Samenvatting hoorcolleges HGS
Hoorcollege 1 - Gentrificatie
Definities
- Vervangen van arbeidersklasse door middenklasse in stedelijke wijken.
- Overgang van oude buurten naar wat meer welvarende buurten. Markt krijgt hier
meer kansen en hier wordt meer geïnvesteerd.
- Verandering van bewonerspopulatie - een instroom van nieuwe bewoners met een
hogere opleiding - in combinatie met fysieke verandering van de ruimte.
Oorzaken van gentrificatie
- Suburbanisatie: na WO, een groot deel van de bevolking (middenklasse) vertrok uit
de stad. Hiermee ook een groot deel van het werk en de voorzieningen.
- Verloedering van de binnenstad
- Slechte kwaliteit woningen
- Vertrek van voorzieningen en banen
Golf 1:
- Begin jaren ‘60. VS, West-EU, Australië. Directe overheidsinvesteringen in
woonlocaties van de arbeidersklasse. Belangrijkste actoren waren huishoud…..
Golf 2:
- 1978-1988. Ook in kleinere non-globale steden. Van de binnenstad naar het hele
stadscentrum. Overheid ging van directe naar indirecte invloed….
Golf 3:
- Begin jaren ‘90. Gentrification is globaal fenomeen geworden. Focus verplaatst naar
wijken buiten stadskern. Projecten grootschaliger, grote commerciële partijen
betrokken. Weerstand bevolking is verminderd door verdringing bewoners.
Verloop van wijk → wijk wordt opgeknapt, verschillende fases/bewoners:
Risk oblivious = mensen die het risico durven nemen, hebben goedkope woning nodig dicht
bij het centrum (artiesten, studenten). Goedkoop, divers, lage status.
Risk prone = alleenstaanden of koppels, vaak hoger opgeleid uit de middenklasse.
Risk averse = families, hogere klasse die duurdere huizen kunnen betalen.
1. Aanbodzijde
- Rent gap = als oude binnenstedelijke wijken verslechteren, daalt de waarde
van het onroerend goed en daalt ook de waarde van de grond waarop de
huizen staan. Er komt een moment dat investeerders denken dat de prijs zo
laag is, dat de huizen kunnen worden opgekocht en opgeknapt en voor een
hogere prijs kunnen worden verkocht.
2. Vraagzijde
- Bekijkt de situatie vanuit de consument. Naar een postindustriële
samenleving, professionalisering (Economisch: steeds meer hoogopgeleiden
nodig ipv laagopgeleiden).
3. Institutionele benadering
- Gentrification verloopt in de ene context heel anders dan in de andere
context. Bijvoorbeeld in de VS (neoliberale politiek, beperkte rol overheid op
woningmarkt, beperkte huurbescherming) heel anders dan in NL
1
, (huurbescherming, grote sociale huursector, voor verhuurders gelden
verhuurregels, recht op huurtoeslag).
Gentrificatie in Nederland (Amsterdam)
Eenzijdige woningvoorraad in wijken, gaat samen met:
- Eenzijdige opbouw bevolking (concentratie van armen)
- Dalend voorzieningenniveau
- Sociale spanningen
- Verarming
Vergroten van de differentiatie van de woningvoorraad + verhogen van de kwaliteit van die
woningvoorraad:
- Sloop van goedkope woningen
- Nieuwbouw van duurdere woningen
- Upgrading van bestaande woningen (verbeteren - duurder maken - verkopen)
Veranderend beleid:
- Stimuleren eigenwoningbezit
- Sloop wordt minder, nieuw
- Verkoop en liberalisering huurwoningen
Gevolgen:
- Toegankelijkheid en betaalbaarheid onder druk
- Verdringing en uitsluiting
- Steeds groter deel van de bevolking getroffen (niet alleen de armen)
- Stad als plek om carrière te maken in gevaar
Drie causale mechanismen (Amsterdam)
→ Verklaren verandering in sociaaleconomische bevolkingssamenstelling
- Migratie (verdringing)
- Sociale mobiliteit ter plaatse
- Demografische verandering (veroudering: vergrijzing onder de arbeidersklasse)
Vergelijking Amsterdam en Rotterdam (zie PWP)
Verdringing
Sociale tektoniek
2
,Hoorcollege 2 - Winkelen in een Wereldwijde Consumptiecultuur
Geografie & Consumptie
Cartoon: amerikanisering via allerlei producten die standaard overal verkocht worden.
Worden ‘gebombardeerd’ over de rest van de wereld. Globale wint het van het lokale
authentieke.
- Economie:
● Consumptieve bestedingen (wat we jaarlijks uitgeven).
