Samenvatting zwaartepunten van het vermogensrecht
Heel uitgebreide en complete samenvatting van 'Zwaartepunten van het vermogensrecht' van Brahn en
Reehuis -
Druk 11 augustus 2020
ISBN 9789013148596
Tentamencijfer: 9
Inhoudsopgave:
Hoofdstuk 1: Inleiding
Deel 1: Goederenrecht
Hoofdstuk 2: Absolute rechten op goederen
Hoofdstuk 3: Verkrijging en verlies van goederen
Hoofdstuk 4: Werking tegen derden en publicatie
Hoofdstuk 5: Bezit
Hoofdstuk 6: Overdracht
Hoofdstuk 7: Derdenbescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid
Hoofdstuk 8: Leveringswijzen
Hoofdstuk 9: Verkrijging door verjaring
Hoofdstuk 10: Eigendomswijzigingen uit boek 5
Hoofdstuk 11: Beperkte rechten op goederen
Hoofdstuk 12: Voorrang verschaffende rechten
Deel 2: Verbintenissenrecht
Hoofdstuk 13: Verbintenis en Verbintenissenrecht
Hoofdstuk 14: De bronnen van de verbintenis
Hoofdstuk 15: Totstandkoming van overeenkomsten
Hoofdstuk 16: Nietige en vernietigbare overeenkomsten
Hoofdstuk 17: uitleg en uitvoering van overeenkomsten
Hoofdstuk 18: Nakoming en anderen wijzen van tenietgaan van verbintenissen
Hoofdstuk 19: Rechten van de schuldeiser bij niet-nakoming I: nakoming en schadevergoeding
Hoofdstuk 20: Rechten van de schuldeiser bij niet-nakoming II: opschorting en ontbinding,
schuldeisersverzuim
Hoofdstuk 21: Verbintenissen uit de wet I: onrechtmatige daad, kwalitatieve aansprakelijkheid
Hoofdstuk 22: Verbintenissen uit de wet II: Zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en
ongerechtvaardigde verrijking
Hoofdstuk 23: Schade en wettelijke schadevergoedingsplicht
Hoofdstuk 24: Natuurlijke verbintenis
,Hoofdstuk 1: Inleiding
Vermogen en vermogensrecht
In juridische zin wordt met ‘vermogen’ bedoeld: alle op geld waardeerbare rechten en
verplichtingen die een rechtspersoon heeft. Men is bijvoorbeeld eigenaar van een aantal zaken,
denk aan een huis, een auto of sieraden. Daarnaast kan men vorderingen hebben, bijvoorbeeld
op een vriend die geld heeft geleend. Andersom kan men zelf ook een verplichting of schuld
hebben. Dit alles tezamen vormt het ‘vermogen’. Het (objectieve) vermogensrecht omvat alle
regels met betrekking tot de rechten en verplichtingen die men heeft. Het objectieve recht betreft
alle op dit moment in Nederland geldende regels. Uit dit objectieve recht vloeien zogenaamde
subjectieve rechten voort. Subjectief recht ziet op bevoegdheden die iemand kan hebben. Zo heeft
iemand die eigenaar is van een auto de bevoegdheid om deze te gebruiken, te verkopen of uit te
lenen. Een subjectief recht, zoals het eigendomsrecht, vloeit voort uit het objectieve
vermogensrecht.
Belangrijke begrippen:
• Vermogen
• Vermogensrecht
• Goederenrecht
• Verbintenissenrecht
• Subjectief recht
• Objectief recht
Goederen- en het verbintenissenrecht
Er is een belangrijk onderscheid tussen goederenrecht en verbintenissenrecht. Subjectieve
rechten kunnen namelijk betrekking hebben op goederen of personen. Het goederenrecht ziet op
de rechtsverhouding tussen een persoon en een goed. Het beantwoordt bijvoorbeeld de vraag
aan wie een auto of sieraad toebehoort en wie deze mag verkopen. Het verbintenissenrecht ziet
op de rechtsverhouding tussen personen onderling. Wanneer twee personen een
koopovereenkomst hebben gesloten en de koper betaalt niet, welke rechten heeft de verkoper
dan? Of wanneer iemand je auto heeft beschadigd, heb je dan recht op schadevergoeding van die
persoon? Een ‘verbintenis’ heeft betrekking op de rechtsverhouding tussen twee personen, die
bijvoorbeeld is ontstaan door het sluiten van een koopovereenkomst. De ene persoon heeft een
subjectief recht (vordering) jegens de ander, en de ander heeft een verplichting (schuld) jegens de
eerste persoon. De verkoper van een auto heeft een vordering op de koper, hij heeft namelijk
recht op de afgesproken koopprijs. Deze koopprijs vormt de schuld van de koper, hij heeft de
verplichting deze te betalen. Door het sluiten van de koopovereenkomst is een verbintenis
ontstaan tussen koper en verkoper, waaruit zowel verplichtingen als rechten voortvloeien. Welke
rechten en verplichtingen dit zijn, en hoe zij kunnen worden afgedwongen, is bepaald in het
verbintenissenrecht.
