Methodische kaders
Hoofdstuk 3: De benadering vanuit de systeemtheorie
3.1 Inleiding
De systeembenadering kijkt naar de omgeving van het individu, waarbinnen de verklaring
voor het gedrag van het individu gevonden kan worden.
De SPH’er en zijn cliënten hebben met verschillende systemen te maken.
1. Een systeem van het gezin van herkomst of van een andere woon- en
opvoedingssituatie van de cliënt.
2. Een systeem van een pleeggezin, waarin de jongere een tijdelijke verblijfplaats vindt.
3. Een systeem waarin de jongere een tijd moet verblijven, omdat er thuis te veel stress
is of omdat hij of zij een aantal dingen moeten leren, die in deze groep beter geleerd
kunnen worden dan in de thuissituatie.
4. De hulpverlener, de cliënt en zijn of haar ouders hebben te maken met de
hulpverleningsinstelling(en) en hun organisatie.
De kern van de systeembenadering:
- Men wil het gedrag van personen bestuderen door dat gedrag in een breder kader, in
hun context te plaatsen.
- Men wil naar dat gedrag kijken via het omvattender geheel.
- Men kan een beter begrip van de sociale werkelijkheid krijgen, als met ‘de brede blik’
hanteert, als men in staat is de dingen breed en omvattend te bezien.
- Men ziet en begrijpt eenvoudig meer, wanneer men vanuit het geheel naar de delen
kijkt, en de dingen probeert synthetisch of vanuit het geheel te benaderen.
‘Synthetisch’ betekent: met oog voor de samenhang van de dingen en vormt een
tegenstelling met ‘analytisch’, dat wil zeggen, dat men de dingen in hun onderdelen
wil bestuderen.
3.2 Het ontstaan van het systeemdenken in de wetenschap en in de agogische praktijk
Ludwig von Bertalanffy pleitte ervoor dat dingen onderzocht moesten worden vanuit het
grotere geheel. Later verbreedt hij zijn biologische theorie en noemt deze therapie de
algemene systeemtheorie (AST).
Nadat het boek ‘Pragmatics of Human Communication’ in 1970 in het Nederlands uitkwam,
verwierf de systeembenadering in Nederland algemeen erkenning en aanhang van de
Nederlandse universiteiten en binnen de wereld van hulpverlening en therapie.
De gezinsbehandeling wordt een belangrijke methodiek.
De systeemtheorie heeft gevolgen gehad voor de praktijk van de kinderbescherming en voor
de beslissingen die door kinderrechters werden genomen. Tot en met de eerste helft van de
jaren zeventig werden kinderen heel vaak uit huis geplaatst als zij afwijkend gedrag
vertoonde.
, In de begin jaren zeventig begon men zich te realiseren dat het misschien in de gezinnen
leek, dat die kinderen niet deugden, maar dat het was goed mogelijk dat er wat met de
gezinnen aan de hand was.
Er kwam meer ondersteuning voor het gezin in plaats van dat kinderen uit huis werden
geplaatst.
3.3 Sociale systemen
Systeem= een samenstel van individuen en van betrekkingen tussen de individuen, dat als
geheel functioneert door de onderlinge afhankelijkheid van deze individuen en dat voor de
betrokken personen bepaalde functies vervult.
Kenmerken van systemen
● Het hart van het systeem wordt gevormd door de betrekkingen die deze individuen
onderling met elkaar onderhouden.
● Verschillende rollen, die elkaar aanvullen en veronderstellen.
● Totaliteit: als er verandering optreedt in een deel van het systeem, dan heeft dat zijn
weerslag op het gehele systeem en deze verandering zal dan weer veranderingen
teweeg brengen in alle andere delen van het systeem.
● Niet-optelbaarheid: eigenschappen van het systeem kunnen niet worden herleid tot
de eigenschappen van het individu.
Een helikopterview
Om zich de benadering eigen te maken en om hem te kunnen toepassen, moet men leren
kijken naar systemen door een bril, die ons een hoger abstractieniveau laat zien van het
menselijk gedrag.
3.4 Een ander zicht op oorzakelijkheid.
- Lineaire causaliteit: A→ B
- Circulaire causaliteit: oorzaak = gevolg = oorzaak = gevolg = oorzaak enzovoort.
- Circulair causale werkelijkheid: beide interactiepartners roepen, veroorzaken,
voeden, in stand houden, bevestigen en versterken in gelijke mate elkaars gedrag
(op).
3.5 De systeembenadering als methode
In de gezinsbehandeling komen de systematische analyses tot stand door informatie over:
a. Gezinsrollen
b. Gezinsstructuur en gezinstypen
c. De aard van de grens tussen het ouderlijke subsysteem en het subsysteem van de
kinderen.
d. De aard van de grens tussen het gezinssysteem en de buitenwereld.
e. De mate, waarin het systeem blijk geeft van totaliteit of onderlinge samenhang.