Samenvatting Jeugdrecht
Jeugdrecht Begrepen hoofdstuk 1 ‘Inleiding Recht’
1.3 Rechtsgebieden
Om ordening aan te brengen in de massa rechtsregels over alle aspecten van de samenleving, wordt
het recht ingedeeld in verschillende onderdelen, die rechtsgebieden worden genoemd
Staatsrecht
Het staatsrecht geeft de basisregels voor de inrichting en organisatie van de overheid. Het beschrijft
de verschillende organen van de overheid, hun onderlinge verhouding, en het geeft regels voor de
relatie tussen burger en overheid.
Voorbeelden van wetten op het terrein van staatsrecht:
Grondwet (belangrijkste; biedt basis voor onze staatsinrichting)
Provinciewet
Gemeentewet
Kieswet
Bestuursrecht
Het staatsrecht beschrijft de overheid ‘in ruste’. Het bestuursrecht gaat ook over de overheid, maar
dan over de overheid ‘in actie’. Het bestuursrecht geeft regels over de bestuurstaak van de overheid.
Bestuurstaak: de ordenende taak van de overheid (zorg voor het milieu, onderwijs, jeugdhulp,
verkeer en sociale zekerheid). Bij het uitoefenen van de bestuurstaak komt de overheid vaak met (de
belangen van) burgers in aanraking.
Het bestuursrecht bevat:
Wat de overheid in contact met burgers wel en niet mag doen, hoe de overheid zich moet
opstellen ten opzichte van burgers
Mogelijkheden voor bezwaar en beroep voor burgers
Voorbeelden van wetten op het terrein van bestuursrecht:
Algemene wet bestuursrecht
Wet milieubeheer
Vreemdelingenwet
Wet werk en bijstand
Jeugdwet
Strafrecht
Het strafrecht beschrijft verboden gedragingen. Wie zich toch schuldig maakt aan een verboden
gedraging, kan gestraft worden door de rechter. De wetgever neemt alleen gedragingen op, die de
rechtsorde zozeer schenden dat een bestraffende reactie van de overheid moet volgen.
Rechtsorde: de rust en veiligheid in de samenleving
Wetboeken op het gebied van strafrecht:
Wetboek van strafrecht: bevat een groot aantal strafbepalingen, zoals diefstal en doodslag
Wetboek van strafvordering: regelt wat er gebeurt als er eenmaal een strafbaar feit is
gepleegd. Het beschrijft de rechten van de verdachte, de bevoegdheden van politie en
justitie, en gaat in op de gang van zaken tijdens het strafproces
,Burgerlijk recht
Het burgerlijk recht regelt de rechtsverhoudingen tussen burgers onderling. Het burgerlijk recht
bestaat uit 3 onderdelen:
1. Personen- en familierecht, waarin de familierechtelijke relaties tussen mensen wordt
geregeld zoals ouderschap, gezag, omgang en echtscheiding
2. Vermogensrecht, dat de zakelijke relaties tussen personen regelt, zoals koop, huur en
hypotheek
3. Rechtspersonenrecht. Een rechtspersoon is een organisatie of onderneming die een
zelfstandig leven leidt in het recht. Hoe een nv, bv, stichting of vereniging moet worden
opgericht en wie het binnen de rechtspersoon voor het zeggen hebben, wordt beschreven in
het rechtspersonenrecht
Belangrijke wetboeken in burgerlijk recht zijn:
Burgerlijk Wetboek, waarin rechten en plichten staan beschreven van burgers op het terrein
van personen- en familierecht, vermogensrecht en rechtspersonenrecht.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat het procesrecht bevat met o.a. de gang van
zaken tijdens een burgerlijk proces, de betekenis van dagvaarding en de rol van de advocaat
Omschrijving en plaats van het jeugdrecht
Jeugdrecht: het geheel van rechtsregels dat de positie van jeugdigen (0-18 jaar) regelt. Het
jeugdrecht bestaat uit onderdelen uit verschillende rechtsgebieden die over jeugdigen gaan of voor
jeugdigen belangrijk zijn. Zo bevat het jeugdrecht onderdelen uit het burgerlijk recht, het strafrecht
en het bestuursrecht.
