HOORCOLLEGES EN KENNISCLIPS
~ Diagnostiek van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen ~
Inhoud
HOORCOLLEGE 1 Inleiding en de diagnostische cyclus...........................................................................1
HOORCOLLEGE 2 Intelligentieonderzoek................................................................................................7
HOORCOLLEGE 3 Neuropsychologisch onderzoek................................................................................12
HOORCOLLEGE 4 Diagnostiek bij motorische problemen.....................................................................19
HOORCOLLEGE 5 Vroegkinderlijke diagnostiek....................................................................................23
HOORCOLLEGE 6 Diagnostiek bij verstandelijke beperking..................................................................27
HOORCOLLEGE 7 Diagnostiek van psychosociale problemen...............................................................33
HOORCOLLEGE 8 Diagnostiek van onderwijsleerproblemen................................................................38
HOORCOLLEGE 9 Gezinsdiagnostiek.....................................................................................................44
KENNISCLIP 0 Aanmelding en intake....................................................................................................47
KENNISCLIP 1 Klachtenanalyse.............................................................................................................48
KENNISCLIP 2 Probleemanalyse............................................................................................................49
KENNISCLIP 3 Verklaringsanalyse.........................................................................................................50
KENNISCLIP 4 Integratief beeld.............................................................................................................51
KENNISCLIP 5 Indicatieanalyse en advies..............................................................................................52
HOORCOLLEGE 1 Inleiding en de diagnostische cyclus
Diagnostiek
Diagnostiek betekent letterlijk: de kunst van het ‘doorkennen’ van de mechanismen die bij
een bepaald individu, gegeven zijn of haar omgeving en aanleg, onder de huidige
omstandigheden, leiden tot klachten of disfunctioneren. Tegenwoordig wordt diagnostiek
gezien als: het hele proces van het onderzoeken van een probleem of situatie met het oog
op het verkrijgen van een uniek, gedetailleerd en voldoende compleet klinisch beeld,
teneinde de problemen van de hulpvrager en zijn/haar/hun situatie te begrijpen en te
verklaren, met het oog op gefundeerde advisering en probleemoplossing. Je kunt
diagnostiek leren, maar als je meer ervaring krijgt, wordt je er sneller in; het is dus deels
kunst en deels leer.
Binnen dit vak wordt de volgende definitie aangehouden: Diagnostiek = het gehele proces
van informatieverwerving en -verwerking ten behoeve van de hulpverlening bij gedrags- of
leerproblemen. Meestal start diagnostiek naar aanleiding van klachten, risicofactoren of
eerdere problemen om het ontwikkelingsverloop te volgen. Daarnaast is diagnostiek ook
nodig bij wetenschappelijk onderzoek.
We onderscheiden screening, assessment (beoordeling) en classificatie met betrekking tot
de ontwikkeling, het gedrag en het functioneren. Dit alles wordt geïntegreerd tot een (klinisch
beeld). Drie doelen: 1) problemen begrijpen (onderkennen en verklaren); 2) een advies
geven met betrekking tot verdere begeleiding of behandeling; 3) de ontwikkeling volgen.
1
,Binnen orthopedagogische diagnostiek wordt het kind bezien als opvoedeling in relatie tot
zijn opvoeders. Die relaties die de kinderen hebben met hun opvoeders staan heel erg
centraal. Het gaat om een (cliënt)systeem met een pedagogische relatie, dus ook een werk-
of schoolsetting kan een rol spelen. Twee perspectieven staan centraal in de
orthopedagogische diagnostiek:
1. Systeemperspectief: bij aanmelding van het kind is de context (ouders, leerkracht) en
de wederzijdse beïnvloeding (relatie) tussen het kind en de context vaak onderwerp van
onderzoek transactioneel uitgangspunt.
2. Ontwikkelingsperspectief: in welke ontwikkelingsfase is het kind? Bij verschillende
leeftijden gebruik je andere middelen.
Het doel van orthopedagogische diagnostiek is bijdragen tot het verminderen van een
probleem of het oplossen van een probleem. Hierbij let je niet alleen op de risicofactoren,
maar ook op protectieve / beschermende factoren (wat gaat er goed?). Met deze manier van
diagnostiek proberen we bij te dragen aan het vergroten van de empowerment (=
mogelijkheden om te leren omgaan met problemen) van het cliëntsysteem. Je wilt dat
mensen na de behandeling het weer zelf kunnen gaan doen.
