Inleiding in de gezondheidspsychologie – Health psychology , Biopsychosocial interactions by Edward P. Sarafino and
Timothy W. Smith
Ninth Edition
Thema 1 An Introduction: basic issues and processes
Hoofdstuk 1 An overview of psychology and health (pp. 1 – 29)
Leerdoelen
– Verschillende visies op het begrip ‘gezondheid’ beschrijven. Kernwoorden: ziekte, gezondheid, symptomen, ziekte-
gezondheidscontinuüm, biomedisch model, biopsychosociaal model
Gezondheid = een positieve toestand van lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn, niet alleen/slechts door de
afwezigheid van letsel of ziekte, die in de loop van de tijd varieert (WHO, 1948). Gezondheid wordt dus vaak gezien als
iets wat er is, doordat er iets niet is (ziekte, ongemak etc.): namelijk tekenen van ongezondheid door objectieve
tekenen (signs) dat het lichaam niet goed functioneert, zoals gemeten hoge bloeddruk of subjectieve symptomen van
een ziekte of wond, zoals pijn of misselijkheid. De gegeven definitie is eigenlijk een definitie van optimale gezondheid.
Hieruit blijkt al dat gezondheid een variabele is, een eigenschap die kan variëren. Iemand kan meer of minder gezond
zijn, mensen zijn in bepaalde mate ziek of gezond. Sarafino spreekt dan ook over illness-wellnesscontinuüm met de
dood aan de ene kant (links) en optimale gezondheid aan de andere kant (rechts) (zie figuur p. 3). Ziekte en gezondheid
overlappen elkaar. Er zijn verschillende gradaties van welzijn en ziekte. Deze worden gemeten door objectieve en
subjectieve symptonen. Aaron Antonovsky: we zijn allemaal terminaal, en zolang we een zuchtje adem in ons hebben,
zijn we ook in zekere mate nog gezond.
Uit de verschillende definities kunnen de volgende doelstellingen van de gezondheidspsychologie worden afgeleid en
op educatief, wetenschappelijk en professioneel gebied een bijdrage leveren aan:
1. Gezondheidsbevordering en handhaving van de gezondheid.
2. Preventie van ziekte, behandeling van ziekte en ‘goed’ omgaan met ziekte.
3. Identificatie van oorzaken van ziekte en gezondheid en van diagnostische factoren (=factoren die een indicatie geven
van de aanwezigheid van de ziekte)
4. Het analyseren en verbeteren van gezondheidszorg en het gezondheidsbeleid.
Het biomedische model: alle ziekten of fysieke mankementen kunnen worden verklaard door verstoringen in de
fysiologische processen, die ontstaan door verwondingen, biochemische onevenwichtigheden, bacteriële of virale
infecties enz. Het model veronderstelt dat ziekte een aandoening van het lichaam is en dat het is gescheiden van de
psychologische en sociale processen van de geest. Dit werd breed geaccepteerd gedurende de 19e en 20e eeuw en is
nog steeds de heersende praktijk binnen de geneeskunde.
Biopsychosociaal model: een uitbreiding van een medisch model over het menselijk functioneren, waarin niet alleen
aandacht is voor biomedische aspecten, maar ook voor psychologische en sociale factoren die mede bepalend zijn voor
ziekte en het genezingsproces.
– biologische factoren: aanleg, erfelijkheid,stress bij moeder tijdens zwangerschap, lichamelijke ziekten, voeding,
algehele conditie.
– psychologische factoren: perfectionisme, onzekerheid, behoefte aan bevestiging van buitenaf, kortom iemands
persoonlijkheid.
– sociale factoren; moeilijkheden op het werk, emotionele verwaarlozing tijdens de jeugd, conflicten met anderen,
eenzaamheid enz.
– Beschrijven hoe de begrippen ‘gezondheid’ en ‘ziekte’ in verschillende perioden in de geschiedenis werden
opgevat
Prehistorie – Mensen dachten dat fysieke en mentale ziekten werden veroorzaakt door mystieke krachten, zoals
boze geesten (schedels met gaten erin om geesten te verdrijven).
Oude Griekenland en Rome – Het oude Griekenland had de eerste ideeën over fysiologie, ziekteprocessen en het brein
rond 500-300 v Chr.
