Hoofdstuk 1 – Jeugdcriminaliteit: wetenschap, media en politiek
Aandacht voor overlast en criminaliteit van jongeren neemt toe. Negatieve aandacht door de
manier waarop jongeren worden neergezet in het nieuws.
Het gaat vaak over allerlei verschillende ‘problemen’. Werkelijke criminaliteit, overlast,
kattenkwaad wordt tegenwoordig allemaal over een kam gescheerd.
De jeugdcriminaliteit neemt af, en toch lijkt er sprake te zijn van een algemene,
aanhoudende paniekstemming dat het de verkeerde kant op gaat met de jeugd.
Media en politiek
Nederlandse media vertonen verschillende biases in de berichtgeving over
jeugdcriminaliteit.
- Hoeveelheid berichtgeving: terwijl de geregistreerde jeugdcriminaliteit al sinds
2007 spectaculair daalt, neemt de berichtgeving hierover nauwelijks af en bij
sommige, nieuwe media neemt de berichtgeving over jeugdcriminaliteit zelfs toe.
- Disproportionele hoeveelheid aandacht die wordt gegeven aan HIC (high impact
crimes)
- De associatie tussen Marokkaanse jeugd en straatterreur.
- Voorheen vooral politieke partijen de boventoon, met name de PVV, in de
berichtgeving. Nu overgenomen door het ministerie van J&V.
Bronnen
Politiecijfers:
Politiecijfers zeggen betrekkelijk weinig over de vraag of er sprake is van een toename.
Cijfers worden niet alleen beïnvloed door de meldingsbereidheid van slachtoffers en
getuigen, ze worden ook beïnvloed door beleidsprioriteiten. Dark number is hoog.
Misdrijven die zichtbaar zijn (straatcriminaliteit), of als een prioriteit fungeren
(geweldscriminaliteit), of daders met een negatieve prognose (allochtonen) hebben
aanzienlijk meer kans om terecht te komen in de politieregistratie en alle stappen van de
rechtsbedeling te doorlopen
Ook veranderingen in de wetgeving, die meestal het gevolg zijn van verschuivingen om de
maatschappelijke aandacht voor bepaalde vormen van deviant en storend gedrag,
beïnvloeden de kwalificaties en procedures, dus criminaliteitscijfers.
Zelfrapportages:
- Kunnen een goed beeld geven van de meest voorkomende/typerende
jeugddelicten.
- Maken ook kenmerkende aspecten van ‘gezonde’ jeugddelinquentie zichtbaar,
namelijk dat het merendeel samen met anderen wordt gepleegd. Alcohol en
drugs spelen daarbij nauwelijks een rol.
- En ze kunnen ook een scherp licht werpen op het verband tussen
jeugdcriminaliteit, etniciteit en cultuur.
,Beperkingen;
- Maar beperkt aantal delicten in de enquête
- Sommige daders moeilijk te bereiken met gebruikelijke enquêtemethoden.
- Geven geen goed beeld van de ernst van delicten, met het oog op de schade en
gevolgen voor slachtoffers
- Minst betrouwbaar bij geweldsdelicten
Slachtofferenquêtes
- Goede indruk van het aantal slachtoffers en de gevolgen voor hen
Beperkingen;
- Geen goed beeld van de leeftijd van daders
- Stijging en daling van cijfers worden voor een deel veroorzaakt door toe- of
afname van de meldingsbereidheid van slachtoffers.
- En deels ook door; toe- of afname van de bereidheid bij de politie om (van
bepaalde delicten) een proces-verbaal op te maken
Prestatie-paradox: hoe beter de politie haar werk doet, hoe meer criminaliteit er lijkt te zijn
Pendelbewegingen in de criminologie
Meerdere paradigma’s die naast elkaar bestaan; verschillende mens- en
maatschappijbeelden en criminologische benaderingen, onderzoeksmethoden en
verschillende visies in het ontstaan en de mechanismen die daarbij een rol spelen.
Voortdurende evolutie waarbij nieuwe inzichten naar voren komen, en theorieën
opnieuw onder de aandacht worden gebracht of samenkomen
- Na 2e wereldoorlog meerdere theorieën vanuit de VS; sociologische en
sociaalpsychologische benaderingen dominant. Criminaliteit gezien als gevolg van
een verstoord aanpassingsproces aan de heersende waarden en cultuur.
Criminaliteit hoofzakelijk in lagere klassen.
- In de jaren 70/80 stevige kritiek op deze traditionele etiologische benadering.
Bronnen waarop empirisch onderzoek steunde bleken vertekend door
selectiemechanismen en stereotypen over bepaalde groepen. Overheidsingrijpen
droeg volgens deze benadering door stigmatisering van groepen jongeren zelfs bij
aan de deviante carrière van jeugdigen.
- Vanaf eind jaren 70: kritiek op beschermingsmodel van een conservatieve
stroming; meeste interventies als verspilde moeite.
- Jaren 80: geloofwaardigheid, het afschrikwekkende en beveiligend karakter van
de strafrechtelijke interventie herstellen Gevoed door opkomt law-and-order
beweging en onderzoeksbevindingen die gebrekkige effectiviteit van
behandelingsprogramma’s aantoonden.
