Afkortingen
EHRM = Europees Hof voor de Rechten van de Mens
EVRM = Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de
. fundamentele vrijheden
IVRK = Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind
OTS = Ondertoezichtstelling
Sr = Wetboek van Strafrecht
Sv = Wetboek van Strafvordering
Geschiedenis van het jeugdstrafrecht:
1. 19e eeuw: Heropvoeding
Er is zorg om scholing en verpaupering, ouders die tekort schieten en de overheid die zou
moeten ingrijpen. Er ontstaat een leerplichtwet in 1901 voor kinderen tussen de 5 en 12 jaar. Dit
onderwijs zou klassikaal moeten zijn. Er vindt een verschuiving plaats van de absolute macht van
de vader naar een meer algemenere rol door de overheid. De overheid is een
vangnet/noodouder. Er ontstaan een hoop internaten om de onderlaag van de samenleving
opnieuw op te voeden in combinatie met scholing.
2. 19e eeuw: Modernisering strafrecht
Klassieke richting: persoonlijke schuld, individuele verantwoordelijkheid. Er wordt gebruik
gemaakt van straf naar mate van schuld, hoe meer schuld des te meer straf. Oog om oog tand
om tand.
Moderne richting: degeneratie en verwaarlozing. De verwaarlozing thuis is de reden voor
crimineel gedrag. Het kind is dus niet hoofdverantwoordelijk. Er moet worden gekeken naar het
kind en vooral de opvoeding.
3. 1901: Kinderwetten
Deze kinderwetten zijn pas in werking gegaan in 1905.
Burgerlijke kinderwet: er werd een mogelijkheid gecreëerd om ten aanzien van de opvoeding in
te grijpen. De ouderlijke macht kon worden ontnomen bij ernstige ontwikkelingsschade. Het was
een kwestie van volledige macht bij de ouders of geen macht meer, geen tussenweg.
Strafrechtelijke kinderwet: zowel de sancties als de procedures werden speciaal op kinderen
gericht. Aparte sancties waren: berisping, geldboete, tuchtschool of dwangopvoeding. De
rechtbank had gesloten deuren en het kind kreeg een advocaat. De ouders mochten hier wel bij
aanwezig zijn. De leeftijdsgrens lag bij 18 jaar maar er was geen ondergrens. Vanaf hier kon het
kind doorgaan naar het reguliere strafrecht.
Kinderbeginselenwet: de praktische uitvoering van de bovenstaande maatregelingen.
4. 1920: Psychologisering
Er komt meer kritiek op het systeem. Er is gebrek aan pedagogische kennis bij rechters die over
kinderen moesten beslissen. Er werd in 1921 de kinderrechter wet ingevoerd.
Er was ook kritiek op de behandeling. Dit ging om het dragen van uniformen, kaalscheren en het
gebrek aan eigen ruimtes.
,5. 1965: Juridisering
- Er komt een nieuwe kinderbeginselenwet. Hierbij wordt er een ondergrens gelegd bij de
leeftijd van 12 jaar. Kinderen zijn niet een product van falende ouders. Het zijn mensen die
kwetsbaar zijn maar wel individuen die rechten en plichten hebben. De individuele
verantwoordelijkheid voor je daden kwam weer een beetje terug.
- Commissie Anneveldt (1982): we moeten meer uitgaan van de verantwoordelijkheid en
mondigheid van minderjarigen.
Dit ging uit van 3 basisprincipes: Waar mogelijk moet er uniformiteit zijn met het volwassen
strafrecht, efficiëntie en ze gingen uit van een pedagogisch perspectief.
- Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen: een wet die de rechten van jeugdigen volledig
vastlegt. Met als voorbeelden: wei mag je bellen, waar kan je klagen, mag je sporten.
6. 1995: Verharding
Er komt een hogere strafmaxima: 1 jaar en 2 jaar. Ook komt er een makkelijkere optie om een
minderjarige als een volwassene te berechten. Ook is er over het algemeen meer gestraft en zijn
er zwaardere straffen opgelegd.
7. 2014:
De wet adolescentenstrafecht wordt aangenomen. Maar het beeld hierover is nog niet
eenduidig. Er ligt een heel duidelijk pedagogisch perspectief ten grondslag. Aan de basis van
deze wet ligt de gedacht dat de onvoltooide emotionele, sociale en morele ontwikkeling veel
langer doorloopt dan gedacht (25 jaar). Ze hebben nog een gebrek aan inhibitie, lange-termijn
denken en empathisch vermogen. Ook mogen personen ouder dan 18 onder bepaalde
omstandigheden jeugdstrafrechtelijke maatregelen krijgen.
Maar er wordt ook gevraagd om de straffen te verzwaren. En het jeugd-TBS moest worden
genormaliseerd naar het reguliere TBS.
Grondslagen van het jeugdstrafrecht
Jeugdstrafrecht = strafrecht
De belangrijke uitgangspunten en principes zijn het zelfde als bij het reguliere strafrecht. De regels
staan namelijk ook in het normale wetboek van strafrecht (vanaf art. 77a Sr). Het uitgangspunt is en
blijft het delict. Vanaf 12 jaar geldt er een individuele verantwoordelijkheid. Hierbij krijg je straf naar
mate van schuld. Alles echter wel met een pedagogische grondslag.
Pedagogische grondslag van het jeugdstrafrecht: De strafrechtelijke handelingen ten aanzien van
de jongeren dienen te zijn gericht op zijn ontwikkelen en hem- al dan niet met behulp van
strafrechtelijke reactie- te stimuleren, (her)opvoeden, resocialiseren, op een betere toekomst voor te
bereiden en te weerhouden van een verdere criminele carrière.
COLLEGE 2: Week 1
1901: De burgerlijke kinderwet
Einde van de absolute vaderlijke macht
De twee kinderbeschermingsmaatregelingen die leiden tot de beëindiging van het gezag zijn:
1. Ontheffing uit het gezag als de ouder ongeschikt of onmachtig is als opvoeder.
2. Ontzetting uit het gezag als er grove verwaarlozing en slecht levensgedrag plaatsvindt.
Kinderen werden definitief weggehaald bij hun ouders. Het was een rigide, alles-of-niet systeem. Een
ontheffing of ontzetting leidden meteen tot het weghalen bij de ouders en pas terugkwamen als ze
meerderjarig waren.
, 1921: Introductie van de ondertoezichtstelling en de kinderrechter
Dit werd gebruikt als een minder ingrijpende maatregel gericht op preventief opbouwend werk in het
gezin. Hierdoor hoefden de kinderen niet meer direct weggehaald bij hun ouders. De
ondertoezichtstelling is gezagsbeperkend. Ouders moeten luisteren naar de aanwijzingen van de
gezinsvoogd. Terwijl op papier de ouders nog steeds gezagsdrager zijn.
De wettelijke vereisten waren heel ruim: “Het kind moet worden bedreigd met de zedelijke of
lichamelijke ondergang.”
Ook werd de kinderrechter geïntroduceerd. Dit is een actieve rechter. In de eerste plaats is er weinig
terughoudendheid in het opleggen van de maatregelen. Een kinderrechter bleef ook
eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen.
1956: Uithuisplaatsing krijgt een zelfstandige plek in de wet
De ondertoezichtstelling was voor het verbeteren van de thuissituatie maar na de introductie van
deze maatregel werd het juist vaak gebruikt in combinatie met een uithuisplaatsing. Op een gegeven
moment werd door de gezinsvoogd zonder gebruik van de kinderrechter overgegaan op een
uithuisplaatsing. Maar dit kon niet meer in 1956, toen kwam het in de wet te staan met inhoudelijke
vereisten.
2015: Omvangrijke aanpassing van het maatregelenpakket
Voor het eerst sinds 1901 wordt er opnieuw gekeken naar het maatregelenpakket en de
bijbehorende condities. De ontheffing en ontzegging worden geschrapt en vervangen tot 1
gezagsbeëindigende maatregel. Er kwam ook een meer kindgerichte formulering van de wet.
Grondslagen van jeugdbescherming
Schadebeginsel
= er moet een reeel risico tot schade zijn voor de minderjarige als er niet binnen een bepaalde tijd
wordt ingegrepen. De overheid heeft pas een rol als opvoeder als het noodzakelijk is.
“Niet als gids voor goed ouderschap, maar als achtervang in noodgevallen”.
De staat bepaald de ondergrens voor wanneer dit als noodzakelijk wordt geacht.
- Perfectionisme: kinderen naar school laten gaan, maar niet checken of ze ook het goede
niveau volgen. Dat is niet de taak
- Preventionisme: doorschietende preventie om toekomstige problemen voor te zijn
Beschermingsgedachte
Preambule IVRK: het kind heft op grond van zijn lichamelijke en geestelijke onrijpheid bijzondere
bescherming en zorg nodig, met inbegrip van geëigende wettelijke bescherming zowel voor als na
zijn geboorte.
Hierbij heeft de overheid een positieve verplichting om actief te handelen ter bescherming van de
belangen van de minderjarige. Ook ongeboren kinderen hebben recht op een zekere mate van
bescherming. Hierdoor kan de OTS ook opgelegd worden aan een ongeboren kind. Helaas zijn er bij
ongeboren kinderen maar weinig opties omdat het kind eigenlijk 1 is met de moeder. Dus in
hoeverre kan je de moeder beperken.
Positieve verplichting: het kind beschermen tegen geweld en schadelijke invloeden (art. 3 lid 2 en art
19 IVRK).
Negatieve verplichting: de rechten van kind en ouder respecteren en zich in beginsel niet met de
opvoeding bemoeien.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper amberlager. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,39. Je zit daarna nergens aan vast.