H2 Het begrip reflecteren: doel, betekenis en gebruik
2.1 Reflecteren volgens het woordenboek
Volgens Van Dale is reflecteren:
Nadenken (over)
(Licht) terugkaatsen
De tweede definitie, licht terugkaatsen, ken je van de reflectoren op je fiets of sportkleding. Valt er
geen licht op, dan zie je ook niks. Hierin zit een grote parallel met de eerste definitie.
De eerste definitie is van toepassing op het reflecteren binnen de beroepsopleiding die je volgt. Als
student denk je na over een gebeurtenis, een ervaring, een situatie in de beroepscontext. Je laat je
licht schijnen over je eigen functioneren om helderheid te krijgen.
2.2 Het doel van reflecteren
Reflecteren is geen doel op zich. Het is vooral een middel om te leren handelen (denken, voelen) in
toekomstige situaties. Het is goed om te weten dat je nu met alledaagse situaties oefent, om
uiteindelijk te kunnen reflecteren op de beroepspraktijk. Daar draait het allemaal om. Je leert
reflecteren om mede daardoor een goede beroepsbeoefenaar te worden.
Het doel van de vaardigheid reflecteren is bewustwording van en inzicht krijgen in eigen
handelen en gedrag met het oogmerk het persoonlijk professioneel handelen te optimaliseren in
toekomstige beroepssituaties. Een absolute voorwaarde voor reflecteren is een lerende houding.
Reflecteren is dus een vorm van leren, een vorm om jezelf te verbeteren, om vaardiger te worden.
2.3 Uitstapje naar de filosofie
Bijzonder is dat een mens niet alleen denkt, maar ook een niveau hoger kan denken: hij kan denken
over zijn eigen denken. Het moment waarop dit in de geschiedenis duidelijk werd, markeert men als
het begin van de filosofie: ‘Het punt waarop het denken op een beslissende manier van karakter
verandert door zichzelf in zijn reflecties te betrekken’.
Dit begin van de filosofie ligt ongeveer 2500 jaar geleden. Wat tot dan toe als vanzelfsprekend werd
ervaren, zoals natuur, hemel en aarde, werd nu onderwerp van nader onderzoek. Ze stelden zichzelf
vragen over de hen omringende werkelijkheden en de plaats van de mens daarin. Ze keken kritisch
naar de manier waarop zij tot dan toe over de werkelijkheid hadden gedacht. Op systematische wijze
en met argumenten probeerden zij antwoorden te formuleren.
Het woord filosofie stamt van het Griekse werkwoord fileo/filein, dat liefhebben betekent, en het
zelfstandig naamwoord sofia, dat kennis of wijsheid betekent. Je zou filosofie kunnen omschrijven als:
de liefde tot de wijsheid, het willen weten wat echt is en de moeite waard. Het gaat erom
verschijnselen, ideeën, begrippen van alle kanten te bekijken en te analyseren en vraagtekens te
zetten bij zaken die iedereen vanzelfsprekend vindt.
De filosofie bij de Grieken is ontstaan als reactie op het mythische denken. Binnen dit mythische
denken verklaarden de mensen het ontstaan van de wereld en het daarin aanwezig zijn door de
middelen van verhalen over goden (mythen). De Grieken gingen echter kritisch kijken naar deze wijze
van denken, ze stelden daarover vragen. Ze dachten na over het denken dat tot op dat moment
gangbaar was; ze onderwierpen het mythische denken aan een kritische reflectie. Deze reflectie is
onlosmakelijk met de filosofie verbonden. Het gaat niet om een vaststaand gegeven, of het ultieme
antwoord, maar om het nadenken over die werkelijkheid en het zoeken naar wijze (mogelijke)
antwoorden.
In het Nederlands geeft men filosofie meestal weer als wijsbegeerte, en dat drukt uit waar filosofen
naar streven: het begeren om wijs te zijn. Wijsheid moet je dan niet verwarren met ‘alwetendheid’.
Een lerende houding is belangrijk. Wanneer je beseft dat je niet weet waarom je op een bepaalde
manier gehandeld (gedacht/gevoeld) hebt in een situatie én je bent bereid jezelf vragen te stellen
hierover en kritisch naar het eigen handelen te kijken, dan kun je tot inzichten komen die je in de
toekomst helpen op een andere manier te handelen. Bewustwording van eigen handelen kan leiden
tot een ander, nieuw of gewenst (professioneel) gedrag.
Het leerproces dat je hierbij doormaakt kent vier fasen:
1. Onbewust – onbekwaam.
2. Bewust – onbekwaam.
, 3. Bewust – bekwaam.
