Dit document is een samenvatting van alle lesstof van het vak Chronische Ziekten/Aandoeningen (2118MA128A) uit het eerste jaar Sportkunde op de Hogeschool Inholland Haarlem. De samenvatting bestaat uit vijftig pagina's en bevat zeven lessen:
Les 1: Chronische aandoeningen
Les 2: COPD
Les 3: Diab...
Definities:
Anatomie: Bestudering van inwendige en uitwendige structuren en de fysieke relatie tussen
lichaamsdelen.
Fysiologie: Studie van de levensfuncties van levende organismes= functioneren van
anatomische structuren
Pathologie: bestuderen van de effecten van ziekte op het functioneren van organen of het
lichaam (ziekteleer).
Chronische ziekten: irreversibele aandoeningen zonder uitzicht op volledig herstel en met
een relatief lange ziekteduur. Een chronische ziekte gaat doorgaans gepaard met pijn,
geestelijk lijden, beperkingen in functioneren of andere klachten. De make waarin mensen
hinder ondervinden verschilt per ziekte en per individu.
Soorten chronische ziekten:
Levensbedreigende ziekten: kanker, CVA/beroerte.
Aandoeningen die tot periodiek terugkerende klachten leiden: astma, epilepsie.
Aandoeningen die progressief verslechteren en invaliderend van aard kunnen zijn:
reumatoïde artritis, chronisch hartfalen.
Chronische psychiatrische aandoeningen.
Prevalentie/incidentie:
Nederland telt tien miljoen mensen met een chronische ziekte (58% van de bevolking).
Van de mensen van 75+ heeft 95% een chronische ziekte.(2018)
Er zijn in totaal meer vrouwen dan mannen met een chronische ziekte mede doordat er meer
oudere vrouwen dan oudere mannen zijn.
Verklaringen toename chronische aandoeningen:
Vergrijzing (aandeel 65+ in de bevolking is toegenomen)
Toenemende aandacht in de maatschappij voor chronische aandoeningen en programma’s
die in de huisartspraktijken zijn uitgevoerd om chronische aandoeningen vroeg op te sporen
en beter te begeleiden.
Een effectievere behandeling en langere overleving van mensen met een chronische
aandoening (kanker, hart en vaatziekten).
Gevolg van chronische aandoeningen:
Invloed op de kosten van de gezondheidszorg: mensen met een chronische aandoening
gebruiken veel en langdurig zorg. Ze bezoeken regelmatig de huisarts of een medisch
specialist, ze gebruiken veel geneesmiddelen en maken geregeld gebruik van paramedische
zorg, thuiszorg of hulpmiddelen. In 2011 werd in Nederland 89,4 miljard euro aan zorg aan
de gezondheidszorg uitgegeven. Per inwoner is dat 5.354 euro.
Invloed op de kwaliteit van leven: mensen met één of meer chronische aandoeningen
hebben een verminderde kwaliteit van leven in vergelijking tot mensen met zonder een
chronische aandoening.
Verantwoord bewegen kan het beloop van een aantal chronische aandoeningen gunstig
beïnvloeden, en daarmee de kwaliteit van leven. Maar de mensen met een chronisch
aandoening blijken in alle leeftijdsgroepen minder actief te zijn dan mensen in de algemene
bevolking.
,1.2 Multi-morbiditeit:
Multi-morbiditeit:
Morbiditeit: ziektecijfer
Multi-morbiditeit: de algemene term voor het tijdens een
bepaalde periode optreden van meer dan één (chronische)
ziekte in één individu.
Ruim de helft (54%) van de menen met een chronische
ziekte in 2018 had meer dan één chronische ziekte. Dit
komt neer op 5,4 miljoen mensen (31% van de bevolking)
Van alle mensen heeft 26% één chronische ziekte, 14% heeft twee chronische aandoeningen
en 18% heeft drie of meer chronische aandoeningen.
Deze verdeling varieert sterk tussen leeftijdsgroepen. Van de mensen van 75+ heeft ruim
70% drie of meer chronische aandoeningen.
Multi-morbiditeit heeft een negatief effect op de kwaliteit van leven.
Gemiddeld genomen ervaren mensen met multi-morbiditeit de kwaliteit van hun leven
slechter dan menen die aan één chronische aandoening lijden.
De kwaliteit van leven neemt bij mensen met multi-morbiditeit sterker af dan mensen
zonder multi-morbiditeit.
Co-morbiditeit: Mensen die meer dan één aandoening tegelijk hebben. Bij co-morbiditeit
wordt uitgegaan van een extra aandoening bij mensen die al een aandoening hebben.
Verklaringen van multi-morbiditeit:
Toeval/onverklaarbaar: concurrente of ‘co-occuring’ multi-morbiditeit.
Cluster multi-morbiditeit: De ene aandoening heeft een statisch verband (= De ene
aandoening vergroot de kans op de andere aandoening) met de andere aandoening, zonder
nadere inhoudelijke verklaring.
