Samenvatting Spelling
Tentamen NL4: Spelling
Hoofdstuk 1: Ons spellingsysteem
Bij sommige woorden kun je opschrijven wat je hoort, andere woorden moet je gewoon weten en bij
weer andere woorden moet je een regel toepassen. Deze verschillen in benaderingswijze hebben te
maken met de manier waarop onze spelling is geregeld.
1.1 Ons schriftsysteem en leren spellen
De Nederlandse taal maakt gebruik van het alfabetisch schriftsysteem. In de loop van de geschiedenis
zijn er verschillende schriftsystemen ontwikkeld om de menselijke taal vast te leggen. De drie
schiftsystemen zijn:
1. Pictografisch schiftsysteem: is de aller oudste manier om woorden weer te geven door
middel van tekeningen en afbeeldingen. Een verkeersbord is een voorbeeld van het
pictografisch schrift. Ook in het onderwijs wordt nog gebruik gemaakt van het pictografisch
schrift. Bij het voorbereiden op het leren lezen kan er goed gebruik gemaakt worden van
pictogrammen. Kinderen leren hiermee dat een pictogram een teken is dat verwijst naar een
gesproken woord.
2. Logografisch schriftsysteem: is een schriftsysteem waarbij ieder plaatje staat voor één
begrip/woord. Doordat er met het pictografisch schrift vooral concrete dingen konden
worden weergegeven en geen abstracte dingen, ontstond er het logografisch schrift. In
logografisch schrift wordt de taal dus op een systematische manier weergegeven: de
woorden, voorvoegsel en lidwoorden krijgen aparte symbolen.
3. Alfabetisch schriftsysteem: is een schriftsysteem waarbij de taal wordt weergegeven door de
afzonderlijke spraakklanken van een woord te noteren. In de Nederlandse taal maken we
gebruik van dit schriftsysteem. We leggen de taal vast door de afzonderlijke klanken
(fonemen) van een woord te noteren door letters/lettercombinaties (grafemen).
Binnen ons Nederlands schriftsysteem hebben we niet voor alle spraakklanken (fonemen) een apart
teken (grafeem), maar alleen voor die spraakklanken die een verschil in betekenis opleveren. Zo is de
spraakklank van de lettercombinatie /ee/ in de woorden been en beer verschillend, maar we
gebruiken toch hetzelfde teken.
In de taalkunde gebruikt met in plaats van de term spraakklank het begrip foneem. Een foneem is
een spraakklank die betekenisverschil veroorzaakt. In de klankgroepen /gaaf/ en /raaf/ is het verschil
tussen de /g/ en de /r/ verantwoordelijk voor het verschil in betekenis. De /g/ en de /r/ zijn dus
verschillende fonemen.
Voor elk foneem in het Nederlands is er een apart teken. We maken gebruik van de letters van het
Latijns alfabet. Het Nederlands kent 34 verschillende fonemen en het Latijnse alfabet heeft maar 26
verschillende letters. Daarom maken wij gebruik van lettercombinaties, zoals de /oe/, /oo/, /ei/ etc.
Fonemen worden dus weergegeven door een letter of een lettercombinatie, oftewel een grafeem.
Een grafeem is een letter of een lettercombinatie die verwijs naar een foneem. In het Nederlands
kennen we 36 verschillende grafemen. Voor sommige fonemen zijn er namelijk twee mogelijke
grafemen.
Bij het alfabetisch schriftsysteem in het Nederlands zijn ook de nodige problemen.
1
, Zo vinden kinderen het lastig om de verschillende fonemen te herkennen. Het herkennen
van fonemen is geen kwestie van goed luisteren, maar van abstract denken. Kinderen
hebben daar moeite mee. Kinderen schrijven vaak de spraakklank in plaats van het foneem.
Daarnaast vinden kinderen het lastig om de volgorde van letters binnen een lettercombinatie
te onthouden. Zo schrijven ze /peos/ in plaats van /poes/.
Ook is de koppeling tussen de fonemen en grafemen niet eenduidig. Sommige fonemen
kunnen door verschillende grafemen worden weergegeven. Dit is voor kinderen lastig.
1.2 Hoofdregels van de Nederlandse spelling
Het Nederlands kent een alfabetisch spellingsysteem. Er zijn verschillende regels die de spelling van
onze woorden bepalen. Het Nederlandse spellingsysteem is onderverdeeld in vier hoofdregels die de
belangrijkste principes of beginselen van onze spelling bepalen. Deze hoofdregels zijn het
fonologisch principe, morfologisch principe, etymologisch principe en het syllabisch principe.
1.2.1 Het fonologisch principe
Het fonologisch principe wil zeggen dat elk foneem door een apart grafeem wordt weergegeven. Dit
principe is de basisregel van de Nederlandse spelling. We spellen het woord met de klanken die we
horen in de standaarduitspraak van een woord. Bij het fonologisch principe krijgt dus ieder grafeem
een foneem, en ieder foneem krijgt een grafeem.
