Consumentengedrag
Toetsstof:
Hoofdstuk 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10.1, 10.2, 10.5, 10.7, 12.1, 12.2, 12.4
Hoor- en Werkcolleges
Jaar: 2020/2021
Studie: Tourism Management -NL
Boek: Consumentengedrag – Jeske Nederstigt & Theo Poiesz
, Hoofdstuk 1
Consumentengedrag = Inzicht krijgen in het gedrag van de hedendaagse consument.
Gedrag van personen
Voor, tijdens of na aankoop/gebruik van product of dienst
Evalueren, Onderzoeken, voorspellen, beïnvloeden, etc.
Manieren om behoeftes te ondervinden:
Onderzoek doen (vragen)
De onderdelen van consumentengedrag:
1. Pre-aankoopfase (behoeften bepalen, informatie zoeken)
2. Aankoopfase (bij diensten inclusief de consumptiefase)
3. Post-aankoopfase (gebruiken, afdanken, evalueren)
Het beslissingsproces begint op het moment dat een consument een behoefte ervaart.
,De 6 verschillende fasen \/
Soorten beslissingsgedrag:
Routinematig beslissingsgedrag, vertrouwen en gemakzucht om alternatieven af te
wegen.
Afwisselingsgericht koopgedrag, indien de consument behoeften heeft aan iets
nieuws
Situatiebepaald koopgedrag, het beslissingsgedrag is afhankelijk van de situatie
Impulsief koopgedrag, indien de consument beslissingen maakt in een opwelling,
gestimuleerd door omstandigheden
Beslissingsgedrag op basis van informatieverstrekking
Uitgebreid probleemoplossend beslissingsgedrag, als een beslissing belangrijk is, is
de bereidheid om de benodigde informatie te zoeken en te verwerken groot.
Beperkt probleemoplossend beslissingsgedrag, als een beslissing minder belangrijk
is, zal de bereidheid om informatie te verzamelen en te verwerken, minder worden.
Routinematig beslissingsgedrag, naarmate de ervaring met een product toeneemt,
wordt de kans op een verkeerde beslissing kleiner. De consument hoeft minder
externe informatie te verzamelen.
, Onbewust beslissen, indien de consument een beslissing maakt zonder een bewuste
afweging te maken van voor- en nadelen.
Optimizers: klanten die alleen met het allerbeste genoegen nemen en blijven wikken en
wegen voor ze de beste keuze maken.
Satisficers: goed is goed, besteden niet veel tijd aan het overwegen.
Informationele producten: producten met een probleemoplossende functie en een hoge
bereidheid om informatie over het product te zoeken.
Transformeel: producten met een waarde toevoegende functie.
Business-to-businessmarketing: indien de marketeer zich niet alleen richt op de
eindgebruiker maar ook op de individuele consument en de afnemer, maar op een
organisatie als afnemer (bij industrieel koopgedrag)
Massamarketing: indien er geen rekening wordt gehouden met verschillen tussen de
consumenten.
Passieve consument: een marktpartij die niet zelf weet wat hij wil, maar manipuleerbaar is
door de activiteiten van de marketeer.
Cognitieve consument: wordt gezien als informatieverstrekker en probleemoplosser.
Emotionele consument: neemt alle beslissingen op basis van gevoelens die het
desbetreffende product bij hem oproepen en niet op basis van praktische overwegingen.
Experiencer: de consument laat zich leiden in zijn keuzes door waarden en trends.
Kritische, proactieve consument: consument die veel tijd besteed aan waarde en informatie
voor de aankoop van een product
DMU: Decision Making Unit