Samenvatting Internationaal Privaatrecht
Week 1 – Inleiding en internationale bevoegdheid
Inleiding IPR en bevoegdheid: belangen, structuur Brussel I bis, art. 7(1) en forumkeuze, art. 24
Literatuur
Strikwerda
Hoofdstuk 1 – Inleiding
1.1 Begrip en functie van het internationaal privaatrecht
Het IPR is nodig omdat het privaatrecht van land tot land verschilt en rechtshandelingen zich niet aan
landsgrenzen storen. Het doel is om problemen die voortvloeien uit samenloop van nationale
rechtstelsels bij internationale privaatrechtelijke rechtsverhoudingen te normeren.
Drie hoofdonderdelen:
- Het internationale bevoegdheidsrecht bakent de internationale bevoegdheid van de
nationale rechter af. Dit is het formele ipr.
- Het conflictenrecht door welke rechtsregels worden rechtsverhoudingen beheerst. Dit is
het materiële ipr.
- Het recht inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen
rechtskracht van buitenlandse vonnissen in onze rechtsorde. Dit is het formele ipr.
Elk land kan het ipr naar eigen goeddunken inrichten en in zoverre is ipr geen internationaal recht
maar nationaal recht. Het volkenrecht heeft wel enige betekenis voor het ipr, bijvoorbeeld wanneer
staten zich bij internationale verdragen verbinden tot bepaalde voorzieningen op het gebied van ipr,
zoals eenmaking van conflictregels of bevoegdheidsregels. De wijze van totstandkoming en
inwerkingtreding van deze verdragen, de uitleg ervan, samenloop enz. worden beheerst door het
volkenrecht, gecodificeerd in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht.
Het toepassingsgebied van het ipr omvat in beginsel slechts rechtsverhoudingen met een
internationaal karakter. Het gaat om een geografische benadering. Daartegenover staat de juridische
benadering van de internationaliteitsvraag.
1.2 Bronnen van het internationaal privaatrecht
Het IPR kent vele bronnen: ongeschreven recht, wettelijke regelingen, een groot aantal verdragen en
Europese verordeningen. Bij de uitleg van ipr-regels uit internationale bron moet de rechter zich los
maken van systematiek en het begrippenstelsel van zijn eigen recht. Een ‘verdragsautonome’
respectievelijk ‘verordeningsautonome’ uitleg is aangewezen.
Tot lange tijd speelde het ongeschreven recht een grote rol. Door de groei van wetgeving is de
betekenis hiervan sterk afgenomen. Slechts op het gebied van de erkenning van buitenlandse
vonnissen speelt ongeschreven recht nog een belangrijke rol.
Het Nederlandse ipr is grotendeels gecodificeerd. Toch vormt de wet niet de belangrijkste bron. De
regeling van het conflictenrecht in Boek 10 BW en het internationale bevoegdheidsrecht in Boek 1 Rv
laten de gelding van verdragen en Europese verordeningen op het terrein van het ipr onverlet.
Nederland bindende verdragen en Europese verordeningen gaan immers op grond van art. 93 en 94
1
,Gw voor boven de wet. Nationale ipr wetgeving vult dus alleen leemten op in bestaande internationale
en Europese ipr-regelgeving.
Verdragen vormen een belangrijke bron van het in Nederland geldende ipr. De belangrijkste
internationale organisatie die zich bezighoudt met het tot stand brengen van ipr-verdragen is de
Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.
Ook van groot belang is de ipr-regelgeving die tot stand is en wordt gebracht in het kader van de
Europese Unie. Ingevolge art. 81 VWEU kan de EU door middel van verordeningen regelgevend
optreden op nagenoeg het gehele terrein van zowel het formele als materiële ipr. De uitleg van
verordeningen ligt via de prejudiciële procedure van art. 267 VWEU in handen van het HvJEU.
De verscheidenheid aan bronnen roept vragen op naar de onderlinge rangorde. Uitgangspunten:
- Bij samenloop van een ipr-regel uit internationale bron en een ipr-regel uit nationale bron gaat
de internationale regel in beginsel voor, op grond van art. 93 en 94 Gw.
- Bij samenloop van ipr-regels uit verschillende internationale bronnen wordt de onderlinge
afbakening en rangorde bepaald door hetgeen de desbetreffende internationale verdragen of
regelingen daarover zelf aan voorzieningen bevatten.
- Bij gebreke van dergelijke voorzieningen wordt de onderlinge afbakening en rangorde
bepaald door de algemene regels van het volkenrecht dienaangaande zoals deze zijn
gecodificeerd in art. 30 Verdrag van Wenen.
