Samenvattingen jeugdpsychiatrische thema’s: kenniscentrum stoornissen
Kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie: ODD en CD, ADHD, LVB en forensische
jeugdpsychiatrie
Gedragsstoornissen (ODD/CD) bij kinderen en adolescenten
Beschrijving ODD/CD
Algemeen
Het is normaal van jeugdigen om zich tegen volwassenen te verzetten. Ook liegen, vechten en
anderen pesten komt wel eens voor. Als die gedragingen de rechten van anderen schenden of bij de
persoon duidelijk conflicten met algemeen geldende normen of autoriteitspersonen oplevert, is er
sprake van een oppositionele-opstandige stoornis (ODD) of normoverschrijdende-gedragsstoornis
(CD). Soms wordt aangenomen dat oppositionele, antisociale en agressieve symptomen vooral door
ongunstige omgevingsfactoren veroorzaakt worden. Er wordt echter steeds duidelijker dat in het
ontstaan van ODD en CD kindkenmerken een belangrijk aandeel hebben, zoals
aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD), een leesstoornis en neurobiologische factoren.
Klinisch beeld
Heterogene aard van de symptomen
Elk kind met de stoornis kenmerkt zich door een individuele samenstelling van symptomen, zoals
dwars en opstandig gedrag, boze prikkelbare stemming, antisociaal gedrag en agressief gedrag.
Gedrag is dwars en opstandig wanneer de jeugdige zich verzet tegen de leiding gegeven door
volwassenen of ruzie met hen zoekt. Bij een boze, prikkelbare stemming horen snel geërgerd en vaak
boos en ontevreden zijn, en driftbuien. Gedrag is normoverschrijdend wanneer de fundamentele
rechten van anderen geweld aangedaan wordt. Gedrag is agressief als met opzet schade wordt
toegebracht aan een andere persoon of aan een voorwerp. Drie vormen van agressief gedrag kunnen
worden onderscheiden: fysiek, verbaal en relationeel agressief gedrag, waarbij relationeel gedrag
bijv. het verspreiden van onjuiste geruchten is of een ander buitensluiten. In agressief gedrag kan
onderscheid gemaakt worden tussen reactieve en proactieve vorm. Reactief gedrag is een vijandige,
boze reactie op een waargenomen frustratie, het is een verdediging. Proactief gedrag is
gecontroleerd, het wordt bedoeld om een doel te bereiken.
2 DSM-5 categorieën
ODD en CD zijn ondergebracht in het hoofdstuk disruptieve, impulsbeheersings- en andere
gedragsstoornissen. de stoornissen hebben betrekken op problemen met zelfcontrole van emoties
en gedrag waarbij de rechten van andere worden geschonden en/of de persoon in conflict brengt
met algemeen geldende normen of autoriteitsfiguren. Er is een risico dat ODD overloopt in CD en/of
dat angst- en stemmingsstoornissen ontwikkelen.
De diagnose ODD wordt gesteld als bij een kind 4 van de 8 kenmerkende symptomen
voorkomen in een halfjaar tijd. Bij een kind jonger dan vijf jaar moet het gedrag op de meeste dagen
van de week voorkomen, bij een ouder kind moet het minstens 1 keer per week voorkomen, beide
m.u.v. wraakzuchtig en hatelijk gedrag, wat 2x per halfjaar moet voorkomen. De symptomen moeten
lijden teweeg brengen bij het kind of zijn omgeving, of de symptomen hebben een nadelige invloed
op het sociale en schoolse functioneren van het kind. Symptomen zijn opgedeeld in 3 groepen:
- Boze, prikkelbare stemming
o Vaak boos en ontevreden
o Vaak lichtgeraakt en snel geërgerd
, o Vaak driftig
- Ruziezoekend/openlijk ongehoorzaam gedrag
o Verzet zich vaak actief tegen volwassenen of weigert te voldoen aan regels of
verzoeken
o Maakt vaak ruzie met volwassenen
o Ergert vaak met opzet anderen
o Geeft anderen de schuld van eigen fouten of eigen verkeer gedrag.
- Wraakzuchtig gedrag
o Is hatelijk en wraakzuchtig
Om de ernst van de ODD vast te stellen wordt er een verschil gemaakt tussen milde, matige en
ernstige vormen. Bij milde vormen komen de kenmerken (dus minstens vier) slechts in één situatie
voor. Bij matige vormen komen enkele kenmerken in twee situaties voor. Bij ernstige vormen komen
enkele kenmerken in drie of meer situaties voor.
De diagnose CD wordt gesteld als bij een kind minstens drie van de 15 kenmerkende
symptomen zijn voorgekomen in het afgelopen jaar, met minstens één in de afgelopen zes maanden.
