Geschiedenis samenvatting Duitsland
§1. Het Duitse keizerrijk
Met het voeren van de Frans-Duitse oorlog bracht Otto von Bismarck, de
rijkskanselier van Pruissen, de Duitse staten bij elkaar. Toen Frankrijk in
1871 was verslagen, werd het Duitse koninkrijk uitgeroepen in de
spiegelzaal in Versailles. Door dit in het buitenland te doen werd niet één
van de Duitse staten bevoordeeld. Ook kon Duitsland zo deze overwinning
tegen Frankrijk erin wrijven. De Pruisische koning Wilhelm I werd de keizer
van Duitsland en von Bismarck werd rijkskanselier. De rijksdag was de
volksvertegenwoordiging, vanuit elk kiesdistrict werd er een
afgevaardigde gekozen die hierin kwam. De keizer had de meeste macht,
hij mocht de Rijkskanselier benoemen en ontslaan en was militair
opperbevelhebber. De rijkskanselier benoemde de ministers. De rijksdag
mocht de begroting, belastingmaatregelen en wetten goed- of afkeuren
maar mocht de rijkskanselier en zijn ministers niet ter verantwoording
roepen of dwingen tot aftreding. De 25 deelstaten hadden veel
bevoegdheden voor zichzelf gehouden, de afgevaardigden van de
deelstaten vormden samen de bondsraad. Deze had het recht de
begroting, wetten en verdragen met andere landen goed of af te keuren.
De belangrijkste politieke stromingen in Duitsland waren:
o Conservatieven en nationaal-liberalen, met veel aanhang van de
hogere bevolkingslagen
o De centrumpartij, met veel aanhang onder de katholieken. Dit was
tot 1912 meestal de grootste partij in de rijksdag
o De socialisten, met veel aanhang van de industriearbeiders. Ze
vielen in 1917 uiteen in de socialisten en de communisten.
De adel, officieren en hoge ambtenaren hadden binnen de samenleving de
meeste macht, daarna kwamen de grote fabrikanten en bankiers. De
groep met werknemers in de dienstsector, lagere ambtenaren, kleine
ondernemers en chefs van afdelingen van grote ondernemingen hadden
weinig aanzien maar wel meer dan de laagste klasse: boeren, arbeiders in
de landbouw en industrie en lagere ambtenaren.
Het Duitse keizerrijk was een militaire, politieke en door snelle
industrialisatie ook een economische grootmacht.