● Levensmiddelen, duurzame goederen en diensten. (Winkels zijn hele
belangrijke economische sectoren, zorgen voor groei economie).
- Industriële stad: schoorstenen met rook.
- Postindustriële stad: pret, plezier, vermaak, consumptie.
→ Steden streven in toenemende mate naar het bevorderen van een
bezoekerseconomie: om consumptie aan te wakkeren.
- Cultuur:
● Consumptieve belevingen. → Winkelen is nu voor in je vrije tijd, niet meer
functioneel zoals vroeger.
→ ‘Shoppertainment’.
→ Voorbeeld Amsterdam: leefbaarheid binnenstad komt onder druk te staan
door bezoekers.
Andere steden doen het juist niet goed (in krimpgebieden): leegstand, slechte
kwaliteit.
Detailhandel & Locatie
- Bouwen en behouden van hiërarchie
● Centrale plaatsen theorie (Christaller): woning laag patroon afhankelijk van
reikwijdte (afstand die klant bereid is af te leggen voor product/dienst) +
drempelwaarde (minimum aantal klanten dat een bedrijf nodig heeft om
rendabel te zijn).
→ Stadscentrum, stadsdeelcentra (bv. kanaaleiland), wijkwinkelcentra,
buurtwinkelcentra.
- Hiërarchie plus:
● Woonboulevards/tuincentra
● Luchthavens/treinstations
● Pretparken
● Internetwinkels
● Shopping malls? → In principe hebben wij nog geen echte shopping malls
zoals we dat kennen in VS. We hebben alleen kleinere shopping malls.
(omdat NL de structuur van binnensteden/hiërarchie zo veel mogelijk wil
behouden).
→ Zijn toegevoegd aan traditionele hiërarchie.
- Shopping malls
● Vormen van ‘blight’/verwoestende invloed (effecten van shopping malls die de
binnensteden verwoesten).
→ 4 vormen van blight: (zie pwp)
● Shopping malls bevinden zich aan de zijkanten van de stad, hier bevindt zich
ook de koopkracht. Dit gaat ten koste van bedrijven/winkels in de
binnensteden.
3
, ● Er is heel veel leegstand → hierdoor geen onderhoud aan gebouwen
binnenstad. Hierdoor zowel functioneel als fysiek slecht.
● Functional blight:
● Frictional blight: gebieden trokken dingen aan; criminaliteit, ….
→ Redenen voor beleidsristricties, om blight te voorkomen.
- Hiërarchie min:
● Verdwijnen van buurtwinkelcentra → door schaalvergroting, grotere winkels
op minder plekken. Niet meer in elke wijk.
- Detailhandelsstructuur NL:
● Hoeveel mensen wonen er in bepaald gebied → Aanvankelijk van stedelijk
patroon kan je bepalen hoe veel winkels etc. er nodig zijn.
● Verhouding waar Christaller vanuit ging is nog steeds terug te zien in huidige
stedenstructuur.
Stadscentrum & Winkels
- Winkelstraten
- Winkelketens (kenmerken):
● Zich uniform presenterende vestiging van één detailhandelsorganisatie → bv.
Albert Heijn, Blokker, Hema.
- Winkelketens (oorzaken):
● Daling bestedingen, mensen hebben minder vertrouwen in de economie,
meer sparen/minder consumeren → Acties, promoties, aanbiedingen,
kortingen om klanten te stimuleren toch te blijven kopen. → Winst van bedrijf
gaat wel omlaag. → Om winst te behouden moet winkel meer verkopen:
schaalvergroting. (kleine winkels werden gesloopt, grote winkels geplaatst,
waar vele producten verkocht kunnen worden).
● Stijging kosten (huurprijzen): eigendom en bedrijfspanden los van elkaar (was
vroeger verbonden). Bedrijven moeten nu huur betalen voor winkel →
huurprijzen zijn erg gestegen (bv. V&D: bedrijven eerst in eigen bezit, het ging
slecht met de winkelketen dus verkopen bedrijven voor meer geld.
Huurprijzen van panden waren hierna zo hoog dat bedrijf alsnog failliet ging).
- Ketenwinkels (locatie):
● Hoofdwinkelstraten
● (inter)nationaal
- Ketenwinkels (gevolgen):
● Eenvormigheid: alles lijkt op elkaar, overal is alles hetzelfde.
● Publiekstrekkers (herkenbaarheid & lage prijzen → door marktmacht,
kortingen).
Consument & Identiteit
- Homogene consumptiecultuur:
● Americanisation, Westernisation, McDonaldization, Disneyfication.
- Lokale promotie en verzet:
● Lokale verliest het van het globale.
● Wel protesten om lokale in stand te houden.
- Hybride consumptiecultuur:
4