P2 Praktisch bedrijfsrecht – samenvatting
3.1, 3.2
Soms geeft een bedrijf aan zijn klanten een bepaalde periode om te beslissen of ze een aanbod willen
aanvaarden. Maar door het stellen van termijn beperkt het bedrijf zichzelf ook. Zolang
aanvaardingstermijn loop, kan een aanbod niet worden ingetrokken (art. 6:219 lid 1 BW).
Er is een aantal gevallen waarin een aanbod vervalt. De manier waarop het aanbod is gedaan, speelt
daarbij een belangrijke rol (art. 6:221 lid 1 BW). Is het een mondeling (zonder termijn) dan vervalt het
als niet direct wordt aanvaard. Als er geen reactie komt uit het publiek, dan is er geen directe
aanvaarding en dus geen overeenkomst. Is er daarentegen een schriftelijk aanbod (zonder termijn)
gedaan, dan vervalt dat aanbod ‘na een redelijke’ tijd. Een aanbod met een termijn erin vervalt alleen
als de termijn verloopt. Dit geldt bij zowel een schriftelijke als mondelinge aanbod.
Wanneer de wil en de verklaring niet overeen komen, is er geen wilsovereenstemming en daardoor
ontstaat er geen overeenkomst. Als voor de andere partij in de gegeven omstandigheden niet
duidelijk was, en ook niet duidelijk hoefde te zijn, dat de verklaring niet overeenkwam met de wil,
dan kan geen beroep worden gedaan op art. 3:33 BW.
Als het aanbod aanvaard is en er is wilsoverstemming, dan is er een overeenkomst. Dat wil niet
zeggen dat er in sommige gevallen geen mogelijkheden bestaan om iets te doen tegen de
verplichtingen die op dat moment zijn ontstaan. Een voorbeeld daarvan is de vernietiging van de
overeenkomst. Vernietiging houdt in dat de gevolgen die de overeenkomst in eerste instantie heeft,
weer ongedaan moeten worden gemakt. Kan slechts in een aantal gevallen worden ingeroepen: als
een handelingsonbekwame een overeenkomst sluit (art. 3:32 lid 2 BW) of als er een wilsgebrek is
(3:44 BW en 6:228 BW).
Handelingsonbekwamen hebben wettelijke vertegenwoordigers die het aangaan van een
overeenkomst kunnen tegengaan en zelfs na het sluiten van een overeenkomst kunnen protesteren
en daardoor alles ongedaan kunnen maken. Handelingsonbekwaam is:
1. Persoon die minderjarig is
2. Persoon die onder curatele is
Iemand is in Nederland minderjarig als hij de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (art. 1:233
BW). Deze minderjarige kan alleen met toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger, een
ouder of voogd, overeenkomsten sluiten (art. 1:234 lid 1 BW). Overeenkomst kan immers weer
vernietigd worden. Niet in elk geval kan een overeenkomst van een minderjarige worden vernietigd.
Van alle overeenkomsten, die in onze maatschappij gebruikelijk worden geacht voor een bepaalde
leeftijd, wordt verondersteld dat er toestemming voor is gegeven.
3.4
De inhoud van de overeenkomst wordt uiteraard bepaald door wat partijen op papier hebben staan
of mondeling hebben afgesproken. Maar de rechtsgevolgen van een overeenkomst moeten soms
ook buiten het contract worden gezocht, omdat niet altijd duidelijk is wat de partijen nu precies
hebben bedoeld.
Een overeenkomst kan voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een overeenkomst heeft niet alleen de
door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de
overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
,Een rechter die een geschil over een overeenkomst voor zich krijgt, zoekt de oplossing dus niet alleen
in de tekst van het contract, maar hij gaat dat contract ook uitleggen. Bij die uitleg dient de rechter
rekening te houden met het gestelde in art. 6:248 BW:
1. De wet
Het is mogelijk dat partijen tot bepaalde afspraken zijn gekomen die volgens de wet zijn
verboden.
2. Gewoonte
Sommige afspraken worden tussen contractspartijen niet meer gemaakt omdat ze
vanzelfsprekend zijn. Het kan zijn omdat er in een specifieke branche of bedrijf een
gewoonte is ontstaan, of zelfs omdat in een regio een bepaald gebruik is ontstaan.
3. Redelijkheid en billijkheid
Bij de redelijkheid en billijkheid wordt gekeken naar regels van ongeschreven recht. Er wordt
gekeken naar het geheel van feiten en omstandigheden. De redelijkheid en billijkheid kan op
deze manier aanvullend (art. 6:248 lid 1 BW) of beperkend (art. 6:248 lid 2 BW) werken.
3.5
Veel bedrijven die goederen verkopen of een dienst leveren, maken gebruik van algemene
voorwaarden. Dat zijn de beruchte ‘kleine lettertjes’. In algemene voorwaarden staan de bepalingen
die het bedrijf vaker gebruikt. Ze zijn dan ook bedoeld om in meerdere overeenkomsten op te
nemen. De algemene voorwaarden worden door een aanvaarding van toepassing verklaard op de
overeenkomst en daarmee verkrijgen ze geldigheid tussen de verkoper en de koper.
De koper heeft recht om kennis te nemen van de leveringsvoorwaarden. De verkoper kan daarvoor
zorgen door vóór het sluiten van de overeenkomst de algemene voorwaarden op te sturen of door ze
bij het sluiten van de overeenkomst ‘ter hand te stellen’.