- Hippocrates' lichaamssappentheorie: het lichaam heeft 4 vloeistoffen (humors). Als deze humors harmonieus en
gebalanceerd zijn, zijn we gezond. Ziekte ontstaat als de humors fout zijn gemixt. Hippocrates raadde een goed dieet
en het vermijden van extremen aan.
- Plato was een van de eersten die het lichaam en de geest als 2 verschillende entiteiten zag. Dit bleef voor meer dan
1000 jaar het dominante gezichtspunt.
- Galenus (200 jaar na Christus) deed ontdekkingen door sectie te verrichten op dieren: hij besefte dat ziekten in
, bepaalde delen van het lichaam gelokaliseerd konden worden, en dat verschillende ziekten verschillende effecten
hebben.
Middeleeuwen (5e – 15e eeuw) – Galenus' ideeën overheersten in eerste instantie nog steeds. De invloed v/d kerk in het
vertragen v/d ontwikkleing van medische kennis was enorm. Volgens de kerk was de mens een wezen met een ziel
met een vrije wil en kon hij niet het object van sectie zijn (evenmin dieren). Het geloof in demonen vergrootte weer.
Ziekte werd gezien als Gods straf voor zondigen. Priesters deden medische zorg en duiveluitdrijvingen. Pas in de 13 e
eeuw kwamen weer nieuwe ideeën over de mind/body probleem op.
- Thomas Aquinas verwierp de veronderstelde scheiding tussen lichaam en geest. Hij zag lichaam en geest als een
interrelationele eenheid die de gehele persoon vormde.
De Renaissance (hergeboorte) en daarna 14e en 15e eeuw – de mens staat meer centraal ipv God, zoeken naar de
waarheid, verschillende perspectieven.
- René Descartes (17e eeuwse filosoof); hij zag lichaam en geest als aparte entiteiten, maar deed drie ontdekkingen:
1. Hij zag het lichaam als een machine en beschreef hoe acties en sensaties optraden.
2. Hij veronderstelde dat lichaam en geest konden communiceren dmv. de pijnappelklier/epifyse.
3. Hij geloofde dat dieren geen ziel hebben en dat de ziel van mensen het lichaam verlaat na de dood (dus sectie mag
wel).
In de 18e en 19e eeuw gingen ontwikkelingen snel – vooral door de ontdekking van de microscoop en het gebruik van
secties bij autopsies. Lichaamssappentheorie werd verworpen toen men ontdekte hoe het lichaam werkt en dat er
micro-organismen zijn die ziekten veroorzaken. Chirurgie na ontdekking van ontsmettingsmiddelen en anesthesie
midden 19e eeuw. Vroeger (17e, 18e,19e eeuw) stierven veel mensen in Noord-Amerika aan 2 soorten ziekten; namelijk
voedingsgerelateerde ziektes (als gevolg van slechte voeding/ondervoeding, bijv. beriberi: vitamine-B-tekort, dat tot
uiting komt in bloedarmoede, verlamming en wegteren) en infectieziekten (acute ziekten a.g.v. schadelijke stoffen of
micro-organismen, zoals bacteriën en virussen, in het lichaam.) In het grootste gedeelte van de wereld zijn infectie-
ziekten nog steeds de belangrijkste doodsoorzaken.
In de twintigste eeuw – hebben grote veranderingen plaatsgevonden in de belangrijkste ziekten en doodsoorzaken in
de westerse wereld. In het begin van de twintigste eeuw waren vooral infectieziekten zoals tyfus, tuberculose en
difterie belangrijke doodsoorzaken, ook in Nederland. Door sociale veranderingen zoals een betere voeding, betere
hygiëne en door betere preventieve en medische voorzieningen vond een sterke daling plaats van het aantal infecties.
Daardoor trad een enorme stijging op in de levensverwachting.
