College 1
Dia 1: Wat is cultuur?
Sociologie
➢ Cultuur als leidraad bij het handelen
• Culturele aspecten van het handelen verwijzen naar de doelen en normen die ons
handelen richten → Normatief kader
• Cultuur geeft mee wat nastrevenswaardig is → Cultuur zal opvattingen over wat
nastrevenswaardig is, sturen.
Voorbeeld : Amish → simpel agrarisch leven zonder elektriciteit, levenswijze uit religie, bepaalde
geinspatronen (meisjes huishouden en jongens boer)
Antropologie: Cultuur als:
1. Gedeeld systeem van kennis & betekenisgeving
o Cultuur bestaat uit denkmodellen
o Een gedeeld systeem van kennis, bedoelingen en betekenissen binnen een sociale
context (bevolkingsgroep, samenleving).
2. Systeem van denk en gedragspatronen
o Gedeelde werkelijkheid over wat gewenst is (maatschappelijk) + goed is voor kind
(praktijk)
3. Cultuur is aangeleerd
o enculturatie = tijdens de opvoeding worden kinderen ingewijd in de cultuur van de
groep waartoe ze behoren → gebeurd vaak niet bewust, het gebeurd tijdens opvoeden
/ opgroeien d.m.v. tradities
➢ niet in tegenspraak maar andere benadering
Belangrijke eigenschap cultuur :
• transmissie en continuïteit van normen via opvoeding → transmissie = van de opvoeder
tot kind, iets mee geven etc. → zijn nodig om cultuur te laten bestaan
Dia 2 +3: Voorbeeld van de invloed van Cultuur op de opvoeding
• antropologen → cultuur is bron van kennis : bepaalde manier van kijken
• pedagogen → hoe ziet dat er uit in opvoeding en wat zijn de gevolgen
Amy Schalet onderzocht seksualiteit in Nederland en de Verenigde Staten → Een cross culturele
vergelijking naar de heteroseksuele opvoeding in VS en NL → ‘Not under my Roof ‘ Parents, Teens
and the Culture of Seks
➢ onderzocht onder de middenklasse
➢ Cultuur als kennis en betekenisgeving:
VS: Seks = gevaarlijk, zorgt voor problemen als tienerzwangerschappen, meisjes vaak
slachtoffer, geen beheersing
NL: Seks kan normaal onderdeel adolescentie zijn en dus niet risicovol. juist begeleiden en
in gesprek gaan
o dit geven ze mee in opvoedingspraktijken
➢ Culturen: sociale structuren nodig, transmissie van waarden
VS : Stabiel romantisch samenzijn van tieners bestaat niet.
NL: Tienerseks past binnen een langdurige romantische relatie.
➢ Opvoedingspraktijken
VS: Not under my roof!
NL: Seks thuis mag, juist graag thuis (monitoring)
o Er bestaan dus ook grote verschillen binnen westerse culturen.
Je ziet nu ook een dat er een duidelijk verschil is binnen westerse culturen.
,Dia 4 : Bronfenbrenner - Ecologisch ontwikkelingsmodel
Het ecologisch model van Bronfenbrenner toont dat de omgeving van grote invloed is op
opgroeiende kinderen. Dit model houdt echter te weinig rekening met cultuur en cultuurverschillen
in de directe leefomgeving van kinderen. In tegenstelling tot autochtone kinderen, worden de
meeste allochtone kinderen geconfronteerd met relevante cultuurverschillen in hun dagelijkse
opvoedings- en leefsituatie. Om de culturele dimensie van de opvoeding in kaart te brengen wordt
het theoretisch raamwerk van Harkness en Super geïntegreerd in het ecologisch model van
Bronfenbrenner.
De ecologische modellen (van Bronfenbrenner en van Harkness&Super) gaan uit van
functionalistisch paradigma, omdat het zich beperkt tot de aanname dat er samenhang bestaat
tussen de diverse systemen waaruit de sociale context is opgebouwd. De samenhang is van belang
voor de beschrijving en analyse van de opvoedings- en leefsituatie van kinderen van immigranten
omdat zij uit een andere cultuur komen.
Bronfenbrenner gaat ervan uit dat de omgeving waarin kinderen opgroeien grote invloed heeft op
hun ontwikkeling en gedrag. Hij omschrijft de omgeving van een adolescent als een soort ui, met
verschillende lagen. Deze “ui” heeft 5 lagen, en elke laag heeft een verschillende invloed op de
ontwikkeling van een adolescent. Hoe dichter de laag bij de adolescent staat, hoe meer directe
invloed die laag op de adolescent heeft. Hoe verder weg de laag bij de adolescent staat, hoe meer
indirecte invloed die laag op de adolescent heeft.
