Samenvatting Klinische psychologie
“Psychiatrie een inleiding”, 9e druk, Nevid, Rathus en Greene
Hoofdstuk 1 Introductie
1.1 Inleiding
1.1.1 Wat is afwijkend gedrag?
Psychopathologie = een deelgebied van de psychiatrie en de klinische psychologie dat zich
bezighoudt met het beschrijven van psychische stoornissen, oorzaken daarvan en
behandelingen daarvoor
o Psychiatrie = medisch specialisme dat zich richt op de diagnostiek en behandeling
van psychische stoornissen
o Klinische psychologie = tak van de psychologie die zich bezighoudt met de
beschrijving, de oorzaken en de behandeling van psychische stoornissen om het
geestelijk welzijn te bevorderen
Psycholoog = Iemand die de universitaire studie psychologie heeft voltooid
o GZ-psycholoog = psycholoog die na zijn studie een aanvullende opleiding heeft
gevolgd en in het BIG-register is ingeschreven. Is bevoegd tot het diagnosticeren en
behandelen van psychische stoornissen. GZ = gezondheidszorg
o Psychotherapeut = iemand die na de studie psychologie of geneeskunde een
vervolgopleiding heeft gedaan waardoor hij is bevoegd tot het geven van
psychotherapeutische behandelingen. Moet in het BIG-register staan ingeschreven.
o Psychiater = iemand die na de studie geneeskunde een vervolgopleiding heeft
gedaan waarin hij zich heeft gespecialiseerd in het diagnosticeren en behandelen van
patiënten met psychische stoornissen. Mag medicatie voorschrijven.
Psychische stoornis = Het geheel van afwijkende emoties, gedachten of gedragspatronen dat
wordt gekenmerkt door o.a. een storing in het functioneren en (persoonlijk) lijden
o 1 op de 2 mensen in NL krijgt op een bepaald moment in zijn leven te maken met
een diagnosticeerbare psychische stoornis
Symptomen = specifieke kenmerken of eigenschappen die passen bij een bepaalde
psychische stoornis
1.2 Hoe noemen en definiëren we afwijkend gedrag?
1.2.1 Criteria voor afwijkend gedrag
Criteria om te beoordelen of emoties, gedachten en gedrag afwijkend zijn
o 1. Uitzonderlijk: uitzonderlijkheid op zichzelf is niet voldoende om gedrag afwijkend
te noemen maar het is een maatstaf die vaak gebruikt wordt bij de beoordeling van
abnormaliteit
o 2. Sociaal afwijkend: Normen van samenleving ontwikkelen zich uit de gewoonten
en opvattingen van een specifieke cultuur. Het zijn relatieve maatstaven en geen
universele waarheden
Rekening houden met culturele verschillen en normen veranderen in tijd
o 3. Foute perceptie of interpretatie van de realiteit: als iemand dingen ziet of
stemmen hoort die er in werkelijkheid niet zijn of last heeft van wanen
o 4. Aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon: persoonlijk lijden als gevolg van
problematische emoties als angst en depressie, juist de afwezigheid van een
emotionele reactie of emoties die lange tijd na de aanleiding nog in alle hevigheid
aanwezig zijn
o 5. Ongepast of contraproductief gedrag
Gedrag dat geen bevrediging maar onprettige gevoelens oproept
Gedrag dat ons beperkt in ons vermogen om bepaalde rollen te vervullen of
dat ons ervan weerhoudt om ons aan onze omgeving aan te passen
1
, o 6. Gevaar: gedrag dat gevaar oplevert voor de betrokkene zelf of voor anderen. De
sociale context is van groot belang
Negatieve emoties zoals angst worden als afwijkend aangemerkt als wij ze excessief vinden
of niet-passend bij de situatie
Afhankelijk van de situatie wegen sommige criteria zwaarder dan andere, maar in de meeste
gevallen gebruiken deskundigen een combinatie van genoemde criteria
1.2.2 Culturele aspect van afwijkend gedrag
Concepten van gezondheid en ziekte kunnen in verschillende culturen een andere inhoud en
betekenis hebben
Abnormale gedragspatronen kunnen zich in verschillende culturen op verschillende wijzen
uiten
De woorden waarmee we psychische stoornissen beschrijven, zoals depressie of geestelijke
gezondheid, hebben in verschillende culturen een andere betekenis, of er bestaat helemaal
