Hoofdstuk 1: Werken in retail.
1.1 De detailhandel.
De detailhandel is onderdeel van handel, hier worden producten uitgewisseld tussen 2
partijen. De handel wordt ingedeeld in 2 onderdelen:
1. Detailhandel/retail (business-to-consumer B2C): bedrijven in de detailhandel
verkopen goederen aan consumenten, goederen zijn tastbare producten. Een ander
woord voor detailhandel is kleinhandel. Bedrijven in retail verkopen goederen en
diensten aan consumenten, denk bijvoorbeeld aan de kapper.
2. Groothandel (business-to-business B2B): bedrijven in de groothandel verkopen
producten aan bedrijven, de groothandel zorgt er dus voor dat er producten in de
winkels liggen. Groothandels mogen alleen direct aan consumenten verkopen als die
ingeschreven staat bij de KvK. Een ander woord voor groothandel is grossier.
Functies van de handel.
Ook heeft de detailhandel 3 algemene functies:
1. Algemene functie: het leveren van fysieke goederen voor persoonlijk gebruik aan
de consument.
2. Commerciële functie: het kopen en weer verkopen van producten met
winstoogmerk.
3. Distributieve functie: ervoor zorgen dat de producten vanaf de fabrikant of
groothandel bij de consument komen.
Verschillende niveaus in de detailhandel.
Om goederen te verkopen zijn verkopers nodig, de meeste medewerkers in de detailhandel
zijn verkoper of hebben taken in de verkoop. Je kunt op verschillende niveaus werken in de
detailhandel:
- Ondernemer retail: Hbo (small business management), Mbo-niveau 4
- (Filiaal) manager retail: Hbo (small business management), Mbo-niveau 4
- Eerste verkoper: Mbo-niveau 3
- Verkoopspecialist: Mbo-niveau 3
- Verkoper: Mbo-niveau 2
- Verkoopassistent: Mbo-niveau 1
1.2 Bedrijven in de detailhandel.
Je kunt bedrijven op basis van groote indelen in 4 groepen:
Hoeveelheid werknemers Jaaromzet € Balanstotaal €
Microbedrijf Minder dan 10 Maximaal 700 duizend Minder dan 350 duizend
Kleinbedrijf 10 tot 50 700 duizend tot 12 miljoen 350 duizend tot 6 miljoen
Middelgroot bedrijf 50 tot 250 12 miljoen tot 40 miljoen 6 miljoen tot 20 miljoen
Grootbedrijf Meer dan 250 Minimaal 40 miljoen Minimaal 20 miljoen
Alle microbedrijven, kleinbedrijven en middelgrote bedrijven noem je samen
‘midden-kleinbedrijf (mkb)’. De buitenlandse term van mkb is S ME, small and Medium
Enterprises. Van alle Nederlandse bedrijven valt 99 procent onder het mkb.
,Soorten bedrijven.
In de detailhandel kom je verschillende soorten bedrijven tegen: je hebt kleine ondernemers
die hun eigen (web)winkel runt, maar ook bedrijven die gebruik maken van een
samenwerkingsverband of onderdeel zijn van een grotere keten. Een paar veel
voorkomende samenwerkingsvormen zijn:
- Franchising: een vorm van vrijwillige samenwerking. De franchisenemer is een
ondernemer die tegen betaling gebruik maakt van de winkelformule van de
franchisegever.
- Vrijwillig filiaalbedrijf: zelfstandige d
etaillisten sluiten zich aan bij een grote
organisatie, de organisatie koopt dan centraal in en de aangesloten winkels
gebruiken dezelfde winkelformule en maken op dezelfde manier reclame. Deze vorm
lijkt sterk op franchise, maar binnen deze vorm legt meer nadruk op samenwerken.
- Grootwinkelbedrijf (GWB): een detailhandel en groothandel in 1, het
grootwinkelbedrijf bestaat uit meerdere vestigingen en verkoopt aan consumenten.
Het grootwinkelbedrijf maakt meestal gebruik van eigen distributiecentrum, ze kopen
zelf hun producten in bij de fabrikant.
Verkoopkanalen:
Detailhandelsbedrijven kun je ook indelen naar de manier waarop ze de artikelen aan de
klant verkopen, bijvoorbeeld schoenen in een schoenenwinkel. Deze verkooppunten worden
ook wel het verkoopkanaal genoemd, deze kun je verdelen in winkels en niet-winkels:
- Bij verkoopkanalen in winkel vorm moet je denken aan de supermarkt, variety store
of een warenhuis.
- Bij verkoopkanalen in niet-winkelvorm moet je denken aan webshops, ambulante
handel of colportage (bv verkoop aan deur).
Steeds meer bedrijven verkopen hun producten via zowel een winkel als via de webshop, ze
maken gebruik van meerdere verkoopkanalen naast elkaar. Een belangrijke trend is om
verschillende kanalen op elkaar aan te sluiten zodat het op 1 geheel lijkt, dit noem je
omnichannel. Een omnichannel kan bijvoorbeeld bestaan uit een mix van website, app,
fysieke winkel, folder en klantenservice.
1.3 De bedrijfskolom.
De detailhandel zorgt ervoor dat een product bij de consument komt, hier is een proces van
productie en distributie aan vooraf gegaan. De bedrijfskolom geeft schematisch aan welke
weg een product aflegt voordat het bij de klant komt. Elke stap in een bedrijfskolom noem je
een schakel, elke schaken voegt waarde toe aan het product. In de meeste
bedrijfskolommen kom je de volgende soorten schakels tegen:
- Producenten: de bedrijven die goederen maken, vaak wordt een product door
verschillende producenten bewerkt. Brood wordt van graan gemaakt en granen
worden verbouwd door de boer, de oerproducent. Vervolgens wordt van graan meel
gemaakt, dit is een halffabrikaat (tussenvorm van een product).
- Distribuerende handel of collecterende handel: onder distribuerende handel
wordt de handel verstaan die grote hoeveelheden inkoopt en vervolgens aan relatief
veel afnemers verkoopt. Collecterende handel is het inkopen van kleine
hoeveelheden in bij relatief veel leveranciers en verkoopt deze aan relatief weinig
afnemers.
- Detailhandel.
, Schakels in de bedrijfskolom.
Het kan zijn dat de bedrijfskolom veranderd, bijvoorbeeld omdat de groothandel besluit
rechtstreeks schoenen in te kopen bij de fabrikant, hij schakelt dan ‘importeur’ en ‘exporteur’
uit. Andersom kan ook. Bij een verticale beweging wordt de bedrijfskolom langer of korter,
als de bedrijfskolom langer wordt noem je dat differentiatie en als de kolom langer wordt
noem je het integratie.
Er kunnen ook horizontale bewegingen zijn in de bedrijfskolom, voorbeelden zijn:
- Parallellisatie: als een winkel producten uit een andere branche gaat verkopen,
denk bijvoorbeeld aan Aldi die telefoons verkoopt.
- Specialisatie: als een winkel zich gaat specialiseren in een deel van het
assortiment, denk bijvoorbeeld aan een winkel van dames- en herenschoenen die
besluit zich te specialiseren in damesschoenen. Hij stoot dan de herenafdeling af.
Stromen bedrijfskolom.
Je kunt binnen een bedrijfskolom 3 stromen onderscheiden, die elk in een eigen richting
bewegen:
- Goederenstroom: deze stroom loopt meestal stroomafwaarts van oerproducent
naar consument, je noemt dit stroomafwaarts. Een product kan ook in een andere
richting bewegen, zoals seizoensartikelen die niet verkocht zijn die teruggestuurd
worden naar de leverancier. De stroom beweegt zich dan stroomopwaarts, deze
omgekeerde goederenstroom noem je reversed logistics.
- Geldstroom: deze stroom loopt naar boven én naar beneden. Als je goederen
inkoopt, moet je de vorige schakel in de handelsketen betalen en de volgende
schakel in de keten betaalt op zijn beurt aan jou. De stroom gaat dan van beneden
naar boven. Bij retourgoederen loopt de geldstroom van boven naar beneden.
- Informatiestroom: deze stroom beweegt zich in beide richtingen, bij iedere stap
geven de schakels informatie aan elkaar door. De stroom gaat dus in 2 richtingen.
1.4 De ondernemer of manager retail.
Voor zowel de ondernemer als de manager retail is het belangrijk dat hij een ondernemende
houding ontwikkelt en goed kan schakelen tussen de verschillende rollen, tijdens de
opleiding krijg je met al deze rollen te maken. Je leert dus onder andere hoe je…:
… verkoopactiviteiten uitvoert en organiseert: verkoop van producten is de hoofdtaak in
een onderneming, het is dus belangrijk dat de klant zich welkom voelt in de winkel. Je heet
klanten dus welkom, helpt ze en zegt ze gedag. De schappen zijn gevuld, zien er netjes uit
en de winkel is schoon. Je voert verkoopgesprekken die passen bij de omgeving en de
situatie waar het gesprek plaatsvindt.
… de voorraad en de goederenstroom beheert: de winkel is goed gevuld, daarom hou je
de voorraad goed in de gaten (voorraadbeheer). Je houdt bij wanneer en hoeveel er bestelt
moet worden, dit kan een medewerker ook doen. Je zorgt dat de levering goed verloopt en
dat de distributie in de winkel geregeld is. Ook zorg je voor de winkelpresentatie, de
producten liggen dus netjes volgens het presentatieplan in de winkel. Ook ben je
verantwoordelijk voor het inkoopplan.