Voor je ligt het proeftentamen HRM toegepaste theorie OP3, behorende bij de cursus HRMHRM44V1 HRM
Overview. Het tentamen bestaat uit 10 Multiple Choice (MC) vragen met vier antwoordalternatieven, waarvan
één het juiste antwoord is en 7 open vragen (10 punten). Veel succes met het maken van de toets.
Bij de open vragen dient het antwoord in het kader opgeschreven te worden. Alle tekst buiten het kader
wordt niet in de beoordeling van het antwoord meegerekend
1. In de jaren ’60 legde men binnen de managementtheorie de nadruk op dat er meer manieren waren om
een organisatieprobleem te benaderen. Binnen welke organisatiekundige stroming plaatsen we deze
gedachte?
A. De contingentiebenadering
B. De systeembenadering
C. De totale kwaliteitszorg (Total Quality Management)
D. De lerende organisatie
2. Wat is kenmerkend voor een Lerende Organisatie?
A. Een organisatie waarin bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie gelegd worden en hiërarchie
zo veel mogelijk vermeden wordt.
B. Een organisatie die gericht is op het optimaal uitoefenen van de eigen functie. Hiertoe zijn uitgebreide
opleidingsvoorzieningen beschikbaar.
C. Een organisatie waarbij primair de strategische top leert van handelingen uit het verleden, om
zodoende nieuwe plannen voor de toekomst te maken.
D. Een organisatie met een sterke eigen identiteit en cultuur, waarbinnen verandering niet wenselijk is.
3. Je doet een STEP-analyse om kansen en bedreigingen in kaart te brengen binnen. Waar heeft deze analyse
betrekking op?
A. De directe omgeving van een bedrijf (o.a. concurrenten en leveranciers)
B. De interne omgeving van een bedrijf (o.a. organisatie, werknemers en aandeelhouders).
C. De indirecte, moeilijk beïnvloedbare omgeving (o.a. technologie en economie).
D. De bedrijfstak van een bedrijf (o.a. klantrelaties en afnemers).
4. Michael Porter beschrijft in zijn vijfkrachtenmodel de vijf krachten die de concurrentie in een bedrijfstak
bepalen. Welke kracht hebben de aannemers door de onderstaande fraude beïnvloed?
In Nederland zijn vanaf 1990 (tot rond 2000) onregelmatigheden opgetreden bij de aanbesteding van
vooral overheidsprojecten. Een van de spelers in de zogenaamde Bouwfraude-affaire was Koop Tjuchem.
Dit wegenbouwbedrijf kwam in 2001 in opspraak toen ex-directeur Ad Bos een schaduwboekhouding
openbaarde. Aannemers verdeelden onder elkaar de opdrachten. De verkrijger van de opdracht
vergoedde aan de concurrenten minstens de kosten van het uitbrengen van de offerte. Deze afspraken
kwamen tot stand in regelmatige vergaderingen.
A. Dreiging van nieuwkomers
B. Onderhandelingsmacht van kopers
C. Onderhandelingsmacht van (toe)leveranciers
D. Dreiging van substituten
, 5. Sinds 1992 heeft pretpark De Efteling een eigen hotel. Waarvan is dit in termen van Ansoff’s alternatieve
strategierichtingen (1968) een voorbeeld?
A. Diversificatie: horizontale integratie
B. Productontwikkeling
C. Diversificatie: verticale integratie
D. Marktontwikkeling
6. In 2007 kocht het Indiase bedrijf Tata Steel voor 8,7 miljard euro het Brits/Nederlandse Corus. Het werd
daarmee eigenaar van de IJmuidense fabrieken die in 1918 als Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en
Staalfabrieken werden opgericht.” Waarvan is hier sprake?
A. fusie
B. joint venture
C. overname
D. strategische alliantie
7. Binnen een organisatie is het vastleggen van processen en procedures noodzakelijk om optimaal te kunnen
functioneren’. Waarvan is dit een voorbeeld in termen van Mintzberg?
A. Professionele bureaucratie/professionele organisatie
B. Adhocratie/innovatieve organisatie
C. Machinebureaucratie/Machineorganisatie
D. Divisiestructuur/gediversifieerde organisatie
8. De cultuurtypering van Quinn en Cameron kent twee dimensies. Welke zijn dit?
A. De mate van machtsspreiding en de mate van samenwerking.
B. De mate van stabiliteit/flexibiliteit en de mate van interne/externe gerichtheid.
C. De mate van beheersbaarheid en de mate van flexibiliteit.
D. De mate van flexibiliteit/beheersbaarheid en de mate van machtsspreiding/samenwerking.
9. Organisaties beschikken over tangible en intangible assets. Behoren de kernwaarden, afgeleid van de
VRIO-analyse, tot de intangible assets?
A. Nee, de kernwaarden behoren tot het innovatieperspectief van de BBSC. Hierin speelt het
onderscheid tussen tangible en intangible geen rol.
B. Ja, want competenties (de doorvertaling van kernwaarden) hebben alleen een indirecte relatie tot de
financiële resultaten.
C. Ja, want intangible assets hebben altijd betrekking op normen, waarden en opvattingen.
D. Nee, want de VRIO-analyse is een model dat zich focust op concrete assets als producten, machines
en huisvesting.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper chinoukdaams1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.