geen equivalent voor
1.3 Historische visies op afwijkend gedrag
1.3.1 Hippocrates (460-366 v.Chr.)
Stelde dat de gezondheid van het lichaam en de geest wordt bepaald door een evenwicht in
de humores = lichaamssappen: slijm, zwarte gal, bloed en gele gal. Een verstoring tussen de
humores was verantwoordelijk voor afwijkend gedrag
Classificeerde abnormale gedragspatronen aan de hand van 3 hoofdcategorieën
o Melancholie: buitensporige depressie
o Manie: uitzonderlijke opwinding
o Bezetenheid: het bizarre gedrag dat we tegenwoordig aanduiden met schizofrenie
1.3.2 Arabische psychiatrie (8e tot 16e eeuw)
Typerend was de mensgerichte benadering van geestesziekten
De Koran adviseerde een humane en fatsoenlijke behandeling van geestesziekten waarbij
een psychische stoornis als een praktisch probleem werd beschouwd
1.3.3 Exorcisme en heksenvervolgingen
Middeleeuwen in Europa
Het geloof in bovennatuurlijke oorzaken nam weer toe, met name de doctrine van
bezetenheid: afwijkend gedrag is een teken van bezetenheid door boze geesten of de duivel.
Dit geloof was onderdeel van de lessen van de katholieke kerk
Heksenvervolgingen vanaf einde 15e eeuw tot ver in de 17e
1.3.4 Gekkenhuizen
Vanaf 1600 in Europa
1.3.5 Vanaf 1800: hervormingen
Vanuit inspanningen van artsen als Pussin en Pinel ontstond de behandelfilosofie morele
therapie. De therapie was gebaseerd op het idee dat patiënten door een menselijke
bejegening en een verblijf in een ontspannen en respectvolle omgeving weer normaal
zouden gaan functioneren
Professor Schroeder van der Kolk betekende veel in NL voor de ontwikkeling van psychische
behandeling en verpleging
1841 de eerste Nederlandse krankzinnigenwet
Tot ruim na Wereldoorlog 2 werden patiënten met psychische stoornissen veelal weggestopt
Vanaf midden jaren 50 konden ongeneeslijke patiënten in de gewone maatschappij
functioneren door nieuwe maatschappelijke opvattingen, medicinale ontdekkingen en
nieuwe therapeutische behandelingen
1.3.6 De anti-psychiatrische beweging (jaren 70)
Ging er van uit dat psychische stoornissen überhaupt niet bestaan, maar een product of
gevolg zijn van de (kapitalistische) maatschappij
2
, Heeft invloed gehad op de latere grootschalige vermindering van het aantal psychiatrische
ziekenhuizen en op de latere aanpassing van de wetgeving betreffende de rechten van de
psychiatrische patiënt
Vanaf eind 20e/begin 21e eeuw uitgangspunt bij behandeling van mensen met psychische
stoornissen dat patiënten niet worden opgenomen, tenzij er werkelijk geen alternatief is.
