Week 1
Voor de heffing van erf- en schenkbelasting geldt het woonplaatsbeginsel. Dit woonplaatsbeginsel
knoopt aan bij de woonplaats van de erflater of schenker. Erf- en schenkbelasting wordt dus slechts
geheven als degene van wie wordt verkregen op het tijdstip van de verkrijging in Nederland woonde
(of geacht werd te wonen).
Woont de erflater of schenker ten tijde van het overlijden of de schenking in NL, dan zijn de
verkrijgers belasting verschuldigd over hetgeen zij krachtens erfrecht of schenking verkrijgen. De
woonplaats van de verkrijger is daarvoor niet van belang.
Wordt de verkrijging twee keer belast? Nee. Je belast bij de verkrijger! Het is de
draagkrachtvermeerdering van de verkrijger die wordt belast.
Is het dan niet raar dat indien een ouder in het buitenland woont en het kind erft, deze
verkrijging niet belast is??
Geschiedenis van de Successiewet
Financiering van de oorlog tegen Spanje in 1598. -> ‘collaterale impost’.
De heffing had een budgettaire functie en was voornamelijk gestoeld op duidelijk waarneembare
uiterlijke kenmerken. De personele belasting knoopte aan bij het hebben dan dienstboden en sloot
de window taks aan bij het aantal ramen dat een huis telde. Ook de dood was een gemakkelijk te
constateren feit en daarmee een handig aanknopingspunt van heffing.
Invoering schenkbelasting -> 1917. De reden hiervoor was voornamelijk dat de successiebelasting (dit
was voorheen erfbelasting) eenvoudig kon worden ontgaan door vermogen reeds tijdens leven over
te hevelen. Maar de heffing werd ook vanuit het drachtkrachtbeginsel gerechtvaardigd. Een
schenking verhoogt immers net zo goed de draagkracht van de begiftigde als een nalatenschap de
draagkracht verhoogt van een erfgenaam.
1956 -> nieuwe Successiewet
Twee progressies: tarief neemt toe naar mate de graad van verwantschap verder is verwijderd en
anderzijds neemt het tarief toe naar mate de omvang van verkrijging toeneemt.
2010:
Kinderen en echtgenoten – 10 tot 20 %
Overige verkrijgers – 30 tot 40 %
Rechtsgronden
- Draagkrachtbeginsel
In NL wordt elk subject belast met IB. deze heffing knoopt aan bij de subjectieve
draagkrachtvermeerdering. Niet alle draagkrachtvermeerderingen worden belast met IB;
alleen die afkomstig zijn uit een in de wet genoemde bron. Incidentele meevallers worden
o.a. belast in de Successiewet.
- Beginsel van de minste pijn – twijfelachtige rechtsgrond!
1
, Belasting moet worden geheven op de tijd en op de wijze die voor de belastingschuldige het
meest geschikt lijkt. Bij successiebelastingen drukt de heffing niet direct op het besteedbare
inkomen van de verkrijger en de erflater krijgt niets mee van de heffing, en dus voelt hij geen
pijn door de belastingheffing over het nagelaten vermogen.
- Buitenkansbeginsel
Het verkrijgen van een erfenis of schenking kan worden gezien als een buitenkans waarvoor
geen inspanningen zijn verricht. Het wordt rechtvaardig geacht belasting te heffen als gevolg
van de bevoorrechte positie waarin de verkrijger als gevolg van het overlijden is komen te
verkeren.
Wordt voornamelijk aangedragen om het verschil in tarieven en vrijstellingen in de SW te
rechtvaardigen.
- Loon-naar-werken-beginsel – twijfelachtige rechtsgrond!
Dit houdt in dat indien inkomsten uit arbeid worden belast, hetgeen om niet wordt
verkregen zeker dient te worden belast. Het zou volgens dit beginsel niet juist zijn dat
iemand geen belasting hoeft te betalen als hij iets verkrijger zonder dat hij daarvoor een
gelijkwaardige tegenprestatie heeft verricht.
- Profijtbeginsel
Dit beginsel houdt in dat de belastingplichtige die profiteert van de overheidsuitgaven in een
staat, ook dient bij te dragen aan die overheidsuitgaven.
