Hoofdstuk 1: Recht en regels
1.1 Waarom is er recht?
Rechten en plichten gelden voor het individu en voor de overheid. Deze rechten en plichten
komen voort uit normen en waarden die algemeen gelden in de maatschappij. Door dit in
zogenoemde rechtsregels vastleggen, met de wijze waarop die regels gehandhaafd kunnen
worden, krijgt het recht vorm.
Recht brengt doelmatig ordening aan in de samenleving. Recht geeft spelregels voor
gedragingen tussen individuen onderling en voor het handelen door de overheid. Daarnaast
stuurt het recht het individuele gedrag van burgers.
1.2 Vindplaatsen van het recht
Wet- en regelgeving:
- Wetten bevatten rechtsregels die zijn vastgesteld door de overheid.
- Minister, Provinciale Staten en de gemeenteraad kunnen rechtsregels vaststellen.
- Een wet komt tot stand als de regering (Koning & ministers) en de Staten-Generaal
(Eerste en Tweede kamer) met een wetsvoorstel instemmen.
- De hoogste wet in Nederland is de Grondwet
- Koninklijk besluit: Een regeling die afkomstig is van de regering, zonder dat Staten-
Generaal is betrokken. Wanneer dit KB-regels bevat noemen we dit ook wel algemene
maatregel van bestuur (AMvB)
- Ministeriële regeling: regeling afkomstig van ministers
- Provinciale staten kunnen regels vaststellen voor hun provincie, de gemeenteraad kan dit
doen voor het grondgebied van de gemeente. Zo’n regeling wordt een verordening
genoemd.
- Nederland is lid van de EU en heeft een deel van haar regelgevende bevoegdheden
overgedragen aan organen van de EU. Deze organen stellen verordeningen en richtlijnen
vast die gelden in gehelde Europese Unie.
Jurisprudentie
- Jurisprudentie ontstaat doordat algemene regels moeten worden toegepast in
individuele situaties. Het is de taak van de rechter om uit te maken hoe de regels
bedoeld zijn. Dit doet hij door rechtsregels te interpreteren en daarop gebaseerd een
uitspraak te doen.
- Zo’n uitspraak heet een vonnis, uitspraak of arrest. Een uitspraak van de Hoge Raad der
Nederlanden (hoogste rechter in Nederland) heet een arrest.
- In de rechtsspraak wordt nieuw recht gevormd door rechters, daarom wordt het ook wel
rechtersrecht genoemd.
Gewoonte
- De regels van het gewoonterecht zijn niet ergens opgeschreven maar ontstaan in de loop
van de tijd door het gebruik ervan in algemene kringen.
- Een gewoonte in strijd met het recht valt niet onder het gewoonte recht.
Verdrag
- Verdragen zijn afspraken tussen twee of meer staten die op schrift zijn gesteld en die
gelden in de staten die partij zijn bij het verdrag. Hiervoor moeten de staten dit verdrag
hebben geratificeerd (akkoord verklaard) hebben.
- Veel bepalingen in verdragen hebben directe werking, dit wil zeggen dat iedereen zich
daarop direct kan beroepen, ook als deze niet zijn opgenomen in de wetten of lagere
regelgeving in Nederland.
1.3 Aard van regels
, Sommige rechtsregels leggen aan individuen die een juridische relatie (rechtsbetrekking) met
elkaar hebben, dwingend bepaalde rechten of plichten op. Dit zijn regels van het dwingend
recht waarvan niet mag worden afgeweken. Andere rechtsregels geven partijen de
mogelijkheid om zelf dingen nader te regelen, dit heet semidwingend recht. Ten slotte zijn er
regels die alleen gelden als specifieke afspraken ontbreken, dit wordt aanvullend recht
genoemd.
Rangorde in regelingen:
- Verdragen
- Gemeenschapsverordeningen en richtlijnen
- Grondwet
- Overige wetten
- Algemene maatregelen van bestuur
- Ministeriële regelgeving en richtlijnen
- Gemeentelijke verordeningen
Het objectieve recht bevat alle geldende regels, dus alle rechten en plichten die in de
rechtsbronnen zijn vastgesteld. Een persoonlijk subjectief recht moet van het objectieve
recht worden afgeleid. Dat gebeurt als een bepaald objectief recht specifiek wordt
toegekend aan een individu. Omdat het objectieve recht ook plichten bevat, kan er
vanzelfsprekend ook sprake zijn van subjectieve plichten. Alleen subjectieve rechten en
plichten kunnen worden afgedwongen in een procedure voor de rechter.
1.4 Grondrechten
Grondrechten zijn de meest elementaire en onvervreemdbare rechten van individu, die
zowel door de overheid als door anderen gerespecteerd moeten worden. Grondrechten
vormen een fundament van een menswaardige samenleving.
Klassieke grondrechten: recht op gelijke behandeling, recht op vrijheid van meningsuiting,
recht op eerbieding van de persoonlijke levenssfeer, recht op onaantastbaarheid van het
menselijk lichaam, niemand mag vrijheid worden ontnomen, recht op toegang tot rechter.
De overheid mag op klassieke grondrechten in beginsel geen inbreuk maken, tenzij de wet
haar bevoegdheid verleent.
Ook zijn er sociale grondrechten: recht op gezondheidszorg, recht op sociale zekerheid, recht
op werk, recht op welvaart. Dit kan alleen niet voor de rechter afgedwongen worden. De
sociale grondrechten vormen een opdracht voor de overheid, waarvan iedereen in beginsel
gebruik van kan maken.
1.5 Recht en de praktijk van het zorg- en welzijnswerk
Het recht vormt een kader dat juridische verhoudingen tussen hulp- en dienstverlener en zijn
cliënt, en geeft inhoud aan de verantwoordelijkheden en verplichtingen van beide partijen.
Het recht bepaalt juridische (on)mogelijkheden van de cliënt om zijn eigen welzijn vorm te
geven.
Je kan cliënten ondersteunen bij het vinden van de juiste juridische hulp.
Hoofdstuk 2: indeling van het recht
, 2.1 publiekrecht en privaatrecht
Publiekrecht: de overheid oefent gezag uit op burgers door middel van Overheid
wetgeving, bestuur en het toepassen van sancties. Met haar gezag kan de
overheid macht uitoefenen over de burger.
- Staatsrecht: geregeld hoe de wetgeving tot stand komt en de diverse
organen van de overheid en hun bevoegdheden. Burger
- Bestuursrecht: regels voor organen van de overheid en anderen organen
die openbaar gezag hebben, voor het gebruik van hun bevoegdheden. (Bijv. college
B&W, DUO, immigratie- en naturalisatiedienst)
- Strafrecht: gedragingen die de wetgever strafbaar heeft gesteld, evenals de straffen die
de rechter kan opleggen en de regels voor de manier waarop daders berecht moeten
worden.
Besluiten die door bestuursorganen worden genomen noemen we beschikkingen, ze
verlenen individuele gevallen van recht of leggen een plicht op. Voor bestuursorganen
gelden algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb). De belangrijkste zijn:
- Zorgvuldigheidbeginsel: verlangt dat een besluit zorgvuldig voorbereidt wordt en de
belangen die betrokken zijn afgewogen worden.
- Rechtszekerheidsbeginsel: vereist dat burgers erop kunnen vertrouwen dat hun rechten
en plichten niet zomaar veranderen, zodat zij weten waar zij aan toe zijn.
- Gelijkheidsbeginsel: dwingt bestuursorgaan gelijke gevallen zo veel mogelijk gelijk te
behandelen.
- Verbod van misbruik van bevoegdheid: verbiedt bestuursorgaan om zijn bevoegdheid
voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor bevoegdheid is gegeven.
- Motiveringsbeginsel: bestuursorgaan moet besluiten goed motiveren, het moet
aangeven wat de reden ervan is en hoe het hiertoe is gekomen.
Er is rechtsbescherming voor burger met betrekking tot overheid, zoals mogelijkheid van
bezwaar en beroep. Ook kan er een klacht in worden gediend bij het overheidsorgaan. Als dit
geen oplossing biedt kan de klager de Nationale ombudsman vragen om een onderzoek in te
stellen.
Privaatrecht (civielrecht): betrekking op rechtsverhoudingen tussen personen. Een
rechtsverhouding ontstaat bijvoorbeeld door huurovereenkomst, geregistreerd
partnerschap, iemand een
ander schade toe brengt. (Rechts)persoon (Rechts)persoon
Rechtspersonen zijn organisaties die volgens de wet net als personenrechten en plichten
hebben en daarmee zelfstandig kunnen deelnemen aan het rechtsverkeer. Ook de gemeente
wat van de overheid lijkt, kan een rechtspersoon zijn, hij gebruikt dan geen overheidsgezag.
Functionele rechtsgebieden: regels kunnen zowel privaatrechtelijk als publiekrechtelijk van
aard zijn. Zoals regels over huur, werk, jeugd, gezondheid, sociale zekerheid, vreemdelingen.
2.2 materieel recht en formeel recht
Materiële recht: de inhoud van rechten en plichten
Formele recht (procesrecht): de wijze waarop iemand zijn recht kan halen, betrekking op
manier waarop recht kan worden gehandhaafd.
2.3 beginselen van het procesrecht
Uitgangspunt in het Nederlandse procesrecht is geschillenbeslechting in twee instanties. Dat
wil zeggen dat een geschil op verzoek altijd twee keer inhoudelijk kan worden beoordeeld
door een andere rechter.
Hoge
Raad