Door de toename van de prevalentie van chronische ziekten en de relatie met gedrag als roken, eten en bewegen, is
onze kijk op gezondheid en ziekte veranderd. Het ontstaan van gezondheidspsychologie als vakgebied kan worden
gezien als een direct gevolg van die veranderde visie. In de Renaissance ontstond een visie op gezondheid en ziekte die
tot voor kort gemeengoed was en nog steeds wel wordt gehanteerd, maar die door de gezondheidspsychologie en
verwante vakgebieden ter discussie is gesteld: het biomedisch model. Dit model zegt kortweg dat ziekte en gezondheid
(uitsluitend) een gevolg zijn van fysiologische processen.
In de twintigste eeuw werd het biomedisch model ter discussie gesteld. Er kwam meer aandacht voor de rol van
psychologische factoren (gedrag, persoonlijkheid) bij het ontstaan, de preventie en de behandeling van ziekte.
Vakgebieden zoals psychosomatische geneeskunde, sociale geneeskunde, behavioral medicine en ook
gezondheidspsychologie ontstonden als gevolg hiervan. Een nieuwe kijk op gezondheid en ziekte werd voorgesteld: het
biopsychosociaal model. Volgens deze visie is er zowel een rol voor biologische factoren, psychologische factoren als
sociale factoren in de vatbaarheid voor, het ontstaan van de behandeling van, en het omgaan met ziekte (zie fig. 1-4
p.15). Als grondlegger van dit biopsychosociale model moet Engel (1977) genoemd worden.
De grootste doodsoorzaak in ontwikkelde landen zijn nu chronische ziekten: degeneratieve ziekte die zich ontwikkelt of
blijft bestaan gedurende een lange periode (hartziekten, kanker en beroerte). Het begrip degeneratieve ziekte is niet
eenduidig. Meestal worden er ziekten onder verstaan die gepaard gaan met een geleidelijk minder worden van een of
meer lichaamsfuncties. Meestal, maar niet altijd, noemt men ziekten degeneratief, wanneer de oorzaak niet precies
bekend is; al is er dikwijls wel sprake van een erfelijke kwetsbaarheid.wDe term wordt het meest gebezigd voor
aandoeningen van het bewegingsapparaat en het zenuwstelsel. Dit is de oorzaak van de helft van de wereldwijde
sterfgevallen.
Redenen: de levensstijl van mensen is sterk veranderd (bijv. industrialisatie geeft meer blootstelling aan stress en
chemische middelen) en mensen worden ouder (groter risico op deze ziekten). De grootste doodsoorzaak in Amerika
voor kinderen en pubers: ongelukken (43%), daarnaast voor kinderen tot 15 jaar kanker en aangeboren/congenitale
afwijkingen en voor pubers (15-24) moord en zelfmoord.
Mind/body problem = het probleem in de psychologie en filosofie over de relatie tussen processen en functies van de
onstoffelijke geest en die van het stoffelijke lichaam, tegenwoordig met name de relatie tussen het bewustzijn en de
hersenen. Het zijn verschillende concepten, maar functioneren ze ook onafhankelijk van elkaar?
,– De belangrijkste ziektematen beschrijven en gebruiken. Kernwoorden: morbiditeit, prevalentie, incidentie
Epidemiologie = de wetenschappelijke studie van verspreiding en frequentie van ziekten en verwondingen (hoe vaak,
bij wie, waar enz). Het doel is te achterhalen waarom bepaalde ziekten op een bepaalde manier verspreid worden. Een
aantal termen die in dit gebied worden gebruikt zijn:
– mortaliteit: dood, sterftecijfer, in het algemeen op grote schaal.
– morbiditeit; ziekte, verwonding of invaliditeit. Afwijkingen van de gezondheid.
comorbiditeit: het tegelijkertijd voorkomen van twee of meer aandoeningen of stoornissen bij één persoon.
– prevalentie; refereert aan het aantal gevallen van ziekte,verwonding,invaliditeit of mensen die risico lopen. Dit omvat
zowel de continue als de nieuwe gevallen op een bepaald moment/tijdstip. (bijv. alle coronapatienten in NL. op dit
moment)
– incidentie; het aantal nieuwe gevallen van ziekte, verwonding of invaliditeit binnen een bepaalde periode. (bijv.
aantal nieuwe gevallen corona per dag weergegeven)
– epidemie; refereert meestal aan de situatie waarin de incidentie snel is gestegen. Dus wanneer het aantal nieuwe
gevallen van ziekte, verwonding of invaliditeit binnen een bepaalde periode snel is gestegen. (bijv. griepepidemie)
Indien er “rate” achter staat, refereert dat aan de relativiteit van de betekenis. Bijv. een sterftesterkte (rate) van 6
baby’s per 1000 geboorten sterven in hun 1e jaar in dit jaar in Canada.
