Samenvatting van een deel van boek 1 en 2. Boek 1 bevat angststoornissen en stemmingsstoornissen. Boek 2 bevat overige problemen. Beknopt en in kern geschreven met duidelijke uitleg.
Paniekstoornis met of zonder agorafobie
Een paniekstoornis wordt gekenmerkt door het herhaaldelijk optreden van onverwachte
paniekaanvallen. Dit gaat gepaard met een langere periode van angst, onrust, een ernstige
gedragsverandering ten gevolge van paniekaanvallen of zorgen over de consequenties van
de paniekaanvallen of mogelijke aanvallen in de toekomst. Een paniekaanval is een korte
periode van hevige angst of onbehagen die binnen tien minuten tot het hoogtepunt komt.
Zoals hartkloppingen, transpireren of een gevoel van ademnood. Wordt als catastrofaal
beleefd. Patiënt vreest voor een hartaanval of de controle te verliezen.
Cognitieve gedragstherapie is als gunstig onderzocht. Technieken daarvoor zijn exposure in
vivo en interoceptieve exposure (paniekmanagement) en cognitieve herstructurering.
Assessment vindt plaats door middel van een gestandaardiseerd interview zoals het mini-
international neuropsychiatric interview.
Behandeling bestaat dus uit psycho-educatie, (interoceptieve) exposure en cognitieve
technieken. Twaalf sessies elke week 45-60 minuten.
Contra indicaties bestaan uit alcoholgebruik van meer dan twintig glazen per week. Dan
eerst het alcoholgebruik afbouwen. Hetzelfde geldt deels voor het gebruik van sedatieven en
benzo. Soms wordt een kleine mate van benzo gebruikt tegen de angst. Dan afspreken dit op
vaste momenten in te nemen.
Eerste sessie is vooral rationale en afname van vragenlijsten. Belangrijk daarnaast dat
paniekaanvallen worden bijgehouden. Dit kan door middel van een formulier om te
registreren. De meest recente samen met de patiënt invullen. Als huiswerk informatie lezen
over paniekaanvallen en het registreren. Altijd heel belangrijk dat het huiswerk wordt
gedaan en bij protest hier aandacht aan te besteden.
Interoceptieve exposure
In de tweede sessie wordt gestart met interoceptieve exposure. Het doel hiervan is
blootstelling aan lichamelijke sensaties zodat de patiënt leert ze te verdragen. Er worden
nieuwe associaties aangeleerd zoals hartklopping zijn niet gevaarlijk.
Altijd de catastrofale verwachtingen in kaart brengen en deze na de oefening weer
evalueren.
Er zijn allerlei oefeningen als voorbeelden zoals het schudden van het hoofd en het
ronddraaien op een stoel. Als iemand opkijkt tegen een bepaalde oefening is het belangrijk
om deze juist wel te doen. Vaak is het handig om de oefening even kort voor te doen.
Het huiswerk is weer om de paniekaanvallen te registreren en daarnaast moet de patiënt de
interoceptieve exposure oefeningen dagelijks thuis oefenen met behulp van een formulier.
,Daarna worden in de volgende sessie de moeilijkste exposure oefeningen weer herhaald en
geoefend. Als er weinig angst meer is worden oefeningen in het dagelijkse leven gezocht
zoals sporten en zwembaden. Je kan dan ook combineren door bijvoorbeeld koffie te
drinken en daarna in een te warme kamer hardloopoefeningen doen. Dit is exposure in vivo.
Cognitieve therapie
Daarna wordt gestart met cognitieve therapie. Het is de bedoeling dat de patiënt leert
automatische, catastroferende gedachten te herkennen, te corrigeren en te ontkrachten en
rationele alternatieve gedachten te formuleren. Het gaat met name om het uitwerken van
deze gedachten en het formuleren en uitvoeren van gedragsexperimenten. Het gaat om de
gedachten tijdens of over de paniekaanvallen. Gedachten kunnen uitgewerkt worden aan de
hand van een formulier. Het gaat hierbij om de situatie, de automatische gedachte en de
emotie. Later wordt door de patiënt zelf ook de alternatieve gedachte geformuleerd.
Het is belangrijk om bij het uitdagen van automatische gedachten de patiënt te laten
twijfelen aan de gedachte. Er ontstaat dan ruimte om anders naar de gedachte te kijken.
Gedragsexperimenten
Een volgende stap is het gedragsexperiment. Dit is een methode waarin wordt getest of
datgene waar de patiënt bang voor is ook werkelijk gebeurt. Met gedragsexperimenten
kunnen als-dan-verwachtingen worden getoetst. Zoals: ‘Als ik in een drukke trein zit, dan zal
ik flauwvallen’. Het vaststellen van een alternatieve gedachte is hierbij van belang.
Vervolgens gaat iemand meerdere keren met de trein reizen om zijn verwachtingen te
testen. De patiënt gaat het experiment uitvoeren en registreren door middel van het
formulier. De volgende keer wordt weer een nieuw experiment bedacht.