Hoe voeren we diagnostiek uit?
1. Op basis van onze theoretische kennis over de factoren die van belang zijn voor
opvoeding en ontwikkeling.
2. Met behulp van een systematische aanpak: door gebruik van het Hypothese Toetsend
Model en de Diagnostische Cyclus.
3. Diagnoses worden gesteld aan de hand van classificatiesystemen, zoals de DSM.
Diagnose = een gedetailleerd en omvattend beeld met een verklaring voor de problemen
van de cliënt en zijn of haar situatie, uitmondend in een advies. Meestal wordt een diagnose
gesteld aan de hand van een classificatie, bijv. volgens de Diagnostic and Statistic Manual of
Mental Disorders (DSM) of de International Classification of Diseases (ICD;
classificatiesysteem uit de medische wereld). Echter is een classificatie niet altijd mogelijk;
handlingsgerichte diagnostiek kan dan toch aanknopingspunten geven. Voorbeeld: Hoe ga je
om met een heel druk kind dat niet aan andere symptomen voldoet en daarom geen
diagnose krijgt?
Belangrijkste DSM-5 classificatiecategorieën voor kinderen
- Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen: verstandelijke beperking, Autismespectrum
Stoornissen, communicatie- en taalstoornissen, ADHD, motorische stoornissen (bijv.
TIC’s), leerstoornissen (bijv. dyslexie en dyscalculie).
- Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsproblemen: Conduct Disorder
(ernstige gedragsproblemen) of ODD (oppositioneel gedrag).
- Angststoornissen
- Depressie
- Psychotrauma en stressor gerelateerd: Reactieve hechtingsstoornis, PTSS.
- Voedings- en eetstoornissen
- Stoornissen in de zindelijkheid
- Slaapwaakstoornissen
- Andere problemen (V-codes): relatieproblemen, opvoedingsproblemen, mishandeling,
problemen met onderwijs, werk, economische omstandigheden, huisvesting of
acculturatie. Deze V-codes zijn er om aan te kunnen geven wat er nog meer speelt in de
achtergrond van een kind waar mogelijk rekening mee gehouden moet worden.
Voor- en nadelen van diagnoses en classificaties
2
,- Voordelen: betere communicatie tussen professionals en met ouders; systematisch
onderzoek naar aard, voorkomen, oorzaak en gevolg mogelijk; duidelijke koppeling met
prognoses (vooruitkijken, kansen bekijken en lange termijn) en
behandelingsmogelijkheden.
- Nadelen: stigmatiserend (diagnose is te simplificerend en gaat voorbij aan
omstandigheden en relaties die van belang zijn bij de ontwikkeling van
psychopathologie); zet aan tot onjuist gebruik van bijv. financiering van zorg.
Je kunt er van uit gaan dat classificatie betrouwbaar is, ondanks dat de DSM verandert. De
meeste classificaties in de DSM-5 zijn namelijk al lange tijd hetzelfde.
Systematische aanpak in de diagnostiek
5 vragen / kapstokken Diagnostische Cyclus
(De Bruyn et al., 2003)
1. Over wie gaat het? Gezin/individu, leeftijd, Aanmelding
chronische aandoening, setting.
2. Wat is er aan de hand? Klachten en problemen. Klachtanalyse en probleemanalyse
3. Waardoor komt dat probleem, of waardoor wordt Verklaringsanalyse
het in stand gehouden? Verklaringen op
biologisch, cognitief-affectief en/of gedragsniveau.
4. Wat is er aan te doen? Verschillende Indicatieanalyse
behandelingen.
5. Wat is mijn advies? Advies is afhankelijk van Advisering en rapportage
behandelmogelijkheden en wensen van
hulpvragers.
De diagnostische cyclus is gebaseerd op:
- De empirische cyclus van De Groot (1961): wetenschappelijk onderzoek. Hierin worden
hypotheses getoetst met behulp van empirische gegevensverzameling. Het doel is het
toetsen van de juistheid van beschrijvingen van de werkelijkheid.
1. Observatie / oriëntatie op een theorie: wat is normaal gedrag bij een bepaalde
leeftijd?