Causale multi-morbiditeit: twee aandoeningen hebben dezelfde risicofactor.
Complicerende multi-morbiditeit: hierbij gaat het om bekende complicaties van een
aandoening waarbij de aandoening aan de complicatie in de tijd vooraf gaat.
1.3 ICF:
ICF:
International Classification of Functioning, Disability and Health: een classificatie voor het
beschrijven van het functioneren van mensen inclusief factoren die op dat functioneren van
invloed zijn.
Met vakgenoten of andere disciplines communiceren over een cliënt met een aandoening en
de gevolgen daarvan.
Gebruik van ICF: om doelstellingen van beweegadvies/beweegprogramma te kunnen
formuleren.
,Drie perspectieven:
1) Van mens als organisme, als ‘lichaam’:
Hoe goed functioneren de gewrichten, het hart, de bloedvaten, de hersenen, de zenuwen, de
spieren en de longen van een persoon? Zijn ze onbeschadigd?
Beschrijving van de functies:
Oren -> Horen
Hersenen -> Denken
Spieren -> Het leveren van spierkracht om bewegingen te maken
Beschrijving van de anatomische eigenschappen: de positie, aanwezigheid, vorm en
continuïteit van onderdelen van het menselijk lichaam.
Is een functie of anatomische eigenschap niet optimaal, dan spreekt met van een stoornis.
Stoornissen: afwijking in of verlies van een functie of een anatomische eigenschap.
2) Van het menselijk handelen:
Welke activiteiten voert iemand zelf uit en welke zou hij/zij zelf kunnen of willen uitvoeren?
Activiteiten zijn onderdelen van iemands handelen.
Beperkingen: moeilijkheden/problemen die iemand heef met het uitvoeren van activiteiten.
3) Van de participatie, deelname aan het maatschappelijk leven:
Kan iemand meedoen op alle levensterreinen (werk, gezin, hobby) en doet hij/zij ook mee? Is
iemand een volwaardig lid van de maatschappij?
Centraal staat hier de persoon in wisselwerking met zijn/haar omgeving.
Participatieproblemen: problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het
maatschappelijk leven.
Andere factoren:
Externe en persoonlijke factoren zijn opgenomen, omdat ze van invloed kunnen zijn op het
functioneren van het individu. Deze factoren kunnen zowel een positieve als een negatieve
invloed hebben op het functioneren.
Externe factoren: iemands fysieke en sociale omgeving, arbeidsomstandigheden,
thuissituatie, woonomgeving, beschikbaarheid van hulp of hulpmiddelen.
Persoonlijke factoren: geven iemands individuele achtergrond weer.
Twee personen met dezelfde ziekte kunnen een andere wijze van functioneren hebben door
verschillende invloeden van externe en/of persoonlijke factoren.
Les 2: COPD:
, 2.1 De gezonde longen:
Ademhalingsstelsel:
Trachea (luchtpijp):
- Hoefijzervormige kraakbeenstukken (1)
- De kraakbeenstukken zorgen voor structuur
- Bij elkaar gehouden door bindweefsel
- Binnenkant zit trilhaarepitheel en slijmbekercellen (2)
- Aan de achterkant bevindt zich spierweefsel (3)
- De trachea splitst zich in 2 bronchi.
Bronchi:
- Omgeven door kraakbeenringen. Zonder de
kraakbeenringen zouden de bronchi bij inademing
dichtklappen doordat er grote druk op komt te staan
- Spierweefsel tussen de kraakbeenringen
- Kleinere diameter dan trachea
- De bronchi vertakken naar elke kwab. De linkerlong heeft
twee kwabben, de rechterlong heeft 3 kwabben. Het
verschil in kwabben heeft te maken met de ruimte die het
hart inneemt bij de linkerlong.
Bronchioli:
- Geen kraakbeen meer.
- Wel veel spierweefsel
- De bronchioli zitten vast in het sponsachtige met lucht gevulde longweefsel.
- Resultaat: bij inademing worden ze open getrokken en klappen ze juist niet dicht.
- Vertakken ook steeds weer tot aan terminale bronchioli
- Bij inademing trekt de borstwand aan de longen waardoor alle
luchtwegen een grotere diameter krijgen, vooral de kleine
luchtwegen profiteren hiervan.
Alveoli (druiventrossen):
- Gasuitwisseling: CO2 uit het bloed en O2 in het bloed.
Longcirculatie: kleine bloedsomloop
Van rechter harthelft naar longen: -> Longslagader
(zuurstofarm)
Van longen naar linker harthelft: -> Longader (zuurstofrijk
Doorbloeding longen anders dan andere organen; al het bloed
wordt langs de longen geleid
Hart in twee helften verdeeld zodat in 1 pompbeweging het
bloed naar zowel de longen als de rest van hart wordt gestuwd.
2.2 Definitie:
COPD definitie volgens de WHO: Chronisch obstructief longlijden
is een vermijdbare en behandelbare aandoening met
significante extrapulmonale effecten die kunnen bijdragen tot
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper JasperDirkmaat. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.