Patiënten zoveel mogelijk ambulant behandelen en met projecten in de maatschappij
houden. Behandeling mag niet onder dwang plaatsvinden
Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (wet Bopz)
Bemoeizorg/outreachende zorg = een vorm van (sociaalpsychiatrische) hulpverlening
waarbij de hulpverleners zich voornamelijk richten op de zorgmijders (mensen in een
behoeftige situatie maar de stap naar reguliere zorgt niet kunnen of willen maken)
1.3.7 Hedendaagse trends
Inhoudelijke factoren, financieel-economische trends en cultureel-maatschappelijke factoren
zijn van invloed op de huidige ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg
2007 Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)
o Hoge zorgkosten verminderen door burger in 1 e instantie zelf verantwoordelijk te
maken voor zorg en steun
1.3.8. Evidence-based medicine (EBM)
= het streven om gebruik te maken van het beste beschikbare bewijs bij het maken van een
keuze voor de behandeling van een patiënt
Evidence based practice = het proces waarin een professional besluiten neemt op grond van
de beste onderzoeksresultaten, ervaring, de voorkeur van de patiënt en de beschikbare
hulpmiddelen
Doet de unieke aspecten van elk mens en zijn interactie met de organisatie geweld aan
1.4 Ethiek in onderzoek
Ethische principes voor onderzoek en manieren om mensen aan onderzoek te onderwerpen,
om de waardigheid van het individu te bevorderen, het menselijk welzijn te beschermen en
de wetenschappelijke integriteit te waarborgen
Psychologen mogen geen methoden gebruiken die psychologische of fysieke schade
toebrengen aan proefpersonen of cliënten en moeten zich houden aan ethische richtlijnen
Ethische commissie keurt onderzoeksvoorstellen goed of af aan de hand van ethische
richtlijnen. Belangrijke principes waarop de ethische richtlijnen zijn gebaseerd:
o Informed consent = Vereist dat proefpersonen de vrijheid moeten hebben ervoor te
kiezen al dan niet mee te doen aan onderzoek en moeten daartoe vooraf voldoende
informatie hebben over het doel, de methoden, de risico’s en voordelen
o Vertrouwelijkheid: verplicht vertrouwelijkheid te beschermen door verslagen veilig
op te bergen en geen identiteiten aan anderen te onthullen
Hoofdstuk 2 Visies op afwijkend gedrag e behandelmethoden
2.2 Het biologische perspectief
Genetica = de wetenschap die onderzoek doet naar erfelijkheid
Genotype = de verzameling trekken die is vastgelegd in onze genetische code
Fenotype = het geheel van onze werkelijke, zichtbare trekken. Een weerslag van de interactie
tussen genetische factoren en omgevingsinvloeden
Mensen met een genotype dat hen gevoelig maakt voor bepaalde psychische stoornissen
hebben een genetische aanleg waardoor de kans groter is dat ze die stoornis ontwikkelen als
respons op stress of andere factoren
Genexpressie: onder welke invloeden komt een gen wel of niet tot uiting?
o Epigenetica = gebied in de biologie onderzoekt de biologische omgevingscontext
waarin genen ‘aan’ of ‘uit’ worden gezet
Proband = de 1e persoon in een familie bij wie een bepaalde stoornis is gediagnosticeerd
3
, 2.2.1 Het zenuwstelsel
Neuronen = zenuwcellen die door het hele lichaam signalen of boodschappen doorgeven
o Cellichamen met celkern waarin zuurstof wordt omgezet, zodat de cel zijn werk kan
doen
o Dendrieten = wortelachtige uitloper van een neuron die zenuwimpulsen ontvangt
van andere neuronen
o Axon = het lange, dunne gedeelte van een neuron
o Eindknopjes = kleine verdikking aan het einde van een axon
o Myelineschede = een isolerende laag om de axon die de overdracht van neurale
impulsen vergemakkelijkt
De neuronen vuren elektrische impulsen af, deze bewegen over het neuron van de dendriet
en naar de eindknopjes
Neurotransmitter = chemische stof die neurale boodschappen van de ene neuron naar de
andere vervoert
o Veroorzaakt een chemische verandering in de ontvangende neuronen, waardoor de
dendrieten en het axon worden geprikkeld de boodschap verder te sturen
Synaps = spleetje tussen een eindknopje van het ene neuron en de dendriet of soma van een
ander neuron, waarlangs de neurale impulsen worden doorgegeven
Receptorplaats = deel van een dendriet van het ontvangende neuron dat gevoelig is voor
bepaalde neurotransmitters
4