De verschijnselen moeten leiden tot beperkingen in het sociale en schoolse functioneren van het
kind. De 15 symptomen zijn opgedeeld in vier groepen:
- Agressie tegen mensen en dieren
o Pest, bedreigt of intimideert vaak anderen
o Begint vaak vechtpartijen
o Heeft een wapen gebruikt
o Heeft mensen mishandeld
o Heeft dieren mishandeld
o Heeft in direct contact met slachtoffer gestolen
o Heeft iemand tot seksueel gedrag gedwongen
- Vernieling van eigendom
o Heeft opzettelijk brand gesticht
o Heeft opzettelijk eigendommen vernield
- Onbetrouwbaarheid of diefstal
o Heeft ingebroken in iemands huis, gebouw of auto
o Liegt vaak
o Heeft zonder direct contact met het slachtoffer gestolen
- Ernstige overtredingen van regels
o Komt vaak laat thuis, beginnend voor 13e jaar.
o Is minstens 2x weggelopen van huis
o Spijbelt vaak, beginnend voor 13e jaar
Om de ernst van de CD vast te stellen wordt er een verschil gemaakt tussen milde, matige en ernstige
vormen. Bij milde vormen komen 3 of net iets meer symptomen voor en zijn de nadelige gevolgen
ervan beperkt. Bij ernstige vormen komen veel meer dan 3 symptomen voor en de nadelige gevolgen
zijn groot. Matige vormen zitten tussen de milde en de ernstige in. Ook wordt er onderscheid
gemaakt in type beginnend in kinderleeftijd (voor 10 e jaar), beginnend in adolescentie (na 10 e jaar) en
type met ongespecificeerde aanvang (onvoldoende informatie voorhanden om te bepalen wanneer
het begon).
, Sommige kinderen met een normoverschrijdend-gedragsstoornis hebben ook beperkte prosociale
emoties: een gebrek aan berouw of schuldgevoel, gebrek aan empathie, onverschilligheid over
prestaties en vlak of deficiënt affect.
Prevalentie
Prevalentie van ODD is ongeveer 3%, van CD ongeveer 2%. Tussen jongens en meisjes is geen
duidelijk verschil bij ODD, bij CD is de prevalentie hoger bij jongens. Dit komt deels doordat de
criteria gericht zijn op jongens, het gedrag van meisjes met CD is vaak ernstiger en meer afwijkend.
Etiologie
Het ontstaan en in stand blijven van de stoornissen is vaak te verklaren vanuit een combinatie van
risicofactoren, waaronder kindkenmerken, opvoedingskenmerken, problemen tussen/in ouders,
buurtkenmerken en contact met leeftijdsgenoten. Er is sprake van wederzijdse beïnvloeding.
Voorbeelden van beschermende factoren zijn hoge intelligentie, goede relatie met ouder, goede
vrienden of school die verantwoordelijkheidsbesef en zelfdiscipline in hoog vaandel heeft staan.
Kindgebonden factoren
- Erfelijkheid
- Temperamentkenmerken: emotionele labiliteit, rusteloosheid, korte aandachtboog en
negativisme in eerste levensjaren.
- Neurobiologische factoren: geringe gevoeligheid voor straf, problemen in de verwerking van
signalen van beloning leidend tot afwijking in besluitvorming en zwakke affectieve reactiviteit
en empathie bij jongeren met psychopathische kenmerken.
- Afwijkingen in hormoonhuishouding: verminderde reactiviteit van cortisol en verhoogde
testosteronspiegels bij jongeren met lage cortisolspiegel.
- Vertraagde taalontwikkeling, lage intelligentie en zwak ontwikkelde executieve functies.
- Afwijkende sociale cognities: toekennen van vijandige intentie aan anderen, bedenken van
weinig oplossingen voor sociale problemen, zichzelf goed in staat achten een agressieve
oplossing uit te voeren en het kiezen van een agressieve oplossing tussen verschillende
mogelijke oplossingen.
- Tekorten in empathie
- De adolescentie als ontwikkelingsfase: kenmerken zoals verhoogde gevoeligheid voor
belonende signalen uit de omgeving i.c.m. nog onvoldoende uitgerijpte cognitieve
controlefuncties kunnen leiden tot onderschatting van risico’s en sterke gevoeligheid voor de
invloed van leeftijdgenoten.
Omgevingsgebonden factoren:
- Prenatale en perinatale (rond geboorte) factoren: roken en middelenmisbruik tijdens
zwangerschap, laag geboortegewicht en zuurstofgebrek tijdens bevalling.
- Opvoedingskenmerken: het geven van onduidelijk of onvoldoende positief geformuleerde
opdrachten, het inconsequent vasthouden aan de opdracht, het onvoldoende oog hebben,
complimenteren en belonen van sociaal passend gedrag, vaak en hard straffen, weinig direct
toezicht op het kind, weinig zicht en gevoelsmatige betrokkenheid op het doen en laten.
- Relatieproblemen tussen ouders met openlijke conflicten en agressie,
persoonlijkheidskenmerken van ouders (gedeprimeerdheid, stress, prikkelbaarheid),
psychiatrische stoornissen bij ouders (ADHD, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen,