RO & Bouw
H1 Anno 2008: een nieuw stelsel
H1.1 Ruimtelijke ordening
Nederland: schaarse ruimte + hoge bevolkingsdichtheid → behoeften/belangen afwegen + keuzes
maken die maatschappelijk aanvaardbaar zijn.
RO: stedenbouwkundig-planologisch, politiek-maatschappelijk, juridisch (eigendomsrecht); een
overheidstaak.
→ Juridisch: meerdere initiatiefnemers en tegenstanders → afwegen en democratisch handelen (NL
is rechtsstaat).
Ook neemt burgerparticipatie toe, belangrijk dat burger ook mate van inspraak heeft.
RO = “zoeken naar en het tot stand brengen van de best denkbare wederkerige aanpassing van
ruimte en samenleving,zulks ter wille van die samenleving. De RO heeft zich ontwikkeld van een
beleid met betrekking tot de bestemming van gronden tot een beleid dat zich richt op de kwaliteit en
de woon en leefomgeving.
→ Eerst gericht op ontwikkeling (nieuwbouw, bedrijventerreinen) spontaan en bewust. Nu rekening
houden met vergrijzing, klimaat en migranten.
H1.2 Ruimtelijke kwaliteit, ruimtelijke relevantie en een goede RO
Maatschappelijke handelingen + overheidsbesluiten hebben consequenties voor gebruik van de
ruimte (bv: energievoorziening, volksgezondheid).
→ Tweesporigheid
- Sectorbeleid = bepaalde tak overheidsactiviteit (volkshuisvesting, werkgelegenheid, verkeer,
vervoer). → Regels en bevoegdheden + aandacht voor bepaald thema (luchtkwaliteit,
natuurbescherming).
Iedere overheidssector heeft zijn eigen beleid, planning, wetgeving
- Facet ruimte = uitwerking van overheidstak + concrete programmering gericht op een zo
soepel mogelijk verlopen van die activiteit. → Overstijgt de sectoren + kijkt naar
maatschappelijk aspect.
RO: plannen + beleid op elkaar afstemmen = evenwicht zoeken.
→ Integrale afweging: samenhang ruimtelijke aspecten + ruimtelijke effecten beleidsbeslissingen.
Hierdoor kruisen facet en sectorbeleid.
- Horizontaal: binnen bestuurslagen
- Verticaal: tussen verschillende bestuurslagen op verschillend niveau
Ruimtelijke kwaliteit/duurzaamheid (bv: vitaliteit en leefbaarheid dorp + openheid landelijk gebied) →
Kwaliteitseisen steeds strenger.
H1.3 Geschiedenis
1.3.1 Woningwet 1901 + herziening
RO kwam door gevolgen industriële revolutie op gang (meer bewoners, fabrieken, sloppenwijken) →
Woningwet 1901 (volkshuisvestingswet) → RO kwam los van volkshuisvesting (uitbreidingsplannen
stad etc.) → WO2, daarna woningwet gesplitst: Ruimtewet & Woningwet 1950 → Ruimtewet werd wet
op RO (WRO).
1.3.2 Wet op RO
WRO: 1965-2008
- Kernbeslissingen op rijksniveau - Streekplan op provinciaal niveau - Structuurplan (niet
verplicht) op gemeentelijk niveau.
1
, - Kaderwet
- Verticale coördinatie/doorwerking liep niet soepel → steeds meer sectorale wetgeving →
Nimby ingevoerd om RO af te dwingen in gemeenten.
- Juridische complexiteit: spanningsveld bij juridische toetsing bestemmingsplan
* Rechtszekerheid burgers, duidelijkheid over gebruik beleidsinstrumenten.
* RO is dynamisch en maatschappelijk proces, waarbij instrumenten nog niet vast liggen.
→ Rechters kozen voor rechtszekerheid: gedetailleerde bestemmingsplannen die snel
verouderde. Door vrijstelling op WRO kon toch een plan in gang worden gezet zonder basis
in bestemmingsplan. Hierdoor had het bestemmingsplan in praktijk betekenis als sturend
ruimtelijk ordeningsplan + betekenis als juridisch toetsingskader verloren.
→ Grondige herziening WRO.
H1.4 Doelstellingen van de WRO
1.4.1 Oorspronkelijke doelstellingen
- Betere grondexploitatie: Grondexploitatiewet
- Gebiedsgericht - Integraal - Actief overheidsbeleid - ‘Decentraal wat kan en centraal wat
moet’ - Actuele bestemmingsplan als centraal sturend instrument.
- Helder onderscheid tussen beleid, normstelling en uitvoering.
- Vereenvoudiging van de wetgeving en eenvoudige snelle procedures voor beleid en
rechtsbescherming. → Duur bestemmingsplanprocedure hierdoor veel korter.
1.4.2 Aanpassingen tussen 2008-2012
Sinds 2008 is WRO veranderd, door: ‘veegwetten’ → verandering sectorale wetgeving → Crisis- en
herstelwet (Chw) (aanvullend instrumentarium voor projecten) en Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo) (vergunningverlening).
1.4.3 De grondexploitatiewet
Grondbeleid is belangrijk hulpmiddel voor realiseren ruimtelijk beleid: overheid kan zelf grond
verwerven/ontwikkelen + gemeentelijk grondbedrijf + particuliere ontwikkelaars.
→ Grondexploitatiewet: kosten van ontwikkeling + bouwrijp maken bouwlocaties + publiekrechtelijk
instrumentarium voor kostenverhaal (kosten die gemaakt worden, komen ten laste van de degenen
die ervan profiteren) + concurrentie en marktwerking versterken.
1.4.4 Het besluit RO
Gelijktijdig met WRO is BRO in werking getreden: uniformering, standaardisering, helderheid en
rechtszekerheid van de regels die gelden voor het hele land.
1.4.5 Scheiding tussen beleid, normstelling en uitvoering
Een plan bevatte zowel beleid (bindend voor het vaststellend orgaan, kan hiervan binnen bepaalde
marges afwijken - flexibiliteit) als normen (bindend voor iedereen, moeten voldoen aan de eisen van
het recht - zekerheid). → Vermenging kan leiden tot spanningsveld tussen flexibiliteit en
rechtszekerheid.
Ook consequenties voor gewenste procedures → formulering van strategisch beleid ging niet meer
om inhoudelijke afwegingen, maar om procedurele vormgevingselementen. Vaak gericht op
uitvoering, hierdoor lang proces.
→ Om deze redenen scheiden van beleid, normstelling en uitvoering.
1.4.6 Sturingsfilosofie
Sturingsfilosofie = wijze waarop bepaald openbaar lichaam (bv provincie/gemeente) ruimtelijk beleid
wil gaan realiseren: de doelstelling voor realisatie.
Structurerend element in de WRO: ‘decentraal wat kan en centraal wat moet’ → Gemeenten voor
zowel beleid als normstelling, want op gemeentelijk niveau kan optimaal rekening worden gehouden
2
,met plaatselijke feiten/omstandigheden/wensen van de bevolking. → Bereiken zo groot mogelijk
maatschappelijk draagvlak.
Wanneer gemeente het zelf niet kan normstelling via ander bestuursniveau plaatsvinden, door:
- Aansturing (aanwijzingsbevoegdheid, oftewel ’instructies’).
- Directe regeling (stellen van bindende regels waaraan andere overheden zich moeten
houden, oftewel ‘instructieregels’).
Overheidsniveaus zijn complementair = meerdere overheidsniveaus zijn verantwoordelijk, niet maar
één. Ze overlappen elkaar.
- Gemeente als beginsel, meest geschikte bestuursorgaan.
- Rijk en provincie: vooraf richting geven, achteraf ingrijpen + verder beperkt.
Doorzettingsmacht = rijk + provincie zijn in staat om hun beleid daadwerkelijk uitgevoerd te krijgen
via andere bevoegdheden (normerende bevoegdheden (AMvB/vorderingen), het geven van
aanwijzingen vooraf, zelf vaststellen van een inpassingsplan (hierdoor is gemeenteraad bevoegdheid
om bestemmingsplan vast te stellen tijdelijk kwijt)).
1.4.7 Juridisering van de ruimtelijke praktijk
Vrees dat Wro zou leiden tot vergaande juridisering van de praktijk RO → Geen sprake van
vergaande juridisering: geen rechtsbescherming tegen structuurvisies.
1.4.8 Rol van de burgers
Burgers hebben mogelijkheden om invloed uit te oefenen op het handelen van de overheid → Stelt
eisen aan procedure en organisatie besluitvorming + inspraak en rechtsbescherming nodig.
→ Wro kent aantal momenten voor burgerparticipatie: 1) publicatieplicht Bro bij
ontwikkelingsinitiatieven. 2) Kennisgeving: aangeven op welke wijze burgers/maatschappelijke
organisaties bij de voorbereiding van RO worden betrokken. 3) Formele procedure: zienswijze
indienen tegen een ontwerp voor een bestemming.
