Het ontstaan en de opbouw van de aarde
De aarde is 4.5 miljard jaar oud, en processen van toen worden verklaard met het actualiteits-principe: processen
die we nu op aarde zien, hebben vroeger ook zo gewerkt. Hoe is de aarde ontstaan:
In een kleine nevel (gas en stof) ontstonden door samentrekking en zwaartekracht concentraties van deeltjes. De grootste
massa: de zon.
Rond de protozon vormden zich de planeetachtige lichamen. Door zwaartekracht botsten ze, en werden de lichamen groter.
De aarde is anders dan anderen omdat wij vloeibaar water hebben, en omdat de aarde uit schillen bestaat. 2
samenstellingen:
Chemische samenstelling: meteorieten sloegen in op de aarde, waardoor er veel warmte kwam en de aarde smolt. Uit
rondvliegend materiaal ontstond de maan. Later smolt de aarde opnieuw waardoor er nog een schil kwam. Differentiatie = het
ontstaan van schillen met verschillende chemische samenstellingen.
Aardkern: binnenste van de aarde, bestaat uit ijzer.
Aardmantel: laag met ijzer en magnesium, minder warm.
Aardkorst: dunne laag met vast gesteente. 2 soorten: Continentale (dik/licht/graniet) en oceanische korst
(zwaar/dun/basalt).
Fysische samenstelling: Figuur 1.5.
Lithosfeer: harde, vaste buitenlaag van de aarde.
Asthenosfeer: zachtere laag.
Warmtebronnen:
Inwendig: Bij het ontstaan van de aarde is veel warmte vrijgekomen -> in de aarde. Door radioactief gesteente komt warmte vrij,
via magma naar buiten/opp.
Uitwendig: Zon.
1.2 – Gesteenten
De aardkorst is opgebouwd uit veel verschillenden soorten stenen. Gesteente: mengsel van mineraal en/of
organische stoffen die in natuur voorkomen. Mineraal: verbinding die in de natuur voorkomt, met een chemische
eigenschap.
Soorten gesteenten:
Stollingsgesteenten:
Primaire gesteenten.
Ontstaan door stollen van magma/lava.
3 subgroepen: dieptegesteente (stolt langzaam, grote kristallen), uitvloeiinggesteente (stolt snel) en ganggesteente
(verschillende grootten kristallen).
Sedimentsgesteenten:
Secundaire gesteenten: wordt gevormd uit andere gesteenten. Ook wel: afzettings-.
Afgezet door wind, zee en rivieren. Het gesteente is gelaagd.
3 subgroepen: klastisch SG, organisch SG en chemisch SG.
Metafore gesteenten:
Secundair gesteente.
Gesteente dat onder invloed van hoge druk en temp. veranderd is van samenstelling.
Gesteente is vaak glimmend en bevat soms aderen.
3 subgroepen: gevormd uit stollingsgesteente/sedimentgesteente/ander metamorf gesteente.
Gesteentecyclus: hoofdtypen van gesteenten kunnen onder bepaalde omstandigheden van het ene type overgaan
in het andere type.
, 1.3 - Schuivende continenten
Tot 19e eeuw: catastrofe theorie:
geologische gebeurtenissen zijn gevolg van rampen. Bergen door aardbevingen, en dingen veranderen in korte tijd, aarde is
6000 jaar.
Vanaf 19e eeuw: actualisme (Hutton): er werden gesteenten onderzocht, en kwam men erachter dat sedimenten horizontaal
worden afgezet, en dat wanneer een aantal lagen op elkaar ligt, dan is een sedimentlaag jonger dan de onderliggende, en
ouder dan bovenliggende. =superpositie. De geologische tijdschaal werd opgesteld.
In de 20e eeuw: radioactief verval ontdekt, waardoor absolute tijdschaal mogelijk was.
Alfred Wegener dacht dat Afrika en Zuid-Amerika een elkaar vast zaten: Flora en fauna komen overeen, gesteenten
sluiten op elkaar aan en bij beide continenten was in dezelfde periode vergletsjering. Bewijzen na zijn dood:
Echometingen stelden reliëf in oceaanbodem vast.
Jonge bodem in oceanen tov continenten.
Satelliet metingen tonen aan dat continenten bewegen.
Paleomagnetisme: wetenschap die zich bezig houdt met wijzigingen in richting van gemagnetiseerde mineralen in de
aardgeschiedenis.
Magnetisch veld is gevolg van beweging van een vloeibare metallische buitenkern rond een vaste binnenkern
(dynamotheorie). Omslag magnetisch veld is wss gevolg van de chaotische beweging van de buitenkern.
IJzerhoudende mineralen richten zich van nature in de richting van het aardmagnetisch veld, en zolang magma/lava
vloeibaar is, hecht het zich aan het AMV. Richting ligt dan vast. Bij onderzoek is gebleken dat sommige mineralen
omgekeerd zijn, en het blijkt dat de omkeringen aan weerszijden van de mid-oceanische rug gespiegeld zijn. Platen
bewegen zich van de rug vandaan, daar komt nieuwe korst, dit heet ‘seafloor spreading’.
Wegener is de grondlegger van de theorie van de schuivende continenten/platentektoniek.
1.4 – Platentektoniek
Convectiestromen: stromingen van plastisch gesteente in de aardmantel. Proces:
Lithosfeer gevormd door heet ↑magma. Lithosfeer koelt af bij spreiding ↔. Afgekoelde lithosfeer ↓
3 soorten bewegingen:
Divergente breuklijn: ↔
Ridge Push: wegduwen van nieuwe lithosfeer van de mid-oceanische kust door zwaartekracht. Zo wordt nieuwe oceanische
korst gevormd.
Convergente breuklijn: >←
Subductie: zwarte oceanische plaat duikt onder continentale plaat.
Slab Pull: convectiestroom in Asthenosfeer trekt plaat de diepte in.
Trog: diepe kloof in de zeebodem.
Transversale breuklijn: ↓↑
Oceanen zijn jong en worden niet oud, omdat ze verdwijnen onder continentale platen en ontstaan bij mid-
oceanische ruggen. Het midden van continentale platen heet schilden, zeer oud gesteente.