Woorden die alleen volgens het fonologisch principe worden gespeld, noemen we klankzuiver.
Klankzuivere woorden zijn woorden waarin de spelling ook de uitspraak weergeeft, zoals de woorden
/kat/, /vaas/ en /bang/. Woorden zoals /hond/ en /vazen/ zijn geen klankzuivere woorden. Als we
kinderen willen leren spellen, moeten ze eerst het fonologische principe onder de knie krijgen.
Het fonologische principe is de hoofdregel van onze spelling. Op deze hoofdregel zijn allerlei
uitzonderingen. Zo zagen we al dat de koppeling tussen fonemen en grafemen niet eenduidig is. Deze
uitzonderingen van het fonologisch principe hebben ook te maken met andere regels van de
Nederlandse spelling.
1.2.2 Het morfologisch principe
Als we bij de spelling van een woord niet uitgaan van de klank, maar van de vorm van woorden, dan
spreken we van het morfologisch principe. Woorden zijn vaak opgebouwd uit kleinere elementen die
elk een eigen betekenis hebben. Deze betekenisdragende elementen noemen we morfemen. Er zijn
twee soorten morfemen:
- Vrije morfemen: deze morfemen kunnen zelfstandig als woord voorkomen. In het woord onwijs
kan het morfeem -wijs zelfstandig voorkomen.
- Gebonden morfemen: deze morfemen kunnen niet zelfstandig als woordkomen. Het zijn vaak
voor- of achtervoegsels. In het woord onwijs kan het morfeem -on niet zelfstandig voorkomen.
De vorm van een woord speelt op twee manieren een rol in onze spelling. Deze twee manieren
komen voort uit twee regels van het morfologisch principe. Deze regels zijn:
1. Regel van gelijkvormigheid: deze regel houdt in dat we een woord of voor- of achtervoegsel
steeds op dezelfde manier schrijven. Deze regel bepaalt dat een morfeem altijd op dezelfde
manier wordt gespeld. Bij het schrijven van het woord kijk je naar hoe hetzelfde morfeem in
langere woorden wordt geschreven. We schrijven web met een /b/, omdat we in het
meervoud webben een duidelijke b-klank horen. In het woord kastje horen we in de
uitspraak geen t-klank, maar we schrijven die wel, omdat we te maken hebben met het
morfeem kast. Ook schrijven we hond met een /d/ i.p.v. met een /t/, omdat het meervoud
/honden/ is. Deze regel wordt niet altijd consequent doorgevoerd. Dit zien we bijvoorbeeld
terug in het woord huis met een /s/, terwijl het meervoud huizen met een /z/ is.
2
, 2. Regel van de overeenkomst: deze regel houdt in dat ook de opbouw van een woord in de
spelling duidelijk wordt. Als woorden op dezelfde manier zijn gevormd, worden ze op
dezelfde manier geschreven. Bij deze regel vergelijk je woorden met elkaar, die soms een
andere betekenis hebben. We schrijven hij vindt met een /t/, omdat we ook hij werkt met
een /t/ schrijven. Ook schrijven we stationsstraat met dubbel /s/ vanwege het woord
stationsgebouw. Ook deze regel wordt niet consequent gebruikt, er zijn uitzonderingen.
1.2.3 Het syllabisch principe
Het syllabisch principe heeft betrekking op de spelling van syllaben in een woord. Een syllabe is een
klankgroep, een gedeelte van een woord. Klanken die bij de uitspraak van woorden als 1 groep
worden uitgesproken, noemen we klankgroepen of klankstukken. Een syllabe is dus iets anders dan
een lettergreep. Een lettergreep is de visuele verdeling van een woord. Je kunt het woord pas in
lettergrepen verdelen als je weet wat de juiste spelling is van het woord. Hieronder wordt het woord
bakkertje in syllaben en in lettergrepen verdeeld:
Syllaben: /ba/ + /kur/ + /tju/
Lettergrepen: /bak/ + /ker/ + /tje/
Een syllabe is iets anders dan een morfeem. Een morfeem heeft altijd een betekenis, een syllabe
heeft dat niet. Het woord bakkertje bestaat uit 2 morfemen: bakker + tje. Allebei de morfemen
hebben een betekenis. De syllaben van het woord bakkertje (ba + kur + tje) hebben geen betekenis.
Het syllabisch principe is opgebouwd uit twee regels:
1. Verenkelingsregel: Als een klankstuk eindigt op een lange klank, dan schrijven we maar 1
letter. Normaliter wordt in het Nederlands een lange klank door twee letters weergegeven:
aa, oo, uu en ee. Door de verenkelingsregel verandert dit. In het woord vuren eindigt het
klankstuk /vuu/ op een lange klank, maar door de verenkelingsregel schrijven we maar 1
letter u.