Om vast te kunnen stellen dat sprake is van daadwerkelijke samenloop dient men scherp voor ogen te
houden wat de toepassingsgebieden zijn van de betrokken regelingen. Daarbij dient onderscheid
gemaakt te worden tussen het materiële, formele en temporele toepassingsgebied van de regeling.
Materiële toepassingsgebied: de door de regeling bestreken onderwerpen, de afbakening van de
regeling ratione materiae.
Formele toepassingsgebied: het naar personele en/of territoriale criteria bepaalde ruimtelijke
toepassingsgebied van de regeling.
Temporele toepassingsgebied: de overgangsrechtelijke voorzieningen van de regeling (bijvoorbeeld
overeenkomsten na 17 december 2009 gesloten).
Samenloop doet zich slechts voor indien de concrete casus valt binnen zowel het formele, het
materiële als het temporele toepassingsgebied van twee of meer internationale regelingen.
Hoofdstuk 2 – Internationaal bevoegdheidsrecht
2.1 Algemeen deel
Het internationaal bevoegdheidsrecht betreft de vraag naar de bevoegdheid van de nationale rechter in
internationaal verband. Het bevat regels die bepalen onder welke omstandigheden en voorwaarden de
nationale rechter bevoegd is een privaatrechtelijke zaak met een internationaal karakter te berechten
en wanneer niet.
Uitgangspunt is dat het internationaal bevoegdheidsrecht nationaal recht is. In de loop der tijd is
echter een groot aantal internationale regelingen tot stand gebracht, die prevaleren boven de nationale
regels betreffende internationale bevoegdheid.
De nationale regels hebben een eenzijdig karakter: ze bepalen wanneer de eigen nationale rechter
bevoegd is een internationale privaatrechtelijke zaak te berechten en wanneer niet. Gaat niet over
2
,vreemde rechters. Voor regels van internationaal bevoegdheidsrecht ligt dat anders: hier is het
mogelijk verdelingsregels tot stand te brengen.
Voor de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter is beslissend het tijdstip waarop de
procedure in eerste aanleg aanhangig is gemaakt, dus het tijdstip waarop de dagvaarding wordt
betekend of het verzoekschrift bij het gerecht wordt ingediend perpetuatio fori-beginsel.
Voorbeeld: de Nederlandse rechter heeft zich bevoegd verklaard op grond dat de gedaagde in
Nederland woont. Deze verhuist tijdens de procedure naar Frankrijk. Dit heeft geen invloed op
bevoegdheid van Nederlandse rechter. Ook geldt het bevoegdheidsrecht dat gold op het tijdstip dat
procedure in eerste aanleg aanhangig is gemaakt.
Immuniteit van jurisdictie: volkenrechtelijk zijn nationale rechters niet bevoegd om rechtsvorderingen
tegen een vreemde staat, diens ambtsdragers en staatsdiensten te berechten. De wederzijdse
onafhankelijkheid van staten verzet zich hiertegen.
Bevoegdheidsgronden
Verschillende belangen spelen een rol in het internationaal bevoegdheidsrecht. Allereerst het belang
van de staat om op zijn grondgebied rust en orde te handhaven. Het belang van de staat vergt dat het
internationaal bevoegdheidsrecht zo wordt ingericht dat geschillen die hecht verbonden zijn met de
forumstaat in de nationale rechter een bevoegde rechter vinden en dat bij het ontbreken van relevante
aanknopingspunten er geen bevoegdheid is. Aan de andere kant het belang van de procespartijen, om
steeds een internationaal bevoegde rechter te vinden, bij voorkeur die uit oogpunt van kosten,
proceseconomie of kwaliteit van rechtsbedeling voor hun geschil het meest geschikt is.
De gebruikelijke gronden voor bevoegdheid worden gevonden in omstandigheden betreffende de
procespartijen, het onderwerp van geschil, of de verhaalsmogelijkheid. Ook de wil van procespartijen
kan van betekenis zijn.
Gronden die betrekking hebben op procespartijen betreffen doorgaans de woon- of verblijfplaats van
de procespartijen. Nationaliteit vormt geen gangbare grond voor bevoegdheid. Wonen partijen in
verschillende landen, dan is de rechter van het land van de woonplaats van de gedaagde partij
bevoegd (forum rei). Sommige rechtstelsels verklaren daarnaast ook de woonplaats van de eiser
bevoegd (forum actoris).
Gronden die betrekking hebben op het onderwerp van geschil betreffen de ligging van de goederen
waarover het geschil gaat, plaats van de handelingen die aanleiding gaven tot het geschil, of de plaats
waar de litigieuze rechtshandeling moet worden verricht dan wel gevolgen heeft.