Het goederenrecht ziet op rechten op goederen die tegenover iedereen ingeroepen kunnen
worden. Zo’n recht – ook wel een ‘absoluut recht’ genoemd – heeft dus derdenwerking. De
eigenaar van een fiets kan zijn eigendomsrecht tegenover iedereen inroepen. Er geldt een
gesloten systeem van absolute rechten: enkel de in de wet genoemde absolute rechten worden
erkend. Het verbintenissenrecht daarentegen verschaft iemand een recht dat slechts tegenover
een bepaald persoon kan worden ingeroepen (degene met wie je een overeenkomst hebt
,gesloten bijvoorbeeld). Een recht dat voortvloeit uit een verbintenisrechtelijke verhouding wordt
een ‘relatief recht’ genoemd. Er bestaat geen gesloten stelsel van relatieve rechten: partijen
bepalen in beginsel zelf welke verbintenissen zij in het leven willen roepen. Waar het
goederenrecht vooral dwingend recht bevat, bestaat het verbintenissenrecht voornamelijk uit
aanvullend recht. De rechtsgebieden verschillen van elkaar, maar zijn ook onlosmakelijk met
elkaar verbonden.
Hoe is het vermogensrecht geregeld in het BW?
Het vermogensrecht is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. De opbouw van het Burgerlijk Wetboek
is als volgt:
• Boek 1: Personen- en familierecht
• Boek 2: Rechtspersonenrecht
• Boek 3: Vermogensrecht in het algemeen
• Boek 4: Erfrecht
• Boek 5: Zakelijke rechten
• Boek 6: Verbintenissen in het algemeen
• Boek 7 en 8: Bijzondere overeenkomsten en Verkeersmiddelen en vervoer
• Boek 9: Voortbrengselen van de mens zoals auteursrecht (nog niet ingevoerd)
• Boek 10: Internationaal privaatrecht
Het vermogensrecht kent een gelaagde structuur: het BW bestaat uit diverse lagen, het is
ingedeeld van algemeen naar bijzonder. Men start in Boek 3 met algemene begrippen en regels.
Vervolgens zijn in Boek 5 bijzondere regelingen te vinden. Boek 6 bevat zowel algemene als
bijzondere delen en Boek 7 bestaat uit specifieke regelingen ten aanzien van een aantal
overeenkomsten (zoals de koopovereenkomst). Voor de totstandkoming hiervan kijkt men in het
algemene Boek 6 (titel 5). In Boek 6 wordt de overeenkomst aangemerkt als een rechtshandeling,
voor dit begrip moet men kijken in de algemene regeling uit Boek 3 (titel 2). De gelaagde structuur
vraagt aldus om een trapsgewijze aanpak.
Er bestaan sterke verbanden tussen het verbintenissenrecht en het goederenrecht.
Goederenrecht: wat is een absoluut recht op een goed, wat is bezit en hoe kun je een goed
verkrijgen? Verbintenissenrecht: hoe ontstaan verbintenissen, wat kan men doen als een
verbintenis niet wordt nagekomen en hoe gaat een verbintenis teniet?
Deel 1: GoederenRecht
Hoofdstuk 2 Absolute rechten op goederen
Eigendomsrecht
Een absoluut recht is het recht van één tegenover iedereen, dit betekent dat het recht te
handhaven is tegenover wie dan ook. Dit wordt ook wel ‘absolute werking’ genoemd. Een bekend
absoluut recht is het eigendomsrecht: het meest omvattende recht dat iemand op een zaak kan
hebben, art. 5:1 lid 1 BW. De eigenaar komt het vrije genot toe van zijn zaak: hij kan de zaak met
uitsluiting van anderen gebruiken, art. 5:1 lid 2, tenzij hij anderen hiertoe toestemming verleend.
Hij kan zijn zaak bijvoorbeeld uitlenen of verhuren. Een eigenaar is daarnaast exclusief bevoegd
, om over zijn zaak te beschikken: deze te vervreemden (verkopen) of er een beperkt recht op te
vestigen, bijvoorbeeld een hypotheekrecht of vruchtgebruik. Enkel de eigenaar kan dus een
andere persoon eigenaar van de zaak maken.
