PSKA samenvatting
Socialisatie = een proces waarbij individuen kennis, vaardigheden en gedragingen/
karaktereigenschappen toe-eigenen en overtuigingen, waarden en normen eigen maken die horen
bij een bepaalde cultuur/samenleving, waardoor ze kunnen deelnemen als effectieve leden van een
groep en samenleving. Socialisatie vindt plaats:
- Na verloop van tijd
- Door interactie met belangrijke anderen
- Door middel van communicatie
- In emotioneel significante context
Ecology = de wetenschap van de onderlinge relaties tussen organisme en hun omgeving
Human ecology = de biologische, psychologische, sociale en culturele context in welke een
ontwikkelende persoon leeft en de continue processen die plaats vinden in de loop van de tijd
Adaptation = de aanpassing van een organisme of zijn gedrag om het beter in het in de maatschappij
te laten passen
Societal forces impacting human adaptation:
- Demographics = statistische kenmerken van mensen (leeftijd, inkomen, ras)
- Economics (productie, distributie, consumptie)
- Politics
- Technology
Internalization = het proces waarbij extern gecontroleerd gedrag verschuift
naar intern of zelf gereguleerd gedrag
Reciprocal process = wederzijds = reactie van de een zorgt voor een reactie bij
de ander
Dynamic process = interacties veranderen in de loop van de tijd
Genotype = de totale samenstelling van erfelijke instructies gecodeerd in de genen op het moment
van conceptie
Passive genotype-environment interaction:
Child’s genotype geërfd van parent’s genotype + environment (provided by parents)
developmental outcomes.
Evocative genotype-environment interaction:
Child’s genotype ontlokt environment responses development outcomes
Active genotype-environment interaction:
Child’s genotype zoekt compatible environment development outcomes
,Temperament = de aangeboren kenmerken
die de gevoeligheid van een individu voor
verschillende ervaringen en het
reactievermogen op patronen van sociale
interactie bepalen
Maturation = ontwikkelende veranderingen
die verband houden met het biologische
proces van ouder worden
Intentional socialization = bewust, met
consequenties als het niet gebeurt
Unintentional socialization = onbewust
Developmentally appropriate = een curriculum dat het begrijpen van de normale groeipatronen van
kinderen en individuele verschillen inhoudt
Theorie = een door de mens geconstrueerd beeld van de werkelijkheid, een “bedenksel” = een
georganiseerde reeks uitspraken die observaties uitlegt, verschillende feiten en gebeurtenissen
integreert en toekomstige resultaten voorspelt
- Een kader bieden voor het interpreteren van onderzoeksresultaten en richting geven voor
toekomstig onderzoek
- Een bepaald aspect van ontwikkeling uitleggen, zoals genetica
- Omgevingen beschrijven die veel aspecten van de ontwikkeling van het kind beïnvloeden
zoals cultuur
- De interactie testen tussen het kind en zijn of haar omgeving zoals ecologie
Bioecological = verwijst naar de rol die organisme spelen in het vormen van hun omgeving in de loop
van de tijd
Piaget’s theory:
- Infants and toddlers (ages 0-2) begrijpen dingen in termen van hun zintuigen en motoriek. Ze
herkennen een rammelaar aan zijn gevoel, zijn smaak en zijn geluid.
- Preschoolers (ages 3-5) beginnen relaties tussen mensen, objecten en gebeurtenissen te
begrijpen, maar op een intuïtieve of fantasierijke in plaats van op een logische manier.
- School-agers (ages 6-11) kunnen logica gebruiken om relaties te begrijpen, maar alleen bij
concrete of echte mensen, objecten of gebeurtenissen
- Adolescents (age 12 and beyond) kunnen abstracte en hypothetische relaties begrijpen en
kunnen daarom problemen oplossen met betrekking tot dingen die ze niet rechtstreeks
hebben meegemaakt
Psychodynamische benadering: (Freud)
- Driften gedrag = uiting van instinctieve agressieve of seksuele impulsen
o Id: primitieve driften genot
o Ego: reguleert impulsen
o Superego: geweten
- Oorsprong: sterke intrinsieke energie
- In conflict met de omgeving
- Externe controle interne controle
Zelfverantwoordelijke zelfbepaling: (Martinus Langeveld)
- Zelfstandigheid moet toenemen
, - Ouders moeten kind helpen mondig te worden
- “Ouders, lieve tantes en grootouders, die zich verbeelden, dat een baby er is om uit de wieg
genomen te worden, er bij voortduring trararietjes tegen te maken en sentimentele wartaal
tegen te koeterwalen, zijn volkomen in de war.”
Tabula rasa: (Watson): “Een kind is een ongeschreven blad/tabula rasa”
Behavioristische perspectief (20ste eeuw)
- Klassieke conditionering (Pavlov) = Gedrag versterken door associaties (stimulus)
- Operante conditionering (Skinner) = aanleren van gewenst gedrag door bekrachtiging
Coercion cycle (Patterson):
- Negatieve bekrachtiging
Sociaal cognitieve leertheorie (Bandura):
- Leren door observeren/imiteren.
- Korte termijn beloningen uitstellen voor lange termijn beloningen motivatie
Attachment and loss (Bowlby & Ainsworth):
- Het kind heft de aangeboren neiging om bij de ouder bescherming te zoeken in geval van
stress, gevaar of ziekte/ gebruikt ouder om omgeving te exploreren
Sensitieve periodes (Lorenz)
Bronfenbrenner model
1. Microsystem (=small)
Family (zorgt voor koestering, genegenheid en een verscheidenheid aan mogelijkheden,
school (kinderen ontwikkelen vaardigheden leren over hun samenleving),
Peer group (een setting waarin kinderen zonder volwassenen zijn en leren zelfstandig te zijn),
community (samenleving/buurt heeft invloed op de ervaringen met de wereld van een kind),
Media (Kinderen kunnen de hele wereld via de media zien)
, 2. Mesosystem (=tussenliggend)
Toen de stijl van gezinsinteractie
vergelijkbaar was met die van de
school, doordat beide instellingen de
participatie van kinderen
aanmoedigden, werden de
academische prestaties verbeterd. Dus
hoe talrijker de kwalitatieve verbanden
of onderlinge relaties tussen de
microsystemen van het kind, hoe meer
impact ze hebben op de socialisatie.
3. Exosystem (=outside) settings waarin
kinderen niet actief zijn, maar die wel
gevolgen hebben op hun microsysteem
microsystem influences on parenting styles
Interactions between parent and child:
Attachment = an affectional tie that
one person forms to another person,
binding them together in space and
enduring over time. It is an outcome of
sensitive, responsive caregiving.
Secure attachment = when a parent responds appropriately, being sensitive and
responsive to the baby’s signals. Parents synchronize their interactions according to
the baby’s activity.
Insecure attachment = when a parent responds inappropriately, inconsistently or not
at all. Parents may ignore the baby’s signals. They may respond ineffectively or
inappropriately.
Resistant attachment = the infant stays close to the mother, doesn’t explore,
becomes upset when the mother leaves, is wary of the strangers, and resist
physical contact with the mother when she returns
Avoidant attachment = the infant shows little distress when the mother
leaves, may ignore or avoid the stranger, and ignores the mother when she
returns
Disorganized / disoriented attachment = the infant is very upset by the
strange situation and appears confused about whether to approach or avoid
the stranger, when the mother returns, the infant may seek contact and then
withdraw
Self-regulation = the process of bringing one’s emotions, thoughts and/or behaviour under
control
Prosocial behaviour = behaviour that benefits other people, such as altruism, sharing, and
cooperation
Competence = a pattern of effective adaptation to one’s environment. It involves behaviour
that is socially responsible, independent, friendly, cooperative, dominant, achievement-
oriented, and purposeful. Preschool children who exhibit social and emotional competence
later show positive academic, social, and psychological outcomes.
Emotional and verbal responsiveness
Avoidance of restriction and punishment
Organization of the physical and temporal environment
Provision of appropriate play materials
Parental interaction with the child
Opportunities for variety in daily stimulation
, Achievement motivation = the tendency to approach challenging tasks with confidence of
mastery
Uninvolved parenting style = insensitive, indifferent parenting with few demands or rules
Overinvolved parenting style = (invasive, hovercraft, helicopter) anxious control, a consequence of
today’s societal stresses exhibited by middle-class parents fearing their children won’t be able to
succeed in this competitive world and by lower-class parents fearing that their children will be
harmed by neighbourhood violence or the temptation to lead a life of crime
Mesosystem influences on parenting styles
Interactions between parents and others:
When family and school or community values are collaborative, positive child outcomes are likely.
When family and school or community values are conflicted, the child is at risk for school failure,
delinquency, and substance abuse.
Parenting practices are influenced by the neighbourhoods in which a family resides, such as rural or
urban, safe or unsafe, stable or mobile.
Mesosystem influences on schools:
School and child
Learning style = a consistent pattern of behaviour and performance by which an individual
approaches educational experiences
School and family
When schools work together with families to support learning, children tend to succeed in
school and afterward. These studies point to family involvement in learning as a more
accurate predictor of school achievement than socioeconomic status. Specifically, when
families:
create a home environment that encourages learning.
express high (but not unrealistic) expectations for their children’s achievement and
future careers
become involved in their children’s education at school and in the community.
the school had traditionally been less effective in educating children from low-
socioeconomic-status families because:
the fewer resources available for education is poor communities.
the expectation of the teachers
the lack of certain preschool experiences expected of children their age by public
schools.
it has been demonstrated that the effectiveness of school as a socializing agent depends on
the degree of consistency, or supportive linkage, between children’s home environment and
their educational environment. The home environment is a significant influence on a child’s
readiness to learn in school.
there are three major types of family involvement:
decision making – determining school programs and policies.
participation – working in the classroom as paid or volunteer instructional assistants.
partnership – providing home guidance to their children to support learning and
extend school goals.
Teachers provide the environment for children’s learning.
They understand children needs, interests, and abilities.
They can feel empathy for children’s fears of failure.
They can encourage children to explore, to satisfy their natural curiosity, and to love
learning.