Samenvatting jeugdcriminologie
Actuele Criminologie Hoofdstuk 4: Verklaringen voor criminaliteit:
het psychologisch perspectief
4.2 persoonlijkheid en antisociaal gedrag
Het idee dat criminelen zich zouden onderscheiden door een volstrekt afwijkende persoonlijkheid is
onjuist gebleken doordat:
1. Het is onmogelijk een waterdicht onderscheid te maken tussen criminelen en niet-
criminelen: vooral uit dark-numberonderzoek blijkt dat nagenoeg iedereen wel eens een
delict pleegt.
2. Criminelen blijken geen volstrekt afwijkende persoonlijkheid te bezitten wanneer deze wordt
gemeten met behulp van het moderne psychologische instrumentarium
In de persoonlijkheidspsychologie wordt de nadruk gelegd op typen van mensen zoals die op grond
van hun gedragingen kunnen worden onderscheiden. Zo zullen sommigen opgewekt, en anderen
somber door het leven gaan
De oudere persoonlijkheidstheorieën gaan uit van een beperkt aantal typen waarin mensen kunnen
worden onderverdeeld (bijvoorbeeld flegmatische, het melancholische, het sanguinische en het
cholerische type), terwijl moderne theorieën uitgaan van een model dat een aantal dimensies of
glijdende schalen gebruikt waarop individuen kunnen worden geplaatst.
belangrijk daarbij is de plaats die mensen innemen op een bepaalde dimensie. Die dimensie is een
latente trek (ook wel latent trait). De positie die een persoon inneemt op een specifieke dimensie is
afhankelijk van genetische invloeden en/of ervaringen in de vroege jeugd
Belangrijke kenmerken van persoonlijkheidsdimensies zijn dat ze stabiel zijn over de tijd en dat ze
gedrag voorspellen in verschillende situaties: cross-situational consistency
hoe ouder de persoon, hoe groter de stabiliteit van persoonlijkheidsdimensies
4.2.2 Typologieën van persoonlijkheid
Voor de bepaling van de persoonlijkheid wordt vaak gebruik gemaakt van vragenlijsten waarmee het
individu zichzelf kan beschrijven
bezwaren tegen deze methode zijn de mogelijke beperkte geldigheid en de betrouwbaarheid van
de ingevulde antwoorden: mensen kunnen proberen zich anders voor te doen, de ‘bui’ waarin de
invuller verkeert verschilt van dag tot dag, misvormingen in het geheugen kunnen een rol spelen,
iemands zelfbeeld kan onjuistheden bevatten
Technieken om de geldigheid en betrouwbaarheid hoog te houden bij vragenlijsten waarbij het
individu zichzelf omschrijft:
Wanneer een vragenlijst nog in ontwikkeling is, worden de verkregen scores gerelateerd aan
het werkelijke gedrag dat vóór of na de afname van de lijst is vertoond
Lijsten worden bij dezelfde personen meermalig afgenomen om de stabiliteit van de
antwoorden vast te stellen
Er worden ‘leugenvragen’ opgenomen om de geneigdheid tot het geven van onjuiste
antwoorden te bepalen
Omdat de persoonlijksheidsvragenlijst geen perfect meetinstrument is om de
persoonlijkheidsstructuur vast te stellen, gebruiken sommige onderzoekers alternatieve methoden:
Directe gedragswaarneming in testsituaties
, Het meten van eigenschappen die gerelateerd zijn aan de persoonlijkheid, maar die minder
gemakkelijk kunnen worden beïnvloed door de proefpersoon
Ondervraging van ouders of vrienden als check op de zelf gerapporteerde gegevens
De theorie van Eysenck omtrent het ontstaan en voortbestaan van crimineel gedrag, gaat uit van een
wisselwerking tussen omgeving en persoon
Dit interactionistische uitgangspunt stelt dat erfelijke en biologische factoren, omgevingsfactoren als
armoede, werkloosheid of een gebrekkige opvoeding niet op zichzelf criminaliteit kunnen
veroorzaken. Wel kunnen combinaties van deze factoren leiden tot crimineel gedrag
Sommige personen zijn meer dan anderen geneigd tot bepaalde vormen van misdaad en hun
levensomstandigheden bepalen vervolgens of deze geneigdheid ook daadwerkelijk tot uiting komt
Eysenck benadrukt dus wel de ‘genetische predispositie’, ofwel de aanleg tot antisociaal en
daarmee tot crimineel gedrag
Zijn veronderstelling is dat sommige personen bepaalde aangeboren afwijkende eigenschappen
bezitten en dat deze van invloed zijn op het vermogen sociale regels en gedragingen aan te leren
Een essentieel kenmerk is de gevoeligheid van het zenuwstelsel. Op grond van verschillen in
gevoeligheid en andere kenmerken van het zenuwstelsel kunnen verschillende soorten mensen
worden onderscheiden.
