Tijdvak 7; tijd van pruiken en
revoluties
Kenmerkend aspecten
Rationeel optimisme en “verlicht denken” dat werd toegepast op alle terreinen van
de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
Voortbestaan van het ancien regime met pogingen om het vorstelijk bestuur op
eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme).
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën
en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de kopkomst van het
abolitionisme.
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
Samenvatting
De maatschappelijke ordening van de zeventiende en achttiende eeuw heet het Ancien
régime. Hier was nog altijd sprake van een standensamenleving. Door toename van
economische macht bij de derde stand kwamen sociale verhoudingen onder druk te staan.
De burgerij eiste bestuurlijke invloed.
De wetenschappelijke revolutie heeft ervoor gezorgd dat men meer vanuit het ‘gezonde
verstand’ wilde redeneren rationalisme. Mensen verloren langzaam het idee dat alles met
goed te maken heeft. Zo wilden ze de samenleving verbeteren. Tijdens de verlichting
bekritiseerde een aantal denkers dan ook de kerk. Deze denkers vroegen zich af wat het nut
was van de kerk.
Jean-Jacques Rousseau onderzocht kritisch de oorsprong van de macht van de koning. Hij
concludeerde dat alle macht afkomstig is van het volk en dat alle mensen van nature gelijk
zijn. Hij werkte het idee van volkssoevereiniteit uit. Hij concludeerde dat de koning de
macht niet van god had gekregen, maar van het volk.
De Engelse filosoof John Locke maakte duidelijk dat iedereen voor de wet gelijk is en dat die
wetten ook voor vorsten gelden. Deze regels golden al sinds de Glorious Revolution van
1688. Deze regels hadden de macht van de koning flink aangetast. De Engelse
staatsinrichting was voor Franse verlichte denkers groot voorbeeld. De adel en geestelijke
betaalde in Engeland bijvoorbeeld wel al lang belasting.
Charles Montesquieu vond dat het Engelse model, waarbij de volksvertegenwoordiging het
recht had om wetten te maken en goed te keuren, te prefereren viel boven de Franse
situatie. Hij vond dat er een driedeling in macht moest komen: Trias politica (Uitvoerende,
wetgevende en controlerende macht).
In de tijd van pruiken en revoluties schreven wetenschappers veel brieven om denkbeelden
met elkaar te delen. Alle bevindingen werden door wetenschappers in een Encyclopedie
geschreven. Deze boeken waren overal te vinden, bijvoorbeeld in bibliotheken. Ze waren dus
goed toegankelijk voor veel mensen! Ook door middel van toneelstukken raakten de
wetenschappelijke ideeën verspreid.
Koning Frederik de Grote van Pruisen is de meest uitgesproken vertegenwoordiger van het
verlicht absolutisme. Hij correspondeerde met wetenschappers en filosofen. Hij probeerde
, ook echt hun denkbeeld toe te passen in de maatschappij, om het bestaan van zijn
onderdanen dragelijker te maken. Hij had dus het best voor, voor zijn volk. Maar als het op
besturen aan kwam eiste hij alle macht op. Alles voor het volk, niet door het volk.
Voltaire was voor Frederik een groot voorbeeld. Lang voerde hij briefwisselingen met hem
uit. Toen Voltaire, Frankrijk moest ontvluchten trok hij in bij Frederik. Hij ging hier naar de
Academie van wetenschap en kreeg goed betaald. Hij verbleef daar drie jaar (1750-1753),
hierna bekoelde de relatie, omdat Voltaire een zeer uitbundige leefwijze had, in
tegenstelling tot Koning Frederik. Toch hadden Voltaire en Frederik veel overeenkomsten als
het op besturen aankwam.
Een belangrijk goed wat Voltaire en Frederik deelde was; verdraagzaamheid tegenover
mensen met een ander geloof. Dit was compleet tegengesteld aan de godsdienstpolitiek van
Lodewijk XIV in Frankrijk. Hij had het Edict van Nantes in 1685 opgeheven, waardoor vele
hugenoten het land moesten verlaten. Pruisen had veel van deze Hugenoten, die over veel
kennis en kapitaal beschikten, opgenomen.
Frederik vond het idee van oorlog voeren maar niks. Hij had gezien bij zijn voorgangers dat
het veel geld kost. Toch besluit hij zelf later oorlog te voeren in Silezië. In 1740 volgde in
Oostenrijk Maria Theresia haar vader op. Er waren veel twijfels over, of een vrouw het land
wel kon en mocht besturen. Europese vorsten eisten daardoor de troon op. Hierdoor brak er
een oorlog uit tussen vrijwel alle Europese grootmachten. Tijdens de Oostenrijkse
successieoorlog (1740-1748) slaagde Frederik erin om Silezië te veroveren. Tijdens de
Zevenjarige oorlog (1756-1763) versloeg Pruisen, Oostenrijk opnieuw. Pruisen was aan het
eind van dit tijdvak een grootmacht om rekening mee te houden.
De gebieden die de Spanjaarden in de Tijd van Ontdekkers en hervormers hadden veroverd,
hadden zich toegelegd op landbouw en mijnbouw. Spaanse kolonisten vormden er een elite
met plantages waar suikerriet, tabak, katoen of koffie verbouwd werden. Vanwege het
opraken van de mijnen kregen de koloniën het karakter van plantagekoloniën. De trans-
Atlantische slavenhandel was ook zeer winstgevend.
Europa: Textiel, geweren,
alcoholische drank
Amerika: Suikerriet,
tabak, katoen, koffie Driehoeksmodel
Afrika: Slaven