Het recht kan dus niet alleen worden ingedeeld naar rechtsgebied, maar ook naar
onderwerp. Zo is er niet alleen het jeugdrecht, maar ook vreemdelingenrecht, milieurecht,
onderwijsrecht en arbeidsrecht.
Jeugdrecht Begrepen hoofdstuk 11 ‘Inleiding Strafrecht’
De overheid heeft binnen het strafrecht de taak om verdachten op te sporen en te vervolgen, omdat
wanneer strafbare gedragingen worden gepleegd, het niet alleen de dader en het slachtoffer
aangaat, maar ons allemaal, want de rust en de veiligheid van de samenleving zijn in het geding.
Materieel strafrecht
Het materieel strafrecht beschrijft:
de verboden gedragingen (zoals diefstal, vernieling en verkrachting)
de straffen en maatregelen die aan veroordeelden kunnen worden opgelegd
een aantal algemene bepalingen die voor alle verboden gedragingen in het strafrecht gelden
Het materieel strafrecht staat vooral in het Wetboek van Strafrecht (sr). Maar ook bijzondere wetten
bevatten strafbepalingen zoals de Opiumwet, de Wegenverkeerswet en de Wet wapens en munitie.
Formeel strafrecht
Het formeel strafrecht (strafprocesrecht) beschrijft de regels voor de opsporing, vervolging en
berechting van verdachten. Het formeel strafrecht bevat:
de bevoegdheden van politie en justitie als er een strafbaar feit is gepleegd
de rechten van de verdachte en zijn raadsman
de gang van zaken tijdens het strafproces
,Het formeel strafrecht wordt vooral beschreven in het Wetboek van Strafvordering (sv), maar ook in
bijzondere wetten. Vaak gaat het dan om ruimere bevoegdheden voor politie en justitie om de
strafbare feiten uit de bepaalde wet op te sporen.
het materieel strafrecht beschrijft welke gedragingen strafbaar zijn, het formeel strafrecht
beschrijft op welke wijze het materieel strafrecht gehandhaafd wordt.
Bepalingen uit het strafrecht vinden we ook in internationale verdragen, zoals het verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), en het
Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Legaliteitsbeginsel in Grondwet en Wetboek van Strafrecht
Vanwege het ingrijpende karakter van het strafrecht hebben burgers garantie nodig dat de overheid
op een zorgvuldige manier omgaat met het strafrecht. Die garantie wordt geboden in het
legaliteitsbeginsel (art. 1 Sr en art. 16 Gw): ‘Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan
voorafgegane wettelijke strafbepaling’.
Het legaliteitsbeginsel bevat 3 belangrijke elementen:
1. Wet: een strafbepaling is alleen gelding als deze is opgenomen in een wet, dus in een
overheidsregel die algemene werking heeft
2. Niet achteraf: iemand kan alleen worden gestraft vanwege gedrag dat al strafbaar was op het
moment van de daad
3. Geen gewoonte: gedrag kan alleen strafbaar worden gesteld in een wet. Strafbaarstelling op
basis van gewoonte is niet mogelijk. Ook analogie is verboden (de betekenis van de
strafbepaling wordt opgerekt, zodat er ook gedrag onder valt dat er eigenlijk niet onder
hoort, maar er wel sterk op lijkt)
Strafbepalingen moeten dus nauwkeurig en duidelijk zijn, zodat helder is welk gedrag er wel
en niet onder valt
Legaliteitsbeginsel in Wetboek van Strafvordering
Art. 1 Sv luidt: ‘Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien’ . politie en
justitie zijn dus gebonden aan wettelijke regels als ze strafbare feiten opsporen en verdachten
vervolgen.
Vanwege het ingrijpende karakter van de regels van strafvordering mogen deze regels uitsluitend
worden vastgelegd in een wet in formele zin (regering + Eerste en Tweede kamer samen)
Jeugdstrafrecht
Het jeugdstrafrecht beschrijft de speciale regels die gelden voor jeugdigen. Het jeugdstrafrecht kent
een eigen pakket aan straffen en maatregelen voor jeugdigen, die vooral een opvoedkundig karakter
hebben. Het strafprocesrecht kent speciale regels voor het strafproces tegen minderjarigen. Deze
regels zijn bedoeld om de minderjarige verdachte extra bescherming te bieden.