Zowel het genots- als het beschikkingsrecht is niet onbeperkt. Art. 5:1 lid 2: het vrije gebruik van
de zaak wordt begrensd door rechten van anderen, wettelijke voorschriften en regels van
ongeschreven recht. Rechten van anderen: bijvoorbeeld door de eigenaar verleende
gebruiksrechten. Een uitgeleend boek kan niet door de uitlener worden opgehaald voordat de
uitleentermijn voorbij is. Ook wettelijke regelingen kunnen het eigendomsrecht beperken, denk
aan de Erfgoedwet waaruit volgt dat de eigenaar van een rijksmonument deze niet zomaar kan
verbouwen. Tot slot wordt het vrije genotsrecht beperkt door leerstukken uit het ongeschreven
recht: misbruik van recht en hinder. Een bevoegdheid kan worden misbruikt door haar uit te
oefenen, art. 3:13 BW:
• Met geen ander doel dan een ander te schaden (bijvoorbeeld: wanneer A op zijn grond een
enorme watertoren bouwt – wat in principe mag – met als enig doel B te schaden door hem
het uitzicht te belemmeren. Dit betreft misbruik van het eigendomsrecht, zie de Watertoren-
arresten) of
• Met een ander doel dan waarvoor zij is verleend (komt niet voor bij eigendom) of
• Ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de
uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die
uitoefening had kunnen komen (bijvoorbeeld: wanneer A per ongeluk een stuk van zijn
garage op het perceel van B heeft gebouwd. Het is dan onevenredig om afbraak van de
garage op het perceel van B te vorderen, aangezien dan de hele garage gesloopt moet
worden; er wordt in dat geval een verkeerde belangenafweging gemaakt.
Schadevergoeding eisen is in dit geval wel gepast, art. 5:54 BW).
Daarnaast kan men zijn recht misbruiken door het veroorzaken van hinder. Buren bijvoorbeeld
dienen wat gewoonten van elkaar te verdragen, maar het onevenredig verspreiden van stank,
geluid, enz. is verboden. Het eigendomsrecht kan worden beperkt wanneer een ander hierdoor
hinder ondervindt (zie art. 5:37 BW indien sprake is van naburige erven). Illustratief is het Kraaien
en roeken-arrest. Misbruik van eigendomsrecht en hinder spelen een rol in zowel het
goederenrecht als in het verbintenissenrecht. De ongeoorloofde uitoefening van het
eigendomsrecht (misbruik) en het (ongeoorloofd) aantasten van iemands eigendomsrecht (hinder)
kunnen een onrechtmatige daad en een schadevergoedingsverbintenis opleveren. Zie voor
misbruik van recht art. 6:162. Hinder ex art. 5:37 levert altijd een onrechtmatige daad op.
Onrechtmatige hinder welke buiten de reikwijdte van art. 5:37 valt, kan een onrechtmatige daad op
grond van art. 6:162 opleveren.
Tegenover wie kan het eigendomsrecht gehandhaafd worden? In beginsel iedereen. Dit maakt het
een absoluut recht met een exclusief karakter. Krachtens art. 5:2 kan de eigenaar zijn zaak
opeisen van elke persoon die de zaak zonder recht houdt, dit wordt revindicatie genoemd. Het
eigendomsrecht kan op deze wijze worden gehandhaafd jegens iemand die de zaak onrechtmatig
heeft verkregen, denk aan een dief. Wanneer een zaak uit de macht van de eigenaar raakt, volgt
het eigendomsrecht de zaak. Dit wordt ‘zaaksgevolg’ of ‘droit de suite’ genoemd. Een ander recht
dat voortvloeit uit de absolute werking van het eigendomsrecht betreft de separatistpositie (ook
wel: ‘droit de préference’) van de eigenaar. Dit houdt in dat een eigenaar zijn zaak kan opeisen
wanneer deze zich onder iemand bevindt die failliet is. Als A bijvoorbeeld zijn auto ter reparatie bij
B heeft staan en B gaat failliet, dan kan A als separatist zijn zaak opeisen alsof er geen
faillissement bestaat. Omdat A eigenaar van de auto is gebleven, is deze nooit in het vermogen
van B belandt en kan diens curator de auto niet verkopen. De opgeëiste auto moet worden
teruggeven aan A.
Het eigendomsrecht betreft een ‘absoluut subjectief vermogensrecht’. Het recht van een
schuldeiser uit een verbintenis betreft een ‘relatief subjectief vermogensrecht’. Op grond van het
objectieve (het geldende) recht heeft een eigenaar het subjectieve recht (bevoegdheid) om over