Geschiedenis samenvatting Verlichting
§1. Verlichte ideeën over de ideale samenleving
In de Middeleeuwen waren geleerden geestelijken die onderzoek deden
naar godsdienstige onderwerpen. Pas vanaf de renaissance, toen de
invloed van de kerk afnam kwamen er ook andere onderzoekers die zich
met andere onderwerpen bezig hielden. Het gevolg hiervan was de
wetenschappelijke revolutie. Kenmerken van de wetenschappelijke
revolutie zijn:
o Een nieuwe manier van onderzoeken: observeren, experimenteren
en redeneren
o Grote veranderingen in het leven van veel mensen
o Gewelddadig verzet van de kerk en aanvankelijk ook de overheid en
sommige bevolkingsgroepen
Het baseren van onderzoek op waarneming, experiment en ervaring is het
empirisme. Hier hielden onderzoekers in de oudheid zich ook al mee bezig
maar in de renaissance gingen deze experimenten systematischer. In de
16e eeuw kwam er veel tegenstand vanuit de kerk tegen deze
onderzoeken, omdat de kerk haar macht verloor en sommige kerkelijke
opvattingen in twijfel werden gebracht. Zo werden Giordano Bruno en
Gallileio Galilei door de kerk terechtgesteld door hun openbare aanhang
van Copernicus (en Luther). Vanaf het einde van de 16e eeuw werd het
gunstiger voor wetenschappers, ze gingen meer samenwerken in
verenigingen en werden gesteund door regeringen. De wetenschap kreeg
een belangrijke plaats in de samenleving en de Europeanen hadden een
grote voorsprong op de rest van de wereld. Door de wetenschappelijke
revolutie vertrouwden mensen niet meer blind op de kerk en gingen ze
vertrouwen op hun eigen verstand. Ook gingen ze zich afvragen of
mensen wel goed met elkaar omgingen? En welke invloed godsdienst
moest hebben? Hoeveel macht moet de koning hebben? Hiermee leidde
de Wetenschappelijke Revolutie tot de Verlichting.
De 18e eeuw is de eeuw van de Verlichting, de onderzoekers in die tijd
waren verlichtte denkers. Zij vonden dat de samenleving met verstand
moest worden onderzocht, hierdoor zou de kennis van de mensen
toenemen en zouden problemen in de samenleving worden opgelost. Deze
visie is het rationalisme, welke leidde tot het optimisme en de
vooruitgangsgedachte. Verlichtte denkers vonden het, net als in de
renaissance belangrijk dat mensen op aarde gelukkig waren, en niet
leefde als voorbereiding op de dood. Daarom vonden zij dat er op het
gebied van sociale verhoudingen veel verbeterd moest worden. Het
belangrijkste vonden zij vrijheid, en daarna gelijkheid. Wel waren er
verschillende opvattingen over gelijkheid, zoals over de taak van vrouwen
maar ook over de afschaffing van de slavernij. Op het gebied van
godsdienst waren verlichtte denkers het erover eens dat er religieuze
tolerantie en een scheiding van kerk en staat moest zijn. Maar over de
invloed van god op het dagelijks leven waren ze het niet eens. Sommige
geloofden dat god wel bestaat als schepper maar dat hij niet ingrijpt in de
, wereld, de wereld werd beheerst door natuurkrachten die aangetoond en
verklaard konden worden. Anderen denkers wisten niet of ze in een god
moesten geloven, zij waren agnosten (niet-wetende).
Op economisch gebied vonden verlichtte denkers dat ieder individu de
vrijheid moet hebben om zijn eigen belangen na te streven, en dat elke
staat een vrije economie moet hanteren.
Op politiek gebied waren de belangrijkste uitgangspunten:
o Volkssoevereiniteit, degene die de macht uitvoeren ontlenen hun
macht aan het volk en zijn verantwoording aan het volk
verschuldigd.
o Sociaal contract tussen vorst en volk of burgers onderling
(grondwet).
o De scheiding van de machten in een staat, trias politica ->
wetgevende macht, uitvoerende macht, rechtsprekende macht.
Dankzij de uitvinding van de drukpers in de 15e eeuw konden er grote
aantallen boeken en tijdschriften gedrukt worden, zo konden de
denkbeelden van de verlichting snel verspreid worden. Het belangrijkste
boek van de verlichting was de Encyclopedie waarvan het eerste deel in
1751 uitkwam. Ook in salons werden de ideeën van de verlichting
besproken, dit was een bijeenkomst waar, meestal bij een vrouw uit de
bovenlaag van de bevolking, waarbij kunstenaars, verlichtte denkers,
ambtenaren, zakenlieden en meer bij elkaar kwamen. In de salons mocht
alles gezegd worden. Ook rondreizende theater gemeenschappen
verspreidde de ideeën van de verlichting over de bevolking. Kerk en staat
oefende in heel Europa censuur uit op redevoeringen en publicaties, alleen
in de Republiek en in Engeland kon alles gedrukt worden. In Frankrijk was
de censuur niet zo streng als deze werd voorgedaan waardoor deze
ontdoken kon worden. Dit deden ze door kritiek niet direct te uitten maar
te vermommen met een fictief personage in een fictief land, of door
dubbelzinnige formuleringen te kiezen of door boeken illegaal in het
buitenland uit te geven.
§2. Het absolutisme gaat in de Europese politiek de toon aangeven
De periode tussen 1660 en 1789 wordt in Frankrijk ook wel het ancien
regime genoemd, het oude bewind. Deze periode kenmerkte zich door de
absolute macht van de koning. Het hof van Versailles was een voorbeeld
voor veel andere hoven in Madrid, Londen, Berlijn ect. De bovenlaag van
de bevolking in veel Europese landen leerden Frans spreken en ging ook
Franse literatuur lezen, en ook in de mode en kookkunst gaf Frankrijk de
toon aan. Nog steeds zien we hier sporen van terug in veel landen
waaronder Nederland.
In de loop van de 14e eeuw ontstonden er grootmachten in Europa, als
Frankrijk, Engeland en Pruisen met een koning aan het hoofd. Deze
koningen bouwden hun macht tijdens de 15e, 16e en 17e eeuw steeds