Samenvatting Leerboek HRM Duurzame inzetbaarheid
Hoofdstuk 2 Arbeidsmarkt en personeelsplanning
2.1 De arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is het geheel van vraag en aanbod naar arbeid. Aan de vraagkant staan de
organisaties. Aan de aanbodkant bieden mensen zich aan na het volgen van een opleiding, of
die – na een tijdje niet gewerkt te hebben – zich weer op de arbeidsmarkt melden voor een
baan. Zij vormen, samen met de mensen die al een baan hebben, de beroepsbevolking. Deze
bestaat dus uit een werkloos en werkzaam deel.
De arbeidsmarkt is voortdurend in ontwikkeling. De omvang en aard van zowel vraag als
aanbod veranderen voortdurend. De afgelopen jaren zien we in deze ontwikkelingen een
aantal trends, die we hier kort bespreken.
Structurele schaarste in banen
De economie is conjunctuurgevoelig. Er vindt een voortdurende afwisseling plaats van goede
jaren met slechte jaren. Dit betekent dat het de ene keer makkelijk is om nieuwe
medewerkers te vinden (ruime arbeidsmarkt) en het de andere keer moeilijk is om nieuwe
medewerkers te vinden (krappe arbeidsmarkt).
De arbeidsmarkt wordt steeds internationaler
Als gevolg van technologische ontwikkelingen wordt de arbeidsmarkt steeds internationaler.
Digitalisering en robotisering nemen steeds meer toe
Traditionele banen verdwijnen en nieuwe banen komen erbij als gevolg van digitalisering en
robotisering. Dit heeft vooral tot gevolg dat mensen die zich aanbieden op de arbeidsmarkt
over een geheel nieuwe set vaardigheden dienen te beschikken. En dit heeft weer
consequenties voor de manier waarop onderwijs aangeboden wordt.
Flexibilisering van de arbeidsmarkt
We zien een steeds grotere behoefte aan flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Zowel aan de kant
van de werkgevers als aan de kant van de werknemers zien we die ontwikkeling.
Streven naar een inclusieve samenleving
In het afgelopen decennium is – onder druk van de overheid en maatschappelijke
instellingen – steeds meer nadruk komen te liggen op ‘meedoen’. Door deel te nemen aan
het arbeidsproces, leiden mensen een zinvoller bestaan. Dit zou een positief effect hebben
op levensgeluk, terugdringen van criminaliteit enzovoort. Dit geldt voor mensen met een
afstand tot de arbeidsmarkt als gevolg van een arbeidshandicap, maar ook jongeren die
moeilijk een baan vinden of allochtonen die nog steeds gediscrimineerd worden op de
arbeidsmarkt.
1
,2.1.1 Werking van de arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is conjunctuurgevoelig. Simpeler gezegd, betekent dit dat wanneer er
sprake is van een economische recessie, er minder vraag is naar producten en diensten
waardoor de vraag naar arbeid afneemt. Meer mensen zijn werkloos, waardoor het
makkelijker is nieuwe medewerkers te vinden. Bij een economische opleving geldt het
omgekeerde: er is meer vraag naar producten en diensten, waardoor de vraag naar arbeid
toeneemt. Dit leidt tot lagere werkloosheid, waardoor de vijver waaruit organisaties naar
nieuwe medewerkers vissen kleiner is.
De mate waarin de arbeidsmarkt in beweging is en de aard van bewegingen worden niet
alleen beïnvloed door de economische omstandigheden. Nederland kent een open
economie. Dit betekent dat de Nederlandse economie sterk afhankelijk is van de
bewegingen op het wereldtoneel.
Maar nog belangrijker is dat ook de arbeidsmarkt open is. Dit betekent dat zowel de vraag
als het aanbod over de Nederlandse grenzen heen gaat.
Aan de andere kant zien we soms juist wel begrenzingen van de arbeidsmarkt. Dan is er
sprake van deelmarkten die juist kleiner zijn dab Nederland. Bijvoorbeeld door beperkte
geografische mobiliteit van medewerkers.
Ook zien we sectorale grenzen in de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld de vraag naar arbeid in een
specifieke sector. Denk aan verpleegsters, zij hebben bepaalde diploma’s, zomaar iemand
anders zou dit beroep dus niet kunnen uitoefenen.
De arbeidsmarkt is daarmee een complex begrip, waarbij enerzijds onze open economie de
grenzen van de arbeidsmarkt internationaal oprekt. En aan de andere kant regio’s, sectoren,
functies, opleidingen en ervaringen weer zorgen voor allerlei deelmarkten, waardoor
mobiliteit afneemt.
2.1.2 De drie O’s op de arbeidsmarkt
In het hiervoor geschetste speelveld proberen verschillende partijen invloed uit te oefenen.
De arbeidsmarkt wordt vooral vormgegeven door de drie O’s:
1. Organisatie
2. Overheid
3. Onderwijs
Dit zijn de belangrijkste spelers in het bepalen van vraag naar en aanbod van arbeid. Een van
de grootste spanningen op de arbeidsmarkt zijn de verschillen in de tijdshorizon van de
verschillende O’s.
2.1.3 Drie niveaus voor de match tussen vraag en aanbod
Er bestaan drie niveaus waarop kan worden nagedacht over de match tussen vraag en
aanbod. Elk niveau heeft zijn eigen set aan mogelijke interventies en betrokken partijen:
2
, 1. Macroniveau
Op macroniveau hebben we et over de landelijke arbeidsmarkt (zelfs in de context
van de internationale arbeidsmarkt). Deze is in Nederland sterk gereguleerd met wet-
en regelgeving, cao’s en institutionele overleggen. Het macroniveau is het speelveld
van de (landelijke) overheid, vakverenigingen en werkgeversverenigingen. De
interventies komen samen in het landelijk arbeidsmarktbeleid.
2. Mesoniveau
Het tweede niveau is het mesoniveau, dat zich richt op een sector, functioneel gebied
of regio. Hierbij zien we dat er samenwerking ontstaat in een bepaalde sector of
keten. Daarnaast bestaat het speelveld van de regionale arbeidsmarkt niet alleen uit
werkgevers, maar wordt deze ook bepaald door de rol en ambities van het
(beroeps)onderwijs en de regionale overheid. Hiertoe worden interventies opgesteld
in een zogenoemde Human Capital Roadmap: welke route moet gevolgd worden om
het menselijk kapitaal in de sector te behouden en geschikt te maken voor de
toekomst?
3. Microniveau
Ten slotte is er het microniveau, oftewel het niveau van de individuele werkgevers.
Hier zijn de knelpunten in vraag en aanbod op de arbeidsmarkt het meest voelbaar.
Werkgevers hebben moeite om de juiste mensen te vinden, de arbeidsmobiliteit van
hun medewerkers is lager dan wenselijk of medewerkers zijn moeilijk voor langere
tijd vast te houden. Op dit niveau bevindt zich het samenspel tussen individuele
organisatie, onderwijsinstellingen en werknemers.
3
, Het merendeel van interventies om vraag en aanbod te matchen vindt op microniveau
plaats. De vraag naar arbeid is immers een kwestie van individuele werkgevers die allen de
beste talenten binnen hun organisatie willen halen en vasthouden.
Hoe groot de vijver is, is het belang van het collectief. Daarom werken werkgevers saen in
sectoraal of regionaal verband (mesoniveau). Veel bedrijven in een sector werken met elkaar
samen om de aanwas op de arbeidsmarkt te vergroten. Dit doen ze door bijvoorbeeld
techniekdagen te organiseren op middelbare scholen.
4