Algemene voorwaarden kunnen namelijk ook vernietigd worden als ze onredelijk bezwarend zijn
(art. 6:233 sub a BW). De wetgever geeft in art: 6:236 en 6:237 BW een opsomming van onredelijk
bezwarende voorwaarden. Het eerstgenoemde artikel is de zogenaamde zwarte lijst. Doet een
verkoper een beroep op een bepaling in zijn algemene voorwaarden, en die bepaling komt voor op
de zwarte lijst, dan wordt dat per definitie als onredelijk bewarend gezien voor de koper. Komt een
bepaling uit de algemene voorwaarden voor in art. 6:237 BW, de zogenaamde grijze lijst, dan is dat in
principe ook een onredelijk bezwarende bepaling die vernietigd kan worden door de koper.
Reflexwerking voor kleinere bedrijven, zo’n klein bedrijf kan gebruikmaken van deze lijsten om aan te
tonen dat een bepaald artikel in de algemene voorwaarden van een ander bedrijf onredelijk
bezwarend is.
3.6
Niet-nakoming van een overeenkomst als een van de contractspartijen tekortschiet in de aangegane
verplichting. In principe kan dat op drie manieren:
- Niet-tijdige nakoming: één van de contractspartijen komt te laat na, maar de nakoming is nog
wel mogelijk.
- Ondeugdelijke nakoming: er wordt geleverd, maar dat gebeurt niet op de manier
overeenkomstig de inhoud van de overeenkomst.
- Definitieve niet-nakoming: één van de contractspartijen komt te laat na, een nakoming is niet
meer mogelijk.
Het niet-nakomen van de verplichtingen uit de overeenkomst heeft tot gevolg dat de schuldenaar de
schade die de ander lijdt moet verhoeden. Dat staat in art. 6:74 lid 1 BW.
Iemand die toerekenbaar tekortkomt, pleegt een zogenaamde wanprestatie. Een tekortkoming
betekent dat er niet wordt nagekomen, niet op tijd, of ondeugdelijk. Toerekenbaar wil zeggen dat de
schuldenaar een verwijt kan worden gemaakt. Voordat er daadwerkelijk een verplichting tot betalen
, van schadevergoeding ontstaat, moet de schuldenaar in verzuim zijn. De wet maakt een onderscheid
tussen twee situaties: verzuim met een ingebrekestelling en verzuim zonder een ingebrekestelling.
Verzuim met ingebrekestelling
Theo voldoet niet aan zijn verplichting, maar omdat prestatie nog mogelijk is betekent deze niet-
nakoming niet dat er sprake is van wanprestatie. De wet geeft een schuldeiser namelijk de
verplichting om, als presteren door de schuldenaar nog mogelijk is, eerst een ingebrekestelling te
sturen (art. 6:74, 6:81 en 6:82 BW). Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning waarin nog
een redelijke termijn wordt gegeven waarbinnen de ander de kan krijgt om alsnog te presteren.
Verzuim zonder ingebrekestelling
Als duidelijk is dat presteren door de schuldenaar niet meer mogelijk is, dan heeft het geen zin meer
om een ingebrekestelling te sturen (art. 6:74 lid 2 BW).
De wet geeft een contractspartij vier mogelijke acties als de andere partij zijn deel van de afspraken
niet is nagekomen:
- Nakoming
Als een van de partijen zijn verplichting niet nakomt, maar die andere partij er nog alle
vertrouwen in heeft, is er mogelijkheid om nakoming te vorderen. Het vorderen van
nakoming lijkt in die zin op in gebreke stellen en is verder niet specifiek in de wet vastgelegd.
- Opschorting
Opschortingsrecht is geregeld in art. 6:52 BW en regelt dat de schuldeiser niet aan zijn
verplichting hoeft te voldoen zolang de schuldenaar dat ook niet heeft gedaan.
- Schadevergoeding
Art 6:74 BW geeft het al aan: ‘een toerekenbare tekortkoming verplicht de schuldenaar de
schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergroten’. Mogelijke actie voor de schuldeiser is
het vorderen van een schadevergoeding. Om voor een schadevergoeding in aanmerking te
komen, zal de schuldeiser aan een aantal voorwaarden moeten voldoen. Daarnaast moet er
sprake zijn van schade. Als de schade zich ook had voorgedaan als de tekortkoming niet had
plaatsgevonden, is er geen oorzakelijk verband tussen die twee en ontstaat er geen recht op
schadevergoeding.
- Ontbinding
Het ontbinden van een overeenkomst is geregeld in art. 6:265 BW. Indien de wederpartij een
tekortkoming in de overeenkomst heeft gepleegd, dan heeft zijn contractspartij het recht om
de overeenkomst te ontbinden. Bij vernietiging wordt de overeenkomst ongedaan gemaakt
en geacht nooit te hebben bestaan. Bij ontbinding is dat niet het geval. Ontbinding werkt
alleen naar de toekomst toe en heeft geen gevolgen voor het verleden.
Bij ontbinding hebben de contractspartijen de plicht om de verbintenissen die ze over en
weer waren aangegaan, ongedaan te maken (art 6:269 en 6:271 BW)
Iemand die in verzuim is, pleegt een wanprestatie door toerekenbaar tekort te komen in de
nakoming van zijn verbintenis (art. 6:74 BW). Art. 6:75 BW zegt vervolgens het volgende: ‘Een
tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend, indien zij niet is te wijten aan zijn schuld,
noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening
komt’.
Als de tekortkoming niet de schuld is van de schuldenaar dan is er geen sprake van wanprestatie.
Onder schuld wordt verstaan verwijtbaarheid.
Een beroep op overmacht zal niet slagen. Dit betekent dat toerekenbaar tekortkomen inhoudt dat er
sprake moet zijn van schuld of dat de tekortkoming op een andere manier voor rekening van de
schuldenaar moet komen.