Dit is een begrippenlijst voor Psychologie H2, H3, H4, H5, H6 en H8.
In het begin vind je alle begrippen per hoofdstuk en achteraan staan alle begrippen nog een keer op alfabetische volgorde.
Begrippenlijst psychologie
Hoofdstuk 2, 3, 4, 5, 6 en 8.
Hoofdstuk 2
Mechanistisch mensbeeld = Mensen worden door externe krachten
‘bestuurd’. Menselijk gedrag wordt vergeleken met een machine: het kan
uit elkaar worden gehaald. Er is sprake van een lineair causaal
verklaringsmodel.
Organistisch mensbeeld = Mensen worden vergeleken met dieren,
hoewel mensen ook nog een cultuur en taal hebben. Er is sprake van een
circulair causaal. Mensen zijn niet los van hun omgeving te bestuderen.
Personalistisch mensbeeld = Mensen moeten bestuurd worden als
mens, dierlijke vergelijkingen zijn hier niet. Mensen zijn 1 geheel, het
‘opknippen’ van gedrag is afgewezen. Mensen handelen doelgericht en
zijn zelfverantwoordelijk voor eigen gedrag.
Bewuste = Dit zit in je hoofd, gedachten en gevoelens. Hier ben je je van
bewust.
Voorbewuste = Iets waar je je niet direct bewust van bent, maar je kunt
het wel worden.
Onbewuste = Het deel in je hoofd waarvan je niet weet dat het er is, kan
in gedrag naar buiten komen.
Dynamisch proces = Het functioneren van het voor- en onbewuste.
Primair proces = Het onbewuste. Streeft naar het verwerken van
wensen: lustprincipe.
Secundair proces = Het voorbewuste. Gericht op doelmatigheid.
Wensen bevredigen binnen de grenzen van bepaalde normen en waarden:
realiteitsprincipe.
Id = Aangeboren drift. Deze is onbewust.
Ego = De weegschaal tussen Id en Superego.
Superego = Verinnerlijkte opvoeding. Deze bestaat uit je geweten en
normen en waarden.
Fixatie = Kind blijft steken in een fase.
Regressie = Kind valt terug in een fase, meestal door angst.
Aangeboren gedragsrepertoire = Kinderen weten precies hoe ze zorg
van volwassenen uit moeten lokken: lachen, huilen. Zo garandeert het
kind zijn eigen veiligheid.
Aangeboren zorginstinct = Moeder weet wat ze met het kind moet
doen, hoewel het haar niet geleerd is.
Matching = Afstemming van signalen tussen ouder en kind.
Attunement = Geslaagde matching.
Subject = Persoon die iets beleefd.
Object = Andere personen bij wie je iets beleefd.
Symbiotische fase = Intense betrokkenheid tussen moeder en kind.
Separatie-individuatiefase = Kind maakt zich los van de moeder, zoekt
contact met andere mensen om hem heen.
Transitionele objecten = Objecten die de moeder vervangen (knuffel,
dekentje etc.)
, Emotionele objectconstantie = Er is een beeld van een object op
verschillende manier (boos & lief).
Verdedigingsmechanismen = Een mechanisme dat wordt gebruikt om
het herinneren van onbewuste wensen, impulsen en trauma’s verhindert.
Neurotische verdedigingsmechanismen = Verhinderen dat onbewuste
of bedreigende gedachten niet aan de oppervlakte komen. Dit
mechanisme vervormt de wensen zodanig dat de oorzaak bijna niet meer
te vinden is.
Volwassen verdedigingsmechanismen = Deze mechanismen worden
als nuttig en nastrevenswaardig gezien.
Primitieve verdedigingsmechanismen = Dit zijn moeilijk behandelbare
mechanismen. Ze ontstaan al vroeg in de kindertijd.
Overdracht = Gevoelens worden verplaatst richting de therapeut.
Tegenoverdracht = Reactie (van de hulpverlener) op de overdracht van
de cliënt.
Hoofdstuk 3
Habituatie = Mensen raken gewend aan prikkels.
Sensitisatie – Mensen raken overgevoelig voor bepaalde prikkels.
Klassieke conditionering = Mensen ontwikkelen een reflex voor
bepaalde dingen.
Operant conditioneren = Je leert gedrag aan bij iemand door omgeving
te controleren (straffen / belonen).
Het ritssluitingseffect = Het gedrag beloont elkaar wederzijds, meestal
op een negatieve manier.
Shaping = Complex gedrag wordt in stukjes geknipt zodat het zelfstandig
geleerd kan worden.
Chaining = Het in stukjes geknipte gedrag van achter naar voor leren.
Contiguïteit = Vindt plaats als je iemand direct beloont op goed gedrag.
Model – leren = Je doet gedrag na door het van een ander te leren.
Generalisatie = Als je angst hebt ontwikkeld voor witte muizen, is de
kans groot dat je bang wordt voor alle witte dieren.
Hoofdstuk 4
Motivatietheorie = Het gedrag van mensen is doelgericht.
Interne dialoog = Interactie tussen denken en voelen.
Externe dialoog = Interactie met anderen.
Experientele therapie = Leren openstaan voor je lichamelijke gevoel.
Focusing = Met behulp van een hulpverlener zoek je woorden voor dat
wat je in je lichaam voelt.
Diagnostische categorisering = Etiketten plakken op mensen.
Empathische verstandhouding = Gesprek blijft oppervlakkig, men
toont respect.
Persoonsempathie = Begrijpen hoe het is om de cliënt te zijn, ook de
vroegere ervaringen, die de cliënt hebben gemaakt tot wie hij is,
begrijpen.
Procesempathie = De hulpverlener leeft zich volledig in in de cliënt.
Hoofdstuk 5
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper simonedouwsma. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.