- Internationale teksten: aanbevolen interventies met een opvoedend karakter te
voorzien, rekening houdend met persoonlijkheid en specifieke noden van
jongeren
- 1989: internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind
- Eind jaren 80: meer aandacht voor sociale achtergronden van jeugdcriminaliteit
- Socialecontroletheorie/ bindingstheorie Hirschi
- Eind jaren 90: meer kritiek op werking politie en justitie; onvoldoende
waarborgen veiligheid van burgers
,Pendelbeweging hangt voor een belangrijk deel samen met de bredere maatschappelijke en
politieke veranderingen
Levensloop
Age crime curve: laat een snelle toename zien van delinquent gedrag onder jongeren,
gevolgd door een daling daarvan rond de 18 jaar of in de jaren daarna, halverwege de
jongvolwassenheid
Hoofdstuk 7: adolescentie en delinquentie
Hoe kan worden verklaard waarom zoveel adolescenten beginnen met het plegen van
delicten?
- Persoonlijkheidskenmerken
- Omgevingsfactoren
Differentiële associatietheorie – Sutherland
- Verklaarde criminaliteit door het leren in een sociale context
2 elementen:
- De inhoud van datgene wat er geleerd wordt; motivaties, rationalisaties en
attituden;
- Het proces waardoor leren plaatsvindt; leren in intieme sociale groepen, en de
situationele context waarin criminaliteit plaatsvindt belangrijk hierbij is hoe
vaak je met anderen omgaat die crimineel gedrag aanmoedigen, hoe lang je bent
blootgesteld aan criminele gedragspatronen en de status van degene die het
gedrag laten zien.
Sutherland ging ervan uit dat alleen degenen die blootgesteld werden aan crimineel wet
overtredend gedrag van anderen, zelf ook crimineel werden.
Hirshi: hanteerde het uitgangspunt dat alle mensen in principe geneigd zijn tot crimineel
gedrag. Iedereen is geneigd de wet te overtreden en alleen wanneer iemand genoeg
bindingen met de samenleving heeft, stopt dit crimineel worden.
- Sociale bindingen
- Socialecontroletheorie
Bij deze theorie wordt niet verklaard waarom sommige mensen wel en anderen niet in staat
zijn bindingen aan te gaan.
De general theory of crime gaat ervan uit dat mensen delicten plegen door een gebrek aan
zelfcontrole.
A general theory of crime
- Draait om het gebrek aan zelfcontrole
- Mensen die delicten plegen hebben een gebrek aan zelfcontrole
- Gebrek aan zelfcontrole leidt niet alleen tot crimineel gedrag maar ook tot ander
deviant gedrag op andere terreinen; verslavingen, ongezond eten, gevaarlijk
rijden
, Zelfcontrole wordt gemeten door te kijken naar delinquente gedragingen. Dit leidt tot
een tautologische redenering. Als verklaring wordt verwezen naar de leeftijd-
criminaliteitscurve. De theorie is hierdoor minder een verklaring van crimineel gedrag, maar
meer een beschrijving hiervan.
Actuele benaderingen
Dual Taxamony- theorie (Moffit)
- Beschrijven waarom juist adolescenten beginnen met het plegen van delicten
In het model worden twee typen onderscheiden:
1. Het type delinquent dat al in de vroege kindertijd begint met het vertonen van
problematisch antisociaal gedrag en geleidelijk aan een chronisch criminele
levensstijl ontwikkelt de life course persistent delinquent
2. Het type delinquent dat begint met het vertonen van problematisch/crimineel
gedrag in de adolescentie en er voor de volwassenheid weer mee ophoudt
Adolescence-limited; tijdelijk, alleen tijdens de adolescentie
De life course persistent delinquent
Cumulative risk factors: Proces waarbij van jongs af aan sprake is van een opeenstapeling
van op elkaar inwerkende negatieve factoren, zowel bij het kind als bij de omgeving.
- Neuropsychologische factoren: lage verbale vaardigheid, hoge impulsiviteit en
agressieproblemen
- Omgevingsfactoren: ouders (impulsief, agressief), opvoeding (inconsistent
hardhandig straffen) en de gezinssituatie (armoede, wekloosheid, buurt)
De combinatie van deze factoren leiden tot een negatieve spiraal, waardoor het antisociale
gedrag verergert Narrowing options for change
- Verandering blijft mogelijk, maar wordt wel moeilijker
Twee nadelen van de naam life course persistent delinquent:
1. Het gebruiken van deze term suggereert dat al duidelijk is dat het kind levenslang
antisociaal gedrag gaat vertonen. Je kunt nooit met zekerheid zeggen dat een kind
later crimineel zal zijn
2. De term suggereert dat er sprake is van een statisch gegeven en dat verandering niet
mogelijk lijkt te zijn. Die komt niet overeen met wat de theorie stelt; verandering is
moeilijk maar is wel mogelijk
Adolescence-limited
- Oorzaak van het plegen van delicten wordt toegeschreven aan de maturity gap
- De maturity gap staat voor het verschil tussen fysiek en maatschappelijk
volwassen zijn
- Jongeren zitten aan het begin van de adolescentie op de middelbare school; ze
zijn fysiek volwassen, maar maatschappelijk volwassen totaal niet.
De onbewuste frustratie die dit oplevert, zou leiden tot delinquent gedrag omdat
dergelijk gedrag in de ogen van jongeren een statusverhogend effect heeft. Dat gedrag
kijken ze af van de life course persistent delinquent, die zich niks lijkt aan te trekken van