Dit beginsel is nauw verbonden met de economische verbondenheid aan een staat.
Aanknopingspunten van heffing
Woonplaatsbeginsel: woonplaats erflater of schenker. (is vanuit het draagkrachtbeginsel
niet te rechtvaardigen).
Artikel 1 lid 1 onder 1 en 2 SW
Het begrip woonplaats is niet omschreven in de SW. Hiervoor is artikel 4 lid 1 AWR van toepassing.
Artikel 2 lid 1 SW -> woonplaatsfictie met betrekking tot diplomaten en dergelijke personen.
Artikel 3 SW -> fictieve woonplaats na emigratie
- Artikel 3 lid 1 strekt ertoe te voorkomen dat heffing van schenk- en erfbelasting kan worden
ontgaan door emigratie. Vanaf het moment van iemands emigratie woont hij immers niet
meer in NL. Artikel 3 lid 1 SW zegt dat de Nederlander die binnen tien jaren na zijn vertrek uit
NL komt te overlijden of een schenking doet, geacht wordt op het tijdstip van zijn overlijden
of de schenking in NL te wonen.
- Lid 1 is van toepassing op iemand die bij zijn vertrek uit NL de Nederlandse nationaliteit had
en deze tevens had op het moment van zijn overlijden of de schenking.
- In lid 2 is een fictieve woonplaats geïntroduceerd voor iedereen die in NL heeft gewoond en
binnen 1 jaar na het metterwoon verlaten van het land een schenking doet. -> let op! Dus
alleen schenkingen! De nationaliteit doet niet ter zake. (heeft een anti-misbruik karakter).
Begripsbepalingen
- Partner
Kan een verkrijger worden aangemerkt als de partner van de erflater dan geldt voor hem de
partnervrijstelling van artikel 32 lid 1 onder 4 SW. Tevens is het tarief van tarieftabel 1 van
toepassing (artikel 24 lid 1 SW).
2
, o Artikel 5a AWR en artikel 1a SW
o Echtgenoten worden altijd als partner aangemerkt. Het is niet verplicht dat de
echtgenoten een gezamenlijke huishouding voeren. Anders dan voor de IB worden
ook echtgenoten die een scheidingsverzoek hebben ingediend als partners
aangemerkt.
o In artikel 2 lid 6 AWR is het geregistreerd partnerschap gelijkgesteld aan het
huwelijk.
o Samenwoners -> artikel 1a SW
Ongehuwd samenwonenden met een notarieel samenlevingscontract -> 1a
lid 1 SW
Ongehuwden zijn elkaars partners indien zij ten minste gedurende
zes maanden meerderjarig zijn en ingeschreven hebben gestaan op
hetzelfde adres in de BRP en zij een notariële akte hebben laten
opmaken waarin een wederzijdse zorgverplichting is opgenomen.
Vijf-jaars samenwoners -> 1a lid 3 SW
Ten minste vijf jaar op hetzelfde adres hebben gewoond.
o In artikel 5a lid 7 AWR jo artikel 1a lid 5 SW is voorzien in de situatie dat inschrijving
op hetzelfde adres niet langer mogelijk is als gevolg van de opname in een
verpleeghuis of verzorgingshuis vanwege medische redenen of ouderdom van een
van de partners. In dat geval blijft het partnerschap bestaan zolang geen van beide
partners een andere fiscale partner heeft.
Erfrechtelijke verkrijgers
- Erfgenamen
- Legatarissen
o Een legaat is een testamentaire beschikking waarin de erflater aan een of meer
personen een vorderingsrecht heeft toegekend (artikel 4:117 BW).
o Als de beschikking niet een vorderingsrecht omvat, is sprake van een last.
- Lastbevoordeelden – 4:130 BW
o Er is slechts sprake van een last indien de nakoming van de prestatie niet kan worden
gevorderd. Als aan die verplichting wel een vorderingsrecht gekoppeld is, dient
immers gesproken te worden van een legaat.
o Degene die de last heeft moeten uitvoeren kan deze verplichting in aftrek brengen
voor erfbelasting (artikel 5 lid 1 SW).