Exposure in vivo
De volgende keer wordt gestart met exposure in vivo. Er wordt blootgesteld aan de
gevreesde stimuli. De patiënt leert om zijn angst te verdragen in verschillende contexten. Zo
worden er reëlere verwachtingen gecreëerd en zal de angst voor bepaalde situaties
verminderen. Het is belangrijk om altijd te evalueren wat iemand ervan heeft geleerd. Je kan
ook verschillende contexten aan elkaar koppelen. Je kan ook de interoceptieve exposure
oefeningen oefenen in een gevreesde situatie. Het is van belang om goed te letten op
veiligheidsgedrag. Daarnaast kan je variëren van moeilijk naar minder moeilijk, en andersom.
Samen met de patiënt worden situaties geïnventariseerd die de patiënt eng vindt. Dit is dan
een exposure lijst. De exposurelijst wordt thuis afgemaakt en meegenomen naar de
volgende sessie.
Veiligheidsgedrag
In de volgende sessie wordt hij nog eens besproken en wordt het veiligheidsgedrag
besproken. Er kan dan begeleide exposure plaatsvinden. Daarna worden deze oefeningen
besproken samen met het leereffect. Tot slot vindt de afsluiting plaats door middel van de
vragenlijsten en het bekijken van de scores in een grafiek.
De behandeling pakt drie gebieden aan: de angst voor lichamelijke sensaties, de
catastroferende gedachten hierover en vermijdingsgedrag. Deze behandeling blijkt heel
, succesvol te zijn. Het kan soms zwaar zijn voor de patiënt en het is belangrijk om hier als
therapeut aandacht aan te geven.
Obsessieve-compulsieve stoornis
Exposure, responspreventie en cognitieve therapie
Patiënten ervaren steeds terugkerende dwanggedachten en/of dwanghandelingen. Hierbij
zijn er obsessies en compulsies. De obsessie is de gedachten die steeds terugkeert en de
compulsie is de handeling om dit tegen te gaan.
Er is empirisch bewijs gevonden voor de rol van operante conditionering bij
dwangstoornissen. Behandelingen met exposure in vivo en responspreventie is vaak effectief
bevonden. Deze elementen zijn beide noodzakelijk in de behandeling. Exposure leidt tot
betere angstreductie en responspreventie tot sterkere vermindering van dwanghandelingen.
Obsessies bestaan uit verstoorde denkpatronen. Hierdoor is cognitieve therapie ook nuttig.
Het gaat hierbij ook weer om automatische gedachten die negatief worden geïnterpreteerd.
Wat alle elementen uit de behandeling gemeen hebben is dat het gaat om het toetsen van
irreële verwachtingen. Ze worden niet afgeleerd maar er komen alternatieve verwachtingen
voor in de plaats.
Meest gebruikte assessment tool is de Y-BOCS. Het protocol bestaat uit twaalf sessies en
behelst zowel exposure en responspreventie als cognitieve technieken. De geleidelijke
afbouw wordt gecombineerd met cognitieve technieken om de disfunctionele opvattingen
en denkfouten op te sporen uit te dagen. Exposure en responspreventie blijken de meest
kritische ingrediënten en daarom wordt hier ook mee gestart.
De eerste sessie start met een kennismaking en inventarisatie van de klachten. Daarnaast ga
je veel uitleggen over de behandeling. Het gaat er met name om dat er situaties en
activiteiten in kaart worden gebracht waarbij dwanghandelingen plaatsvinden. De Y-BOCS
wordt aan het begin, in het midden en aan het eind van de behandeling afgenomen. Leg ook
uit hoe de handelingen de angst in stand houden. De angst wordt minder als deze
opvattingen worden getoetst. Door de zelfregistratie wordt de klachtafname inzichtelijk.
Opdrachtkaartjes
Een volgende stap in de behandeling zijn opdrachtkaartjes. Op ieder kaartje wordt een
dwanghandeling beschreven. Tevens wordt telkens een passende exposure- en
responspreventie opdracht beschreven op het kaartje. Zowel makkelijke als moeilijke. BV:
lamp toilet: het licht uitdoen en niet meer teruglopen om te kijken of het uit is.
Daarna als alle kaartjes gemaakt zijn moet de patiënt ze op volgorde van moeilijkheid leggen.
Dan aangeven met een getal tussen 0-100. Elke sessie ga je samen bekijken welke kaartjes
worden uitgevoerd.
Zelfcontrole technieken
Om de patiënt te helpen bij het huiswerk kunnen zelfcontroletechnieken een uitkomst
bieden. Zoals een stimulus respons interventie. Voorbeelden zijn huishoudelijk werk, bellen
of een boek pakken. Zo heb je ook stimuluscontrole en responsconsequentie. Controle kan
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lukass. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.