4. Onbewust – bekwaam.
Aanvankelijk ben je je niet bewust van je onbekwaamheid (fase 1), maar door reflectie, het nadenken
over je gedrag, word je je bewust van je onbekwaamheid (fase 2). Deze bewustwording is een
belangrijke voorwaarde om de volgende stap te kunnen zetten: de wil om bekwaam te worden (fase
3). Hiertoe onderneem je actie, je oefent nieuw gedrag, net zolang tot je het je eigen hebt gemaakt.
Het is bij jou gaan horen en het wordt vanzelfsprekend. Je staat er niet steeds bij stil (fase 4).
2.4 Relatie met social casework
Het reflecteren op eigen beroepshandelen als deskundigheidsbevordering heeft alles te maken met de
opkomst van supervisie binnen de hulpverlenende beroepen, met name binnen het social casework.
Rond 1950 wordt in Nederland het social casework ingevoerd. Dit is volgens Perlman een proces dat
door bepaalde instellingen voor maatschappelijk werk wordt aangewend om de individuele mens te
helpen doeltreffender het hoofd te bieden aan moeilijkheden in zijn maatschappelijk functioneren.
Dit proces of deze methode (systematische denkwijze) is sinds de invoering nog steeds in
ontwikkeling. Nieuwe visies, kennis, onderzoek en technieken dragen hiertoe bij. Een hedendaagse
definitie door Vlaeminck stelt dat social casework de oudste methode is die exclusief binnen het
maatschappelijk geheel werd ontwikkeld en dat die zich erop richt problematische situaties, waarin
personen, gezinnen en groepen zich bevinden, op een procesmatige wijze vanuit een bepaalde plaats
(of organisatie) te beïnvloeden (saneren, handhaven, veranderen) door gebruik te maken van
hulpbronnen in de micro-, de meso- en de macro-omgeving en waarbij de relatie een essentiële rol
speelt.
Een belangrijk aspect in de voortdurende ontwikkeling van de social casework-methode is het leren
vanuit de ervaring. De maatschappelijk werker bevordert zijn beroepsdeskundigheid door reflectie op
casussen uit zijn beroepspraktijk. De introductie van het social casework in Nederland betekende ook
de introductie van supervisie.
2.5 Supervisie
Supervisie is een manier van leren waarbij de hulpverlener:
1. Op basis van theoretische kennis en eigen praktijkhandelen ene vergroting en verdieping van
vakkennis en vakkundigheid nastreeft;
2. Zijn zelfinzicht kan vergroten ten behoeve van hulp aan de cliënt;
3. Eigen gevoelens leert hanteren en controleren;
4. Zich kan oriënteren op de organisatie van de instelling waarbinnen hij werkt.
In 2002 schreef Siegers over supervisie het volgende:
Supervisie is een didactische methodiek gericht op het (beter) uitvoeren van
geprofessionaliseerd dienstverlenend werk, waarin het doelgericht hanteren van de relatie een
belangrijke rol speelt.
Het leren in supervisie is een leren op basis van reflectie. Supervisie richt zich op het
ontwikkelen van zelfgestuurd leren bij de supervisant.
In supervisie leert de supervisant in de uitvoering van zijn beroepswerk op integratieve wijze
en op basis van zelfsturing te functioneren.
In supervisie leert de supervisant om na de supervisie op basis van zelfsturing verder te leren
van zijn werkervaringen.
In supervisie leert de supervisant primair van zijn werkervaringen. De supervisiesituatie zelf is
een tweede aanvullende bron van leermateriaal.
Supervisie veronderstelt een grondstructuur die bestaat uit een directe koppeling van
werksituatie en leersituatie in regelmatige opeenvolging, bepaalde condities aangaande
tijdsduur van bijeenkomsten, aantal bijeenkomsten, frequentie van de bijeenkomsten en het
aantal deelnemers en de relatie tussen de deelnemers.
2.6 Reflecteren: een beroepsvaardigheid
Het beroep waar jij nu voor studeert is een beroep met een publiek belang. Je draagt een
maatschappelijke verantwoordelijkheid, jouw handelen heeft effect op anderen en op de omgeving.
, Elke professional dient in staat te zijn het persoonlijk professioneel functioneren tegen het licht te
houden, zich af te vragen waarom hij handelt zoals hij handelt, wat daar de beweegredenen voor zijn
en of het ‘nog wel klopt wat hij doet’. Dit doet hij of zij op basis van zelfsturing.
2.7 Belang van reflectie
Er zijn meerdere redenen waarom reflectie op het handelen voor beroepsbeoefenaren zo belangrijk is.