1. Micro–systeem
Staat het dichtst bij de adolescent. Het micro-systeem wordt gevormd door de directe contacten die
het meeste directe contact en invloed op de adolescent hebben. Dus bijvoorbeeld gezin, familie,
vrienden, relaties, school, klasgenootjes, etc.
Geheel van relaties tussen een jeugdige en zijn omgeving in een bepaalde setting (locatie waarin de
participanten activiteiten uitvoeren en rollen bekleden voor een bepaalde tijdsperiode). Gezin is
vaak belangrijkste microsysteem van een kind.
Settingen zijn op te vatten als fysische en sociale arrangementen.
• Fysische aspecten: huisvesting (ruimte, licht, veiligheid), aanwezigheid van speelgoed,
veiligheid en speelmogelijkheden in de buurt
• Sociale aspecten: aantal personen met wie een kind dagelijks te maken heeft, de verdeling
van taken en het rollenpatroon in de huishouding.
voorbeeld: Neem een kind dat opgroeit in een buurt waar veel van zijn leeftijdsgenootjes roken,
drinken of drugs gebruiken. Als het kind zich aansluit bij zo’n groepje, zal hij door deze invloed een
veel grotere kans hebben om deze dingen ook te gaan doen.
2. Meso–systeem
Geheel van microsystemen waar kind deel van uitmaakt en in participeert. Draait om hoe de directe
en indirecte contacten van een adolescent contact met elkaar hebben.
o functionalisme : harmonie me alles in mesosystemen is belangrijk
o peuterspeelzaal, sportclub, vriendenkring
voorbeeld : hoe de ouders en de leraren van een adolescent met elkaar omgaan. Als een leerling
het niet goed doet op school, zal de docent waarschijnlijk contact opnemen met de ouders van de
leerling. Een natuurlijke reactie van de ouders zou dan zijn dat zij problemen van de leerling
bespreken met de docent en zorgen voor extra ondersteuning. Wanneer de relatie tussen ouders en
docent niet goed is, zou het kunnen zijn dat de ouders weigeren de problemen van hun kind te
bespreken en zal de leerling geen extra hulp krijgen. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat het kind
zakt en in het uiterste geval misschien wel van school moet.
,3. Exosysteem
Het exo-systeem bestaat uit zaken waar de adolescent zelf totaal geen invloed op heeft, maar die
wel veel directe invloed hebben op hem en zijn ontwikkeling. Formele en informele sociale
structuren die invloed hebben op ouders en daarmee op het kind.
• werk van de ouders (mate van beschikbare tijd, aard van het werk, werk bepaald oriëntatie
opvoedingsdoelen)
• etnische gemeenschap (traditionele normen en waarden)
• sociale netwerk ouders
• buurt (veilige buurt, leeftijdsgenootjes)
voorbeeld: het beroep van de ouders. Een jongen wiens vader piloot is zal waarschijnlijk een heel
ander leven hebben dan een jongen wiens vader schoonmaker is. Dit zorgt voor verschillen in
rijkdom, en dus ook de opvoeding van het kind.
4. Macrosysteem
Het macro-systeem heeft veel te maken met de maatschappij en de cultuur waarin een adolescent
opgroeit.
o wordt vaak uit het oog verloren, maar is heel belangrijk
o religie, economisch systeem, onderwijssysteem
5. Het tijdssysteem heeft betrekking op de tijd waarin een adolescent leeft en in welke
chronologische volgorde gebeurtenissen in zijn leven zich afspelen. Daarom wordt dit systeem ook
wel het chronosysteem genoemd. Het tijd/chronosysteem is de meest buitenste laag van het model.
Dit betekent dat deze laag vooral indirect invloed heeft op de adolescent
, Dia 5+6: Harkness & Super → Developmental niche
➢ Bronfenbrenner is bekritiseerd omdat hij gebrekkige aandacht voor cultuur heeft.
➢ 2 ontwikkelingspsychologen
➢ Developmental niche spitst zich toe op de culturele dimensies van de omgeving waarin
kinderen opgroeien aan de hand van drie subsystemen.
1) de fysieke en sociale ‘settings’ waarin een kind leeft
= fysieke en sociale settingen, zoals waar het kind leeft.
2) gewoontes van verzorging en opvoeding
= Het is een effect van cultuur dat je dingen vanzelfsprekend gaat vinden. (baby’s
slapen in een box)
3) de psychologie van de opvoeders
= denkmodellen / argumentaties die ouders afleiden uit cultuur. Waaraan moet
een kind voldoen? Dit zie je terug in de gedachten die ouders hebben over welke
kant het op moet met hun kind. expliciet en impliciet.
• voorbeeld: meisje timide → daarom op vechtsport OMDAT ze voor zich zelf moet op
kunnen komen
• sterk gekleurd door cultureel kader → Dus verschilt per land en samenleving.