Financieel recht samenvatting
Onderdeel 1: Zekerheidsrechten
Goederenrecht:
Het goederenrecht maakt deel uit van het vermogensrecht in het burgerlijk recht. Voor een
groot deel is het goederenrecht dwingend recht.
Goederen zijn zaken of vermogensrechten. Het goederenrecht vind je in Boek 3 en 5 van het
Burgerlijk Wetboek.
Goederenrechtelijke rechten zijn rechten op bepaalde goederen. Deze rechten kunnen tegen
iedereen worden gebruikt. Dit betekent dat het absolute rechten zijn.
Bij goederenrecht volgt het recht de zaak, dit heet droit-de-suite.
Ook gaat hierbij het oudste recht voor het jongere.
Eigenaar: Degene die op rechtmatige manier eigenaar is geworden, door bijv. een koop, iets
cadeau krijgen of erven. Art. 3:80 BW: Verkrijging van goederen.
Bezitter: Degene die het goed in handen heeft.
Houder: Degene die het eigendomsrecht van een ander respecteert. (Denk aan autoverhuur,
of een goed uitlenen)
Art. 3:84 BW Overdrachtseisen voor een geldige overdracht:
1. Geldige titel
2. Beschikkingsbevoegdheid
3. Levering
Constitutum possessorium: Bezitter wordt houder.
Registergoederen: goederen waarvan voor de overdracht of vestiging van beperkte rechten
op die goederen een inschrijving in de openbare registers noodzakelijk is. (Denk aan
onroerende zaken zoals een huis of een bedrijfsgebouw.)
Verbintenissenrecht:
Het verbintenissenrecht regelt de rechtsverhoudingen tussen rechtssubjecten onderling en
is voornamelijk te vinden in Boek 6 BW. Persoonlijke rechten zijn rechten op een prestatie
van een of meer bepaalde personen. Persoonlijke rechten kunnen alleen jegens bepaalde
personen worden geeffectueerd, dat betekent dat het relatieve rechten zijn.
Vermogensrechten:
Dit zijn bijvoorbeeld eigendom, vruchtgebruik, pand en hypotheekrecht, erfdienstbaarheid,
erfpacht, opstal en appartementsrecht, maar ook het recht op betaling van de huur uit een
huurovereenkomst en intellectuele eigendomsrechten zoals auteursrechten en aandelen in
een NV of BV.
Beperkt recht: dit is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht. Eigenlijk een
afsplitsing van een moederrecht. Deze zijn geregeld in Boek 3 en 5 van het BW.
,Beperkte rechten Boek 3:
Vruchtgebruik
Pand
Hypotheek
Zij kunnen worden gevestigd op goederen, dus op zowel zaken als vermogensrechten.
In Boek 5 is het recht van eigendom, het meest omvattende recht dat op een zaak kan
rusten, en de volgende beperkte rechten geregeld:
Erfdienstbaarheid
Erfpacht
Opstal
Appartementsrechten
De beperkte rechten worden onderscheiden in zekerheidsrechten en genotsrechten.
Genotsrechten:
Genotsrecht geeft de beperkt gerechtigde een recht op feitelijk gebruik van het goed.
Vruchtgebruik
Erfdienstbaarheid
Erfpacht
Opstal
Appartementsrecht
Zekerheidsrechten zijn rechten die ertoe strekken om op de daaraan onderworpen goederen
een vordering tot betaling van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te
verhalen.
Pandrecht
Hypotheekrecht
Het appartementsrecht valt niet onder het zekerheidsrecht.
Afhankelijke rechten:
Een afhankelijk recht is een recht dat in zodanige verbinding staat met een ander recht dat
het niet zonder dat andere recht kan bestaan. Men spreekt ook wel van een accessoir recht.
Kenmerk: Het kan geen zelfstandig goederenrechtelijk bestaan leiden.
Voorbeelden:
Pand en hypotheekrecht (afhankelijk van vorderingsrecht)
Erfdienstbaarheid (afhankelijk van eigendom heersend erf)
Hypotheekrecht kan alleen worden gevestigd op een registergoed, en pandrecht kan worden
gevestigd op andere goederen. Verwar daarom het woord pand in pandrecht niet met een
echt pand!
Vuistpand: art. 3:236 BW Wanneer de zaak in de macht van de pandhouder wordt
gebracht.
, Bezitloos pandrecht: art. 3:237 BW Dit komt heel vaak voor. De zaak blijft dan in bezit van
het bedrijf, bijvoorbeeld de machines. Dit kan worden gevestigd bij een notariele of
geregistreerde onderhandse akte.
Onderhands: tussen 2 partijen.
Stil pandrecht: Art. 3:239 BW Dit is bijvoorbeeld het recht op vordering op een debiteur,
Dit kan worden gevestigd zonder enige mededeling aan deze debiteur.
Belangrijke bedingen voor het hypotheekrecht:
Huurbeding: Art. 3:264 Het is voor de hypotheekgever niet toegestaan om de woning te
verhuren aan derden. De bank wil dat niet, want stel zij moeten gebruik maken van hun
recht van parate executie, dan levert het huis veel minder op dan zonder huurders. Want
wie koopt er een woning als je er niet in kan? Het is natuurlijk een ander verhaal als het gaat
om beleggingsvastgoed.
Recht van parate executie: Art. 3:248 BW Wanneer de schuldenaar in verzuim is, is de
pandhouder bevoegd om het verpande goed te verkopen, dan wel in het openbaar. (Zie art.
3:250 BW)
Rangregeling: Art. 3:271 Stel er zijn 3 hypotheken gevestigd op een huis, en de
huizenmarkt is ingezakt, dan krijgt de eerste hypotheekhouder als eerst en daarna de rest.
Zuivering: Art. 3:273 de parate executie op een openbare veiling plaatsvindt, en het
wordt verkocht maar er blijkt dat er meerdere hypotheken aanhangen, dan kan er zuivering
worden aangevraagd. Dit zorgt er dan dus voor dat die andere hypotheken wegvallen.
Overeenkomst van borgtocht: Boek 7:
Indien de hoofdschuldenaar niet kan betalen, kan de crediteur de borg aanspreken.
Borgstelling is dan ook een zekerheidsrecht. Zie art. 7:850
Art. 7:855 De debiteur MOET in verzuim zijn.
Het maakt niet uit in welk huwelijksgoederen regime je bent getrouwd, voor de borgstelling
ter bescherming van het gezin/partner, moet er ALTIJD toestemming worden gevraagd aan
de partner.