2. Verdubbelingsregel: Als een klankstuk eindigt op een korte klank a, o, e of u, dan wordt de
medeklinker die daar op volgt verdubbeld. In het woord koffer eindigt het klankstuk /ko/ op
een korte klank. De medeklinker /f/ wordt dan verdubbeld.
Ook bij het syllabisch principe zijn uitzonderingen. Zo wordt de /ee/ aan het eind van een woord wel
met een dubbel teken geschreven, zoals bij de woorden zee en mee. Dit is om verwarring met de
woorden me en ze te voorkomen.
1.2.4 Het etymologisch principe
Het etymologisch principe houdt in dat de herkomst bepalend is voor de schrijfwijze van het woord
of spraakklank. Vroeger was er een verschil in uitspraak tussen de /ei/ en /ij/, nu is dat niet meer zo.
Toch blijven we de /ei/ en de /ij/ schrijven, ook al hebben ze dezelfde uitspraak in het moderne
Nederlands. Hetzelfde geldt ook voor de /ou/ en de /au/.
Leenwoorden vallen ook onder het etymologisch principe. De spelling uit de taal van herkomst wordt
overgenomen. Woorden zoals race en interview zijn voorbeelden van leenwoorden.
Hoofdstuk 2: Het spellingsproces
2.1 Functie van het woordgeheugen bij het spellen
Een theorie over de wijze waarop woorden in onze geheugen zijn opgeslagen, is de
versmeltingstheorie van Ehri: van elk woord is bepaalde informatie op een systematische manier
3
, vastgelegd in het mentale lexicon. Elk woord heeft een aantal kenmerkende eigenschappen, die Ehri
identiteiten noemt. De identiteiten zijn:
Fonologische identiteit = wijzen op het verschil tussen uitspraak en spelling.
o Akoestische identiteit = de wijze waarop een woord klinkt. Het woord garage klinkt
als /gaaraazju/. Sommige woorden hebben ook dezelfde akoestische kenmerken,
zoals licht en ligt. Als het akoestisch kenmerk van een woord niet correct is
opgeslagen, dan leidt dat heel vaak tot foutieve spelling.
o Articulatorische identiteit = de manier waarop spraakorganen werken als je een
woord uitspreekt. In ons geheugen ligt vast hoe je een woord moet uitspreken. Hier
gaat het om de tong en de lippen en of je de klank wel of niet via de neus moet
uitspreken.
Morfologische identiteit = de kennis van de opbouw van een woord. Iedere taalgebruiker
weet hoe woorden zijn opgebouwd en hoe je met behulp van voor- en achtervoegsels
nieuwe woorden kunt vormen.
Semantische identiteit = de betekenis van een woord, zoals die omschreven is in het
woordenboek. De semantische kenmerken spelen vooral een rol bij homofonen: woorden
met dezelfde uitspraak, maar een andere spelling, zoals bij wei en wij. Deze woorden kun je
alleen goed schrijven als je de betekenis erbij betrekt.
Syntactische identiteit = de mogelijkheden van een woord om met andere woorden
gecombineerd te worden. Vooral bij werkwoordspelling is dit belangrijk. We weten pas dat
we /vint/ als vindt moeten schrijven als het gaat om een zin met de persoonsvorm hij.
Orthografische identiteit = de spelling van het woord staat centraal. Hierbij gaat het om de
specifieke combinatie van letters waardoor een woord wordt weergegeven.
De spelling van een woord wordt bepaalde door alle identiteiten. De verschillende identiteiten zijn
nauw met elkaar verbonden. Spellen is meer dan een woordbeeld uit het geheugen oproepen. Alle
identiteiten moeten bij het schrijven aan bod komen. Door niet alleen aandacht te besteden aan het
visuele woordbeeld, maar op een veelzijdige manier het woord te behandelen, zal de juiste
schrijfwijze gemakkelijker aangeleerd kunnen worden.
2.2 Spellingsstrategieën
We kunnen bij het schrijven van woorden heel verschillend te werk gaan. De manieren die een
speller gebruikt om tot de juiste schrijfwijze van een woord te komen, noemen we
spellingstrategieën. Er zijn twee soorten spellingstrategieën:
1. Directe spellingstrategie = wanneer het spellen geautomatiseerd is. Als we het woord vaak
genoeg geschreven hebben, dan hoeven we niet meer na te denken over regels. Men noemt
dit ook wel spellen volgens het schrijfmotorisch patroon. De schrijfmotorische handeling die
nodig is voor het schrijven van een woord is in ons geheugen vastgelegd en daardoor kunnen
we het woord opschrijven zonder erbij na te denken. Als we een woord maar vaak genoeg
opschrijven, ontstaat er vanzelf een schrijfmotorisch patroon.
2. Indirecte spellingstrategie = wanneer iemand bij het spellen een bepaalde denkhandeling
toepast. Er bestaan vijf indirecte spellingstrategieën:
1. Fonologische strategie
2. Woordbeeldstrategie
3. Regelstrategie
4. Analogiestrategie
5. Hulpstrategie
4