– Het belang van de discipline psychologie in de problematiek rond ziekte en gezondheid uitleggen. Kernwoorden:
chronische aandoeningen, kosten van de gezondheidszorg, lifestyle en gedrag, persoonlijkheid en ziekte
Het biomedisch model is erg nuttig geweest voor het overwinnen van infectieziekten (vaccins, antibiotica), maar heeft
wel verbetering nodig. Waarom? Problemen in het gezondheidszorgsysteem;
Gezondheidszorgkosten nemen toe (ongeveer 10%). De oorzaken van chronische ziekten (die het meeste voorkomen)
zijn goed onderzocht, maar de behandeling niet (effectief). Wel worden de ziekten sneller gediagnosticeerd dan
vroeger. Er is een andere aanpak nodig: Bijv. overlevingskansen kanker: door eerder ontdekken, niet door betere
behandelingen. ”Voorkomen is beter dan genezen”.
1. Diagnostische methoden en technieken zijn verbeterd.
2. Mensen zijn veranderd:
– meer bewust van signalen en symptomen ziekten (meer informatieve kennis)
– meer gemotiveerd om voor goede gezondheid te zorgen
– kunnen artsen betalen (betere welvaart)
Deze factoren zijn psychologisch en sociaal, maar ‘de mens’ als uniek individu is niet opgenomen in biomedisch model.
Infectieziekten worden voorkomen door hygiëne en voedselmaatregelen. Chronische ziekten door aandacht te
besteden aan risicofactoren: karakteristieken of omstandigheden die worden geassocieerd met de ontwikkeling van
een ziekte of verwonding. Risicofactoren (biologisch of gedragsmatig) zijn geassocieerd met ziekten, ze zijn niet per
definitie de veroorzakers. Gedragsmatige risicofactoren:
- Hartkwalen: roken, hoog cholesterol, obesitas, niet bewegen
- Beroerte: roken, hoog cholesterol, niet bewegen
- COPD: Chronische longziekten: roken
- Kanker: roken, overmatig alcoholgebruik, voedsel
- Ongelukken: alcohol of drugsgebruik, geen gordels.
Kosten van deze levensstijlen zijn voor de gemeenschap (verzekeringen e.d.). Onderzoek (Breslow) hoe gezonder
mensen leven, hoe lager hun sterftecijfer. Waarom niet gezond leven?
– Minder gezond gedrag levert direct plezier en genot, (roken, alcohol, ijsje).
– Mensen ervaren sociale druk om ongezond gedrag te laten zien. (pubers: roken,drugs en alcohol).
– Gedrag kan een sterke gewoonte worden (fysieke of psychologische verslaving, vb. eten, gamen).
– Soms zijn mensen zich niet bewust van de gevaren die de gewoonte met zich meebrengt.
Persoonlijkheid refereert aan iemands redelijk stabiele cognitieve, affectieve (gevoelsmatige) of gedragsmatige
neigingen. Lage nauwgezetheid in kindertijd en slechte mentale gezondheid in de volwassenheid zijn geassocieerd met
vroeg doodgaan aan ziekten zoals kanker en hartziekte. Mensen met hoge niveaus van depressie, spanning, boosheid
of pessimisme, lijken het risico te lopen voor het ontwikkelen van vooral hartziekten. Mensen die stressvolle situaties
optimistisch te lijf gaan, lopen minder risico en als ze toch ziek worden, worden ze sneller beter. Maar andersom kan
ziekte ook effect hebben op de persoonlijkheid; mensen die ernstig ziek zijn hebben vaak last van spanning,
depressies, woede en hopeloosheidgevoelens. Overwinnen van deze gevoelens versnelt het herstel.
– Aangeven welke wetenschappen aan gezondheidspsychologie verwant zijn en wat het verschil is tussen de
verschillende vakgebieden. Kernwoorden: psychosomatische geneeskunde, sociale geneeskunde, epidemiologie,
medische sociologie en antropologie, gezondheidswetenschappen
In het oude Griekenland bestond al het idee dat geneeskunde en psychologie elkaar beïnvloeden en verbonden zijn. Dit
idee werd geformaliseerd door Sigmund Freud aan het begin van de 20 e eeuw in de psychoanalyse. Patiënten met
, symptomen waar geen organische aandoening aan ten grondslag lag waren veroorzaakt door conversie van
onbewuste emotionele conflicten, dit heet "conversiehysterie". Dit komt vaker voor op het platteland, waarschijnlijk
omdat stedelingen beseffen dat medische testen ziekten kunnen vaststellen.
Psychosomatische geneeskunde = gevormd in de dertigen jaren (1930) Vereniging: American Psychosomatic Society,
focus op medische disciplines. Zowel lichaam als geest heeft te maken met de ziekte. Vroeger richtte het onderzoek
zich op psychoanalytische interpretaties voor specifieke gezondheidsproblemen (maagzweren, hoge bloeddruk, astma,
migraine, artritis). Het is nu een breder gebied dat zich bezighoudt met de verbanden tussen psychologische en sociale
factoren en biologische en fysiologische functies en de ontwikkeling en het verloop van een ziekte.
Medische gedragswetenschappen = in de jaren ’70 ontstaan. Twee karakteristieken:
- Interdisciplinair: psychologie, sociologie, geneeskunde
- Gegroeid uit het behaviorisme: stelde dat gedrag het resultaat is van 2 typen leren: klassieke conditionering en
operante conditionering. Focus op interventies zonder geneesmiddelen en operaties. Conditionering bleek effectief bij
aanpak probleemgedrag en emoties (teveel eten, angst). Fysiologische psychologen hadden gedemonstreerd dat
psychologische gebeurtenissen (in het bijzonder emoties) invloed uit kunnen oefenen op lichaamsfuncties (bijv.
bloeddruk).
Biofeedback = mensen kunnen verschillende fysiologische systemen onder controle houden als ze feedback kregen over
de werking ervan. Het geeft je inzicht in de manier waarop je lichaam reageert op spanning en ontspanning. Door de
training leer je je lichaamssignalen herkennen en beheersen, waardoor je klachten verminderen. Consequentie: de link
tussen lichaam en geest was belangrijker dan gedacht werd.
Gezondheidspsychologie = behaviorisme vormde ook een belangrijke basis voor gezondheidspsychologie, een divisie
van de APA, geïntroduceerd in 1978, focus op psychologie, levensstijlen en emoties, leden zijn vooral psychologen.
Vier doelstellingen:
1. gezondheid bevorderen en behouden (schoolprogramma's en mediacampagnes)
2. ziekte voorkomen en behandelen (aanpassing, revalidatie) en ‘goed’ omgaan met.
3. oorzaken en diagnostische verbanden van gezondheid, ziekte en disfuncties vaststellen (persoonlijkheid, het ervaren
van de ziekte)
4. gezondheidszorg en gezondheidsbeleid analyseren en verbeteren (ziekenhuizen, verpleeghuizen, medisch personeel)
Algemene gezondheidszorg (GGD) = houdt zich bezig met bescherming, instandhouding, en verbetering van de
gezondheid d.m.v. georganiseerde instellingen in de gemeenschap. Dit gebied bestudeert ziekte en gezondheid in de
context van de gemeenschap als een systeem.
Sociologie = de wetenschap van het menselijke sociale leven, dus groepen en gemeenschappen. Ze evalueren de impact
van verschillende sociale factoren (massamedia, bevolkingsgroei, epidemieën, instellingen). Subgebied is medische
sociologie: dit bestudeert allerlei issues die gerelateerd zijn aan gezondheid (verspreiding, reacties, gebruik
gezondheidszorg, organisatie zorg).
Antropologie = bestudeert menselijke culturen. Het subgebied medische antropologie bestudeert de verschillen in
gezondheid en gezondheidszorg tussen de verschillende culturen, definitie van ziekte, reacties op ziekte, methodes,
gezondheidszorgstructuur.