Omvang van de nalatenschap
Niet voor vererving vatbaar zijn vermogensrechten die eindigen bij het overlijden van de erflater.
Dergelijke rechten behoren immers niet tot zijn nalatenschap
- Rechten van vruchtgebruik of van gebruik en bewoning
- Van een van zijn leven afhankelijk recht op een lijfrente
- Recht op alimentatie
Erfbelasting wordt geheven over de zuivere erfrechtelijke verkrijging. Dat wil zeggen dat de
erfgenaam met de schulden van de erflater rekening mag houden bij de bepaling van de omvang van
zijn verkrijging. Artikel 20 SW
3
, Welke schulden? Schulden van de erflater, dus schulden die de erflater op zijn sterfdag had of die
onmiddellijk ontstaan als gevolg van het overlijden.
Niet aftrekbare schulden zijn dus de kosten van de afwikkeling van de nalatenschap, de beloning voor
de executeur, de honoraria voor de verzorging van de overlijdensaangifte voor de IB en aangifte
erfbelasting.
Kosten uitvaart (artikel 20 lid 1 en 2 SW) vallen hier wel onder, voor zover zij niet bovenmatig zijn,
waarbij de plaats van de overledene in de maatschappij, zijn vermogenspositie, plaatselijke
gebruiken en overige omstandigheden in aanmerking worden genomen.
Als gebruikelijk begrafeniskosten kunnen worden aangemerkt die van de uitvaart als zodanig,
advertenties, rouwkaarten en bedankbriefjes, de kerkdienst en bloemen. Eveneens zijn aftrekbaar de
kosten van de grafsteen en de aankoopsom van het graf.
Invloed van het huwelijksvermogensrecht
Niet tot de gemeenschap van goederen behorende baten, die bij het overlijden tot erflaters
privévermogen kunnen behoren, zijn:
- Door de overledene krachtens erfrecht of gift verkregen goederen ten aanzien waarvan bij
uiterste wilsbeschikking of bij gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen ->
uitsluitingsclausule -> artikel 1:94 lid 2 onder a BW
- Goederen en schulden, die zodanig verknocht zijn aan een echtgenoot dat die verknochtheid
zich ertegen verzet dat die goederen en schulden in de gemeenschap vallen -> artikel 1:94 lid
3 BW
o Aandeel in een personenvennootschap
- De vruchten van goederen die niet in de gemeenschap vallen -> artikel 1:94 lid 4 BW
Daarnaast vallen de schulden die samenhangen met de van de gemeenschap uitgezonderde
goederen niet in de gemeenschap.
Latente belastingschulden – artikel 20 lid 5 en 6 SW
- Indien de erflater tot zijn overlijden een onderneming dreef, dient in beginsel in de IB te
worden afgerekend over de stakingswinst. Die stakingswinst bestaat dan uit het totale
bedrag van de stille reserves en fiscale reserves en goodwill, voor zover deze meerwaarden
bestaan.
o Afrekening van IB over de stakingswinst kan dan op verzoek achterwege blijven als
de onderneming wordt voortgezet door een of meer van degenen die krachtens
erfrecht zijn gerechtigd tot de bestanddelen van het ondernemingsvermogen.
o De voortzetter treedt dan voor de heffing van de IB in plaats van de erflater, hetgeen
onder meer inhoudt dat hij moet voortzetten op basis van de boekwaarden waarmee
de erflater eindigde.
o In verband hiermee kan voor de heffing van erfbelasting een latente IB-schuld
worden opgevoerd ten bedrage van 20% van het bedrag van de bij het overlijden
bestaande reserves, verhoogd met 30% betreffende de oudedagsreserve in gevallen
waarin doorschuiving van deze reserve ook mogelijk is (artikel 20 lid 6 onder a en b
SW).
- Bij de verkrijging van aandelen, winstbewijzen, bewijzen van deelgerechtigdheid en
koopopties die behoorden tot een aanmerkelijk belang van de erflater in de zin van artikel
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper merelcolle. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.