Jeugdrecht Begrepen hoofdstuk 13 ‘Strafproces Algemeen’
Afdoening: de verdachte komt niet bij de rechter omdat het OM of de politie de zaak zelf afhandelt
Strafproces
Het strafproces begint wanneer de politie hoort of ziet dat een strafbaar feit is gepleegd, en eindigt
als de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan
, Het strafproces wordt onderverdeeld in 3 fasen:
1. Vooronderzoek: het vooronderzoek begint wanneer de politie een onderzoek instelt naar
een strafbaar feit en eindigt als de rechtszaak begint (of eerder als de OvJ besluit de
verdachte niet verder te vervolgen). Het doel van het vooronderzoek is bewijs vergaren,
zodat de rechter tijdens de zitting kan besluiten over de schuld of onschuld van de verdachte.
Tijdens het vooronderzoek kunnen politie en justitie dwangmiddelen toepassen om de
waarheid over het strafbare feit te achterhalen. Het vooronderzoek wordt geleidt door de
OvJ.
2. Onderzoek ter zitting: als het vooronderzoek is afgerond, besluit de OvJ of hij de zaak aan de
rechter voorlegt. Wanneer de OvJ vindt dat er een rechtszaak moet komen, brengt hij een
dagvaarding uit, waarin de verdachte wordt opgeroepen om ter zitting de verschijnen. In de
dagvaarding staat Van welke strafbare feiten de OvJ de verdachte precies verdenkt. Tijdens
de zitting acht de rechter de verdachte schuldig of onschuldig
3. Tenuitvoerlegging van de straf: de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen gebeurt
onder verantwoordelijkheid van het OM.
Personen en functionarissen in het strafproces
Verdachte
Politie en justitie mogen niet iedereen als verdachte aanmerken. Er moet een redelijk vermoeden
van schuld zijn. Dit vermoeden moet gebaseerd zijn op ‘feiten en omstandigheden’ (art. 27 Sv).
Alleen dan mogen er dwangmiddelen worden toegepast.
Advocaat van de verdachte
Een advocaat heeft de taak de belangen van zijn cliënt te behartigen. Hij volgt de procedure,
probeert tegenbewijs te vinden, let erop of politie en justitie zich aan de wet houden bij het
verzamelen van bewijs, en voert het woord tijdens de zitting.
Iedereen heeft recht op de aanwezigheid van een advocaat bij het politieverhoor en voorbereiding
van dit politieverhoor met een advocaat (art. 28d Sv)
Om een minderjarige verdachte extra te beschermen, wijst de rechtbank hem een raadsman
(advocaat) toe bij verdenking van een misdrijf, ook wanneer de verdachte hier niet om gevraagd
heeft (art. 489 Sv).
De advocaat en verdachte hebben recht op ‘vrij verkeer’: de advocaat kan de verdachte zo vaak als
nodig opzoeken, en hun gesprekken worden niet afgeluisterd (art. 50 Sv). De ouders hebben ook
recht op vrij verkeer met hun minderjarige kind. Ook hebben de advocaat en verdachte recht op
inzage in alle processtukken (art. 51 Sv)
Opsporingsambtenaar
Een opsporingsambtenaar is iedere functionaris die bevoegd is strafbare feiten op te sporen.
Voorbeelden van opsporingsambtenaren zijn:
Politiefunctionarissen (algemeen opsporingsambtenaar bevoegd voor alle strafbare
feiten)
FIOD (opsporen van belastingfraude)
Ambtenaren bij milieudienst (opsporen milieudelicten)
Opsporingsambtenaren leggen hun opsporingsactiviteiten vast in een proces-verbaal, dat naar de OvJ
wordt gestuurd. Op basis van het proces-verbaal beslist de OvJ wat er verder met de verdachte gaat
gebeuren.