1.4.9 Ontwikkelings- en uitnodigingsplanologie
Toelatingsplanologie = Wro was hoofdzakelijk toelatingsplanologie: ruimtelijke plannen gaven
gewenste ontwikkelingsrichtingen aan (door overheid).
Ontwikkelingsplanologie = Wro is ook ontwikkelingsplanologie: provincie/rijk kunnen zelf
ontwikkelingsgerichte besluiten (=inpassingsplan) en uitvoeringsbesluiten (=vergunningen) bepalen.
→ Crisis: keerzijde ontwikkelingsplanologie (komst Crisis- en herstelwet), niet meer alleen
ontwikkelen door de overheid, maar uitnodigen andere partijen voor ontwikkeling + gezamenlijk doel
= Uitnodigingsplanologie
1.4.10 Regio’s
Regiobestuur: verplicht om regionaal structuurplan op te stellen + concrete beleidsbeslissingen
locatie. → Nu: iedere gemeente stelt afzonderlijk eigen structuurvisie vast / samen intergemeentelijke
structuurvisie → Als gemeenten er niet uit komen kan provincie regionale structuurvisie vaststellen.
H1.5 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, 2010)
1.5.1 Inleidend over de Wabo
- 2010, gelijktijdig met Bro.
- Doelstelling Wabo: bestaande besluitvormingsprocedures in het omgevingsrecht
vereenvoudigen en tot 1 integrale omgevingsvergunning komen (1 bevoegd gezag, 1
voorbereidingsprocedure, 1 rechtsbeschermingsprocedure).
→ Voor project dat uit meerdere activiteiten bestaat hoeft maar 1 vergunning aangevraagd te
worden. (groter gemak voor de aanvrager)
3
, 1.5.2 Verbod tenzij omgevingsvergunning is verleend
1.5.3 Onlosmakelijke samenhang
In Wabo is aanvrager centraal, niet bevoegd gezag: keuzes van de aanvrager zijn doorslaggevend →
Bevoegd gezag kijkt of aanvraag volledig is ingediend en er sprake is van onlosmakelijk
samenhangende activiteiten (bv bouwen en tegelijkertijd milieu inrichting veranderen).
1.5.4 De aanvrager bepaalt
Aanvrager:
- Alles bepalen (als het maar samenhangt).
- Einddoel van project aangeven.
1.5.5 De aanvraag
- Bor: wijze van indiening van de aanvraag gegeven.
- Mor: voor alle activiteiten aan te leveren gegevens uitgewerkt.
- Inleveren bij omgevingsloket (online).
1.5.6 Bevoegd gezag
- 1 bevoegd gezag, B&W: zowel voor procedureel als inhoudelijk verantwoordelijk voor
integrale besluit.
1.5.7 Advies en verklaring van geen bedenkingen
- Bij bepaalde activiteiten moet eerst een ander bestuursorgaan dan B&W adviseren voordat
bevoegd gezag de vergunning kan verlenen.
- Bij bepaalde activiteiten mag omgevingsvergunning alleen worden verleend als er een
verklaring van geen bedenkingen van een ander bestuursorgaan is afgegeven.
1.5.8 Beoordeling van de aanvraag
- Verschillende activiteiten hebben een eigen toetsingskader.
- Omgevingsvergunningen kunnen geweigerd en geaccepteerd worden.
1.5.9 Procedures
Wabo kent 2 procedures voor voorbereiding omgevingsvergunning:
1. Reguliere voorbereidingsprocedure: in principe voor alle aanvragen.
2. Uitgebreide voorbereidingsprocedure: alleen gebruikt wanneer deze procedure expliciet
nodig is.
1.5.10 Inwerktreding en rechtsbescherming
Hoofdregels: Wabo-beschikking/vergunning treedt in werking de dag na haar bekendmaking, maar er
zijn wel uitzonderingen (sommige vergunningen treden pas in werken na bezwaar- of beroepstermijn,
bv monumenten slopen. Sommige vergunningen treden in werking voor bekendmaking, bv
handhavingsbesluiten).
1.5.11 Intrekking en wijziging omgevingsvergunning
Omgevingsvergunning kan ingetrokken of gewijzigd worden, hierbij gelden dezelfde procedures als bij
de aanvraag van de omgevingsvergunning.
1.5.12 Het Bor en Mor
- Besluit omgevingsrecht (Bor): geregeld wanneer geen omgevingsvergunning nodig is,
aanvullende regels voor beslissingsbevoegdheid/wijze van aanvragen/indieningsvereisten
/voorschriften, wanneer kan persoonlijke/tijdelijk omgevingsvergunning worden verleend.
→ Verder uitgewerkt in Mor
4