Leesverslag Nederlands
Nieuw NederlandsVWO
Naam leerling :
Klas :
Naam docent :
Cursus : 2018-2019
Ingeleverd op :
1 Feitelijke gegevens
1.1 Titel : De Kleine Johannes
1.2 Auteur : Frederik van Eeden
Ondertitel : De ontwikkeling van kind tot volwassene
Motto : N.v.t.
1.3 Eerste druk : 1887
1.4 Genre : Psychologische roman, sprookje
Uitleg : De verteller noemt het verhaal in het begin een sprookje dat
echt gebeurd is. Er komen typische sprookjesfiguren in voor:
elven en kabouters. Ook is het verhaal gebouwd op de typische
tegenstelling tussen goed en kwaad.
2 Eerste reactie
2.1 Keuze
Ik heb dit boek samen met een aantal leerlingen gekozen.
2.2 Inhoud
Ik vond het geen moeilijk boek, maar het duurde wel even voor ik door had wat de
diepere betekenis was. Ook moest ik even wennen aan het taalgebruik. Het boek
is geschikt voor alle leeftijden. Als je ouder en wijzer bent, herken je de diepere
lagen beter.
, 3 Samenvatting
De kleine Johannes - zo wordt in het eerste hoofdstuk verteld - heeft een grote liefde
voor alles wat leeft, daarnaast bezit hij een rijke fantasie: 'hij gaf namen aan alles wat hij
ontdekte.' In de tuin bevindt zich een grote vijver, waar Johannes op warme
zomeravonden vaak vertoeft. Met Presto, de hond, en Simon, de kat, kan Johannes
goed opschieten; voor de kat gevoelt hij zelfs een eerbiedig ontzag. Johannes' grootste
wens is te vliegen naar de grot die door de wolken wordt gevormd; vooral bij
zonsondergang schittert de wolkengrot prachtig. Dan geschiedt het wonder! Johannes
drijft in de kleine boot - het was hem streng verboden - midden op de vijver: 'Johannes
lag op de voorsteven en staarde in de diepte van de lichtgrot. - Vleugels! dacht hij, nu
vleugels! en daarheen.' Uit een grote blauwe waterjuffer verschijnt Windekind, die
geboren is in de kelk van een winde uit de eerste stralen der maan en de laatste der
zon. 'De zon is mijn vader', vertelt Windekind. Het mensenkind wordt door Windekind
meegenomen op een wonderlijke reis, nadat de laatste Johannes op het voorhoofd
heeft gekust, waardoor alles voor hem verandert: de fantasie treedt in werking.
Allereerst bezoeken zij de krekelschool, waar Johannes verneemt dat de mens 'een
groot, nutteloos en schadelijk dier is dat zeer laag staat, daar het vliegen noch springen
kan'. Daarna bezoeken zij het weldadigheidsfeest in het konijnenhol, dat gehouden
wordt voor de nagelaten betrekkingen van vele dieren die zijn omgekomen door de
komst van mensen met honden. Op het feest ontmoet Johannes de koning der elfen,
Oberon, die zeer minzaam en vriendelijk is. De elfenkoning overhandigt Johannes een
gouden sleuteltje: 'Het kan uw geluk zijn. Het past op een gouden kastje dat kostbare
schatten bevat. Maar wie dat heeft, kan ik U niet zeggen. 'Evenals bij de krekels,
gedraagt Johannes zich één moment 'onbehoorlijk'. Buiten vertelt de glimworm zijn
liefdesgeschiedenis. De volgende avond kan Johannes niet naar de vijver. Op school
heeft hij die dag straf gekregen, omdat hij de meester heeft verbeterd met 'van den zon',
de zon was mannelijk, als vader van Windekind. Pas op vrijdagavond ontmoet hij
Windekind weer. Op hun tocht vertelt Windekind aan Johannes de geschiedenis van de
jonge meikever, waarin een vergelijking opgesloten ligt tussen de idealist en de
materialist. Drie weken later gaat Johannes met Windekind naar de mieren. Van Eeden
hekelt in de Vredemieren en de Strijdmieren de godsdienstoorlogen: 'De mensen gaan
naar de mieren om wijs te worden', geeft Windekind als antwoord, wanneer Johannes
de mieren dom noemt. Daarna bezoeken zij het zendingsfeest: opnieuw satirisch
bedoeld. Johannes wil niet meer bij de mensen wonen. Samen praten zij over God en
het Grote Licht, waarna Windekind Johannes op de juiste wijze bidden leert. Op een
avond praat Windekind over de kabouters. Johannes' nieuwsgierigheid is opgewekt; hij
wil de kabouters leren kennen. Zo komt hij in aanraking met Wistik, de oudste en wijste
der kabouters, die juist een kruisspin voorleest uit het heilige boek der spinnen: de
geschiedenis van Kribbelgauw. Johannes wil de waarheid leren kennen, maar die staat
noch in het elfenboekje, noch in het kabouterboekje. Is het rechte ooit te vinden? Wistik
geeft Johannes de mogelijk oplossing om het geluk te vinden na alle Waarom-vragen:
Mensen hebben het gouden kistje, (geluk bestaat) elfen hebben de gouden sleutel,
(fantasie is nodig) elfenvijand vindt het niet, (Johannes bezit het) mensenvriend slechts
open het. (liefde tot de mens) Lentenacht is de rechte tijd, en roodborstje weet de weg.
Johannes gaat op zoek naar het kistje, Windekind heeft hem verlaten. Bij twee oude
mensen, een tuinman en z'n vrouw, vindt Johannes wel het mensenboek, de bijbel,
maar dat is niet het echte boek dat hij zoekt. Als het lente wordt, ontmoet hij Robinetta;
een roodborstje dat op haar schouder zit, pikt uit haar hand. Maar zijn liefde voor
Robinetta is nog niet het ware geluk. Hij moet, zo zegt Wistik, het roodborstje de weg
vragen: 'Hier niet! hier niet!' tjilpt het vogeltje. Robinetta wil Johannes helpen het geluk
te zoeken, maar zij toont hem de bijbel en dat is het niet. Robinetta's vader verbiedt alle
verdere omgang na Johannes' uitspraak: 'Ik heb geen eerbied voor God. God is een
grote petroleumlamp. waardoor duizenden verdwalen en verongelukken.' Zo verliest hij