- Geschillen over zakelijke rechten op onroerende zaken forum rei sitae (ligging van de
zaak).
- Geschillen over overeenkomsten forum solutionis (land waar de overeenkomst ten uitvoer
is of moet worden gelegd)
- Geschillen over onrechtmatige daden forum delicti (waar de OD heeft plaatsgevonden).
- Verhaalsmogelijkheid forum arresti (waarwaar het vonnis kan worden geëxecuteerd op
daar aanwezige en beslagen verhaalsobjecten.
Uitzonderingen:
- Forum non conveniens. De rechter is vrij zich onbevoegd te verklaren indien de zaak
onvoldoende aanknopingspunten heeft met de rechtssfeer van zijn land.
3
, - Forum conveniens. De rechter is toch bevoegd indien de zaak voldoende met de rechtssfeer
van zijn land verbonden is (art. 3 sub c Rv).
- Forum necessitatis. De rechter mag zich toch bevoegd achten indien een effectieve
rechtsingang bij een buitenlandse rechter ontbreekt (art. 9 Rv).
- Litispendentie. De zaak hangt reeds bij een andere buitenlandse rechter (art. 29-34 Brussel I
bis, art. 12 Rv).
De zojuist genoemde gronden zijn terug te vinden in verschillende bronnen:
- Europese regelingen. Belangrijkste is Brussel I bis.
- Verdragen. Onder andere het Lugano-verdrag speelt een rol in de relatie tussen Nederland
met IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Engeland. Het Haags Forumkeuzeverdrag is van
belang in de relatie tussen lidstaten en Mexico, Montenegro en Singapore, en in de toekomst
de VS en China.
- Commuun ipr. De afdeling ‘Rechtsmacht van de Nederlandse rechter’ in het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering. Dit is echter secundair (zie art. 1 Rv).
2.2 De bevoegdheidsregeling van de Brussel I bis-verordening
Brussel I bis is de belangrijkste ipr-regeling voor Nederland. Deze is voortgekomen uit het EEX-
Verdrag en daarna de Brussel I-Verordening. Wanneer is de bevoegdheidsregeling van Brussel I bis
van toepassing? Zie toepassingsgebied:
- Materieel toepassingsgebied. Zie art. 1: burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van
het gerecht. Kan dus ook van toepassing zijn in een zaak die dient bij een strafrechter of een
bestuursrechter. In lid 2 worden een aantal onderwerpen buiten het toepassingsgebied gesteld.
- Formeel toepassingsgebied. Hier moet onderscheid worden gemaakt tussen de
bevoegdheidsregeling in hoofdstuk II en de regeling inzake erkenning en tenuitvoerlegging in
hoofdstuk III. De formele toepassing van de bevoegdheid moet worden afgeleid uit art. 4, 5
en 6. Woonplaats van de verweerder, zie uitzonderingen art. 6 lid 1.
- Temporeel toepassingsgebied. Art. 66 lid 1, rechtsvorderingen ingesteld na 10 januari 2015.
- Samenloop. Hoofdstuk VII (art. 67 e.v.) regelt de samenloop met andere ipr-regelingen.
Het stelsel van de bevoegdheidsregeling is als volgt opgebouwd:
- Art. 4: hoofdregel forum rei.
- Art. 7, 8 en 9: alternatieve bevoegdheidsregels. Bieden aanlegger de mogelijkheid voor een
andere rechter te kiezen dan volgens de hoofdregel bevoegd is. Deze regels bepalen niet
alleen de internationale bevoegdheid, maar ook de interne relatieve bevoegdheid
(dubbelfunctie).
o Art. 7 sub 1: verbintenissen uit overeenkomst. Hoofdregel: de plaats waar de
verbintenis is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Er moet sprake zijn van een of
meer ‘verbintenissen uit overeenkomst’ (kwalificatie), waarbij tevens de verbintenis
moet worden geïdentificeerd die aan de eis ten grondslag ligt (identificatie), waarna
vervolgens de plaats moet worden bepaald waar deze verbintenis is of moet worden
uitgevoerd (lokalisatie). De kwalificatie gebeurt autonoom, en daarvoor zijn
uitspraken van het HvJEU bepalend. Zie blz 63. Voor koop en dienstverlening is een
hulpregel opgenomen in sub b.
- Art. 24: exclusieve bevoegdheden. Vijf regels voor bijzondere onderwerpen. Exclusief en
dwingend karakter. De rechter moet deze ambtshalve toepassen.
o Onroerend goed: rechters van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is.
4