Deze zijn gebaseerd op de inzichten van Van Unen, die zich met name richt op hulpverlenende
beroepen.
Professionals zijn kwetsbaar en bij het nemen van ingrijpende beslissingen worden ze vaak
op zichzelf teruggeworpen.
Hulpverlening is complex en vaste oriëntatiepunten (normen en waarden die voorheen
vanzelfsprekend waren) zijn grotendeels weggevallen. Dat verwart en maakt onzeker. De
professional dient zich voortdurend rekenschap te geven van zijn persoonlijk concept van
waarden en normen, het concept van waaruit hij hulp verleent. Hij moet nagaan hoe
betrouwbaar de eigen attitude voor de hulpvrager is. Zelfreflectie is daarom noodzaak.
De professional staat onder druk. Regelmatig komt hij in een situatie waarin men verwacht
dat hij handelt. Vaak doet hij dit zonder te weten wat op dat moment de beste optie is. Een
manier om met deze druk om te gaan, is het zoeken naar betere methoden en instrumenten.
Om dit te kunnen zijn kennis en inzicht in de problematiek en in de positie die hij daarin
inneemt, noodzakelijk. Zelfreflectie is in deze zin een permanent leerproces dat zich
concentreert op zowel cognitieve als affectieve aspecten van het persoonlijk professioneel
handelen.
Via zelfreflectie kan de professional zijn persoonlijk concept van professionaliteit bijstellen, hij
kan zo voorkomen dat modellen en opvattingen over wat wel en niet professioneel is,
gefixeerd raken. Daarmee blijft hij alert op ontwikkelingen binnen het beroepsveld en schept
hij de mogelijkheid creatief en actief bij te dragen aan de discussie hierover.
Ten slotte helpt zelfreflectie de professional een attitude te ontwikkelen van openheid en
toegankelijkheid, niet alleen ten opzichte van en voor de cliënt, maar ook voor collega’s. Het is
een uitdrukking van verantwoordelijkheid die de professional voor de ander (cliënt, collega)
neemt.
Reflecteren richt zich op het optimaliseren van professioneel handelen. Hoe beter je leert
zelfstandig te reflecteren op je professioneel handelen, hoe beter je in staat zult zijn je beroep
zelfstandig uit te oefenen en je eigen deskundigheid op peil te houden. Blijft deze reflectie
achterwegen, dan is de kans groot dat je als professional blijft steken in vanzelfsprekend
reactiepatronen, die vaak voortkomen uit vroegere (levens) ervaringen.
Reflecteren is dus onlosmakelijk verbonden met jouw persoonlijke ontwikkeling tot
beroepsbeoefenaar. Je ontwikkelt je van privépersoon met een persoonlijk gedragsrepertoire (hoe
handel, denk en voel ik in dagelijkse situaties?) tot een professional met een professioneel
gedragsrepertoire (hoe handel, denk en voel ik in professionele situaties?).
2.8 Relatieafhankelijkheid
In zijn boek Voor het eerst supervisie hanteert Zier de term relatieafhankelijkheid om aan te geven
dat de kwaliteit van de dienstverlening afhankelijk is van de kwaliteit van de relatie tussen
dienstafnemer en dienstverlener.
Bij sommige beroepen, waar wel sprake is van direct contact, hoeft er nog geen sprake te zijn van
afhankelijkheid van de relatie. Zier geeft het voorbeeld van de fietsenmaker: als die de band goed
plakt, doet het er niet toe hoe de persoonlijke verhouding tussen hem en de klant is. Dat is feitelijk
juist. Maar zeg eens eerlijk: zou je bij hem terugkomen als hij zich zeer onsympathiek tegenover jou
gedraagt? Ook de fietsenmaker heeft baat bij een goede relatie met zijn klanten.
2.9 Reflecteren: een actueel begrip
Het is opvallend dat er op verschillende maatschappelijke fronten meer behoefte is aan reflectie dan
tot voor kort het geval was. Wat zegt dit over ons? Politiek filosoof Andreas Kinneging heeft hierover
een artikel geschreven. Hij wijt fouten, zoals verkeerde besluiten, voor een groot deel aan het gebrek
aan verdieping voorafgaand aan het nemen van beslissingen. Hij pleit voor meer reflectie. Hij betoogt
dat de tijdsgeest er een is van haast en oppervlakkigheid. Beslissingen worden genomen zonder dat
ze goed zijn doordacht. Dit gebeurt in allerlei sectoren die een publiek belang dienen, zoals politiek,
onderwijs en wetenschap, justitie en de media.