Dekweefsels vormen als fysieke barrière een mechanische afweer tegen ziekteverwekkers en
gevaarlijke stoffen. Dekweefsels beschermen het inwendige milieu tegen schadelijke invloeden
van het uitwendige milieu doordat de cellen nauw aaneengesloten zijn. De opperhuid is een
dekweefsel. De hoornlaag is de buitenste laag van de opperhuid en bestaat uit dode ellen. Vanuit
de basale cellenlaag groeit de afslijtende opperhuid aan. Deze is dun en bestaat vooral uit
stamcellen. Nieuwe dochtercellen duwen oude dochtercellen naar het oppervlak, die de nieuwe
hoornlaag vormen. Onder de opperhuid bevindt zich de lederhuid: bestaat uit elastische vezels en
veel zintuigjes. Hieronder bevindt zich het onderhuids vetweefsel, dat werkt als warmte-isolatie.
Melanocyten zijn pigmentvormende cellen en hebben lange uitlopers met korrels melanine. Dat
pigment hoopt zich op om de kernen van naburige cellen en beschermt zo het DNA. Als dat niet
gebeurt kan UV het DNA beschadigen. Je longen en darmen zijn bedekt met het slijmvlies. Hier
scheiden slijmbekercellen slijm af dat bacteriedodende stoffen bevat. In de longen blijven bacteriën
en stof in het slijm plakken. Dit slijm wordt omhoog afgevoerd door trilharen, waar je het inslikt. De
meeste bacteriën overleven de biochemische barrière van de maag niet. Stekels en doornen zijn
voorbeelden van mechanische afweer. Sommige planten maken stoffen waarmee ze zich
beschermen tegen herbivoren, dit is chemische afweer. Dit kunnen bijtende, brandende of giftige
stoffen zijn. Plantencellen herkennen schadelijke schimmels en bacteriën via receptoren op de
celmembranen. Dat leidt tot maatregelen, bijvoorbeeld het sluiten van de huidmondjes. Hierdoor
verhinderen ze dat er meer bacteriën binnenkomen. Sommige planten maken H2O2 waardoor de
celwand verdikt en meer bescherming biedt. Andere maken stoffen die schimmelsporen doden die
op het cuticula van hun bladeren komen. Als een cel beschadigd is komt er NO vrij. NO is dodelijk
voor ziekteverwerkers, maar ook voor de plant zelf. Als er vraat plaats vindt, scheiden bijna alle
planten stoffen af. Veel geurstoffen werken als een waarschuwingssignaal voor andere planten.
Sommige planten maken in kliercellen buiten de bloemen speciale nectar voor dieren die de
belagers van de plant opeten. Door deze lokstoffen zet de plant de vijanden van zijn vijand in om
zichzelf te beschermen.
21.2 Niet-specifieke afweer
Bij bacteriën ligt het cirkelvormig chromosoom los in het grondplasma. Hiernaast hebben zij
plasmiden. Bacteriën behoren tot de prokaryoten want ze hebben geen celkern. Je microbioom is
in totaal zo’n anderhalve kilo. Sommige bacteriesoorten maken giftige stoffen die organen
beschadigen. Sommige ziekteverwekkers zijn wel eencellig, maar zijn eukaryoten. Dergelijke
parasieten veroorzaken bijvoorbeeld malaria. Deze kunnen zich geslachtelijk en ongeslachtelijk
voortplanten. Virussen maken gebruik van cellen om zich te vermeerderen. Een virusdeeltje
bestaat uit erfelijk materiaal met daaromheen een eiwitkapsel. Soms bevat het een membraan met
eiwitten afkomstig van de gastheer en het virus (virusenvlop). Eiwitten van virussen hechten aan
receptoren op het celmembraan van de gastheercel. Het virus gaat via endocytose de gastheercel
in. Na het vrijkomen integreert het DNA van een DNA-virus met behulp van integrase in het DNA in
de kern. Bij een RNA-virus kan dit niet. Dit RNA moet eerst omgezet worden tot DNA met behulp
van reverse transcriptase. Dit gaat niet foutloos, waardoor RNA-virussen snel muteren. Na
transcriptie en translatie ontstaan nieuwe virusdeeltjes. Als een ziekteverwekker het bloed in komt,
komt de niet-specifieke afweer ( = opruimsysteem van witte bloedcellen en bloedeiwitten dat
lichaamsvreemde deeltjes onschadelijk maakt) in actie. Het afweersysteem is in staat onderscheid
te maken tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd. Al je lichaamscellen zetten moleculen aan de
buitenkant van hun membraan. Het zijn antigenen: moleculen die het afweersysteem kunnen
activeren. Met behulp van MHC-I-moleculen zijn antigenen gevestigd aan het celmembraan. Door
deze moleculen zijn je cellen herkenbaar als lichaamseigen. Na besmetting met een virus, maakt
de cel ook viruseiwitten. Een deel van de viruseiwitten breekt de cel af en zet stukjes ervan met
behulp van MHC-I-moleculen als antigeen op het celmembraan: cel is nu herkenbaar als
geïnfecteerd. Eiwitten van het complementsysteem ruimen vreemde/geïnfecteerde cellen op. Door
contact met complementeiwitten met een ziekteverwekker start een cascade aan chemische
omzettingen. Dit kan leiden tot 3 reacties:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper loiskok. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.