De componenten extraversie, neuroticisme en psychotisme, die in de tijd redelijk constant blijken te
zijn, vormen volgens Eysenck bij elkaar een belangrijk deel van de persoonlijkheid
Psychoticisme
Iemand met een hoge score op de persoonlijkheidsdimensie psychocitisme is over het algemeen
egocentrisch: hij geeft weinig om anderen en is koel en afstandelijk in zijn contact met anderen.
Verder kan hij ongevoelig en wreed zijn. Ook zijn mensen met een hoge P-score geneigd om vijandig,
agressief, impulsief en antisociaal gedrag te vertonen
Vanwege hun agressieve en antisociale gedrag, in combinatie met hun gebrek aan empathie voor
anderen, hebben mensen met dergelijke kenmerken een grotere kans om crimineel gedrag te
vertonen. Daarnaast hebben ze een grotere kans op psychiatrische stoornissen, zoals schizofrenie,
die ook aan criminaliteit gerelateerd zijn
Extraversie – introversie
De hoog scorende extravert is een persoon die gesteld is op gezelschap en die behoefte heeft aan
opwinding en verandering in zijn omgeving. Zij of hij is optimistisch, uitbundig, impulsief, veel
pratend, ongeduldig, humeurig en soms agressief
De introvert is teruggetrokken, kalm, voorzichtig en gelijkmatig van humeur
Aan de verschillen tussen intro- en extraverten ligt een verschil in behoefte aan stimulatie door de
omgeving ten grondslag. De grotere behoefte aan opwinding en stimulatie van de extravert leidt
ertoe dat deze een grotere kans loopt de wet te overtreden
Neuroticisme
Neuroticisme, ook wel ‘labiele emotionaliteit’ genoemd, heeft betrekking op een aangeboren,
biologische aanleg om lichamelijk heftig te reageren op stressrijke gebeurtenissen. Het gaat hierbij
om de intensiteit van emotionele reacties
,Een persoon met een hoge N-score schrikt snel, is angstig voor allerlei zaken, prikkelbaar, somber,
humeurig en lijdt soms ook onder aandoeningen als hoofdpijn, rugpijn en verstoorde spijsvertering
Mensen die emotioneel labiel zijn, hebben de neiging neurotische trekken te ontwikkelen als
obsessies (dwanghandelingen- en gedachten) en fobieën (claustrofobie)
Emotioneel labiele personen hebben de neiging om vaker extreem gedrag te vertonen. Op grond
daarvan verwacht Eysenck dat delinquenten in het algemeen hoog zullen scoren op neuroticisme.