2. Hypothese / predictie vanuit de theorie: dit gedrag past wel / niet bij deze leeftijd.
3. Hypothesetoetsing: toetsen of de hypothese juist is. Is het zo dat dit gedrag wel / niet
bij deze leeftijd past?
4. Conclusiegeldigheid van de theorie.
- De regulatieve cyclus van Van Strien (1975, 1984): praktijkzorgvelening. Het
zorgverleningsproces is systematisch en in fases ingedeeld. Sommige fases worden
herhaald indien nodig (cyclus). Het uiteindelijke doel is de evaluatie van het effect van de
behandeling. het accent ligt dus veel meer op de behandeling en wat er gedaan kan
worden aan problemen.
1. Probleemherkenning 4. Plannen van de behandeling
2. Probleemdefiniëring / diagnose 5. Uitvoeren van de behandeling
3. Kiezen van een behandeling 6. Evaluatie
Vertaling van de regulatieve cyclus naar de praktijk:
o Fase van aanmelding en intake; het eerste contact.
o Teamoverleg met fase van voorlopige indicatiestelling; voorlopig denkschema en
oriënterend beeld.
o Fase van gericht onderzoek.
o Integratiefase: alle conclusies verzamelen en integreren in een beeld.
3
, o Fase van planning van behandeling.
o Behandeling.
o Evaluatiefase: heeft de behandeling geholpen?
De regulatieve cyclus breidt de empirische cyclus uit en samen vormen ze de diagnostische
cyclus. De diagnostische cyclus is gebaseerd op het Hypothese Toetsend Model (HTM).
Het stellen van hypothesen is van belang
voor de keuze en richting van het
diagnostisch scenario en behandeling. Door
hypothesen heb je oog voor alternatieve
verklaringen en wordt het diagnostisch proces
inzichtelijk: wat zijn jouw stappen geweest en
wat zijn vervolgstappen? Verder gebruik je
theorie als de basis van je hypothesen
waardoor je doelgericht kunt onderzoeken.
De opbouw van de onderkennende en verklarende hypotheses zijn bijna hetzelfde:
Onderkennende hypothese Verklarende hypothese
Hypothese: Er is sprake van… Hypothese: … (een of meerdere problemen) worden
(stoornis of classificatie) [bron]. veroorzaakt / in stand gehouden / versterkt door … (een
conditie of combinatie van condities) [bron].
Theoretisch kader; gebaseerd op wetenschappelijke evidentie.
De conditie is dus een in de wetenschappelijke literatuur
genoemde veroorzakende of in stand houdende factor.
Indicaties en contra-indicaties
Onderzoekshypothese(s)
Onderzoeksmiddel(en)
Toetsingscriteria:
- Per onderzoeksmiddel
- Per onderzoekshypothese
- Per onderkennende hypothese
Resultaten
Conclusie: De hypothese wordt verworpen, aangehouden of aangenomen.
De diagnostische cyclus
Fase Vraag Beschrijving
Aanmeldi Wie betreft het Personalia: Naam, initialen, geboortedatum, leeftijd, schooltype en
ng (cliënt/betrokk groep, gezinssamenstelling, culturele achtergrond, ouderlijk gezag,
enen)? risicofactoren, bijzonderheden.
Klachtan Wat zijn de 1. Aanmeldings- en/of verwijzingsreden: waarom zijn ze hier?
alyse klachten? 2. Screening: eerste informatie ten aanzien van de problemen die
duidelijk zijn geworden uit de eerste vragenlijsten/observaties en
eventueel eerder verzamelde gegevens (dossieronderzoek). Wat
zou eventueel een klacht of probleem kunnen zijn? Is er al een
dossier over eerdere klachten?
3. Klachtanalyse op grond van de uitspraken van de cliënt en de
hulpvraag.
Opstellen diagnostisch scenario
Probleem Wat is er aan Probleembeschrijving in vaktermen.
analyse de hand? Probleemordening en benoeming:
- Ordenen in categorieën van de CBCL of DSM-5
- Thematische ordening (cognitief, sociaal-emotioneel,
neuromotorisch etc.)
- Chronologische ordening (wat kwam eerst?)
- Taxatie van ernst: hoe erg zijn de problemen? Passend bij de
4