteit
(adequaat reageren)
- Beloning: Bekrachtiging die zorgt dat kind een gepleegde handeling vaker laat zien.
Doel: gewenst gedrag stimuleren. Leidt tot een emotioneel prettig gevoel bij kind.
- Psychische/ emotionele beloning (knuffel, kus) en materiële beloning (sticker, zakgeld).
- Straf: door straffen biedt ouder het kind gelegenheid om te reflecteren op zijn gedrag en
ongewenst gedrag af te leren (gedragsregulatie). Straffen vereist consequent gedrag.
Instructie geven: duidelijk maken wat de bedoeling van iets is en welk gedrag verwacht
wordt. Informatie die het kind krijgt voor ontwikkeling van kennis en vaardigheden.
- Het geven van instructies is een proces wat gevraagd en ongevraagd verloopt. Dit kan
kind als positief ervaren waardoor die meer initiatieven zal gaan nemen. Of hij kan
overladen worden door instructies waardoor hij geen initiatieven durft te ontplooien en
te veel denkt aan wat ouders ervan zullen vinden.
- Instructie geven bevordert zelfstandigheid en zelfredzaamheid
Controle uitoefenen: stellen van regels, beroep doen op verantwoordelijkheid en
zelfstandigheid, informatie en aanwijzingen geven, uitleggen waarom iets niet mag.
- Autoritaire controle/ restrictieve controle: opvoedgedrag waarbij ouder druk uitoefent
op het kind om correct gedrag te vertonen. Macht en gezag van ouder centrale rol.
Ouder gebruikt macht om bepaald gedrag af te dwingen, waarbij onvoorwaardelijke
gehoorzaamheid wordt verlangd.