4.2.3 Spanningsbehoefte en impulsiviteit
Zuckerman heeft een persoonlijkheidstheorie ontwikkeld waarin de behoefte aan spanning centraal
staat: ‘het zoeken van nieuwe, gevarieerde, complexe en intense sensaties en ervaringen met de
bereidheid om daarvoor risico te nemen’
Om deze eigenschap te kunnen meten maakte Zuckerman de Sensation Seeking Scale
Spanningsbehoefte wordt onderverdeeld in 4 kenmerken:
1. Risicobereidheid (thrill and adventure seeking): de neiging om activiteiten te ondernemen die
fysiek gevaar met zich meebrengen
2. Ervaringsgerichtheid (experience seeking): de neiging tot een onconventionele manier van
leven, waarbij men gericht is op het opdoen van ervaringen
3. Behoefte aan verandering (boredom susceptibility): de behoefte aan een voortdurende
afwisseling zowel qua omgeving als in contacten met mensen
4. Ontremming (disinhibition): de behoefte om zich in sociale situaties uit te leven door onder
meer het drinken van alcohol
delinquenten blijken op de deelschalen van risicobereidheid en ontremming hoger te scoren dan
niet-delinquenten. De verklaring hiervoor wordt gezocht in het feit dat veel delinquenten zich snel
vervelen, ‘prikkelhonger’ hebben, en illegaal gedrag gaan vertonen vanwege de spanning die dat met
zich meebrengt
De mate van spanningsbehoefte kent een sterke genetische component
Impulsiviteit is een persoonlijkheidstrek die betrekking heeft op de neiging weinig overwogen en snel
beslissingen te nemen op grond van momentane aandriften. Bij jeugddelinquenten ligt het
impulsiviteitsniveau bij zowel geregistreerde als zelf gerapporteerde delinquenten aanzienlijk hoger
dan in controlegroepen
Impulsiviteit kan met een vragenlijst, maar ook met motorische vaardigheidstaken worden
gemeten. Zo blijken impulsieve personen bij het trekken van een lijn door een doolhof meer fouten
te maken dan minder impulsieve mensen. Het voordeel hiervan is dat zwakheden die kleven aan de
vragenlijstmethode, zoals bewuste beïnvloeding van de antwoorden, worden vermeden
4.2.4 Het vijffactormodel: de Big Five-persoonlijkheidstest
Het Big Five model is grotendeels gebaseerd op Eysencks theorie. De 5 factoren in het Big Five-model
zijn:
1. Neuroticisme
2. Extraversie-introversie
3. Vriendelijkheid (agreeableness): bepaald door de bereidheid om anderen te helpen,
onbaatzuchtigheid, oprechtheid, het vertrouwen dat men in de medemens heeft
4. Zorgvuldigheid (conscientiousness): het doelmatig nastreven van succes, waarbij men
nadenkt voor het handelen en gericht is op het afmaken van taken
, 5. Openstaan voor nieuwe ervaringen (openness): gepaste nieuwschierigheid,
verbeeldingskracht, ontvankelijkheid voor nieuwe ideeën en progressieve waarden
Definities
Vijffactormodel
Neuroticisme Emotionele stabiliteit en aanpassen versus instabiliteit en
niet-aanpassen
Extraversie Vriendelijkheid en bemiddeling
Openheid voor ervaringen Interesses en bereidheid om nieuwe activiteiten, ideeën en
overtuigingen te proberen of overwegen, intellectuele
nieuwsgierigheid
Vriendelijkheid Interpersoonlijke strategieën: meegaandheid versus
antagonisme
Zorgvuldigheid Vermogen om impulsen te beheersen, plannen en taken uit
te voeren, organisatievaardigheden, het volgen van de
eigen interne morele code
Eysenck
Psychoticisme Egocentriciteit, interpersoonlijk koel en afstandelijk, gebrek
aan empathie, en impulsiteit
extraversie Vriendelijkheid en bemiddeling
Neuroticisme Emotionele stabiliteit en aanpassen versus instabiliteit en
niet-aanpassen
Tellegen
Positieve emotionaliteit Vriendelijkheid, neiging om positieve emoties te ervaren,
assertiviteit, doelgericht
Negatieve emotionaliteit Neiging om negatieve emoties te ervaren: vermogen om
met stress om te gaan
Zelfcontrole Vermogen om impulsen te beheersen, potentieel
gevaarlijke situaties te vermijden, en het onderschrijven
van traditionele normen en waarden
Cloninger
Prikkelzoekend Neiging tot intense opwinding in reactie op nieuwe stimuli
Leedvermijdend Neiging intens te reageren op aversieve stimuli
Gevoeligheid voor beloning Neiging intens te reageren op beloningen
Volhardend Volhardendheid ondanks frustratie en vermoeidheid
Zelfsturend Onafhankelijkheid en wilskracht
Sociaalgericht Neiging tot meegaandheid versus antagonisme en
vijandigheid
Zelftranscendent Betrokkenheid bij spiritualiteit
4.2.5 Empirische onderbouwing van persoonlijkheidstypen als risicofactor voor
antisociaal gedrag
Hoe vriendelijker (agreeableness) en zorgvuldiger (conscientiousness) iemand is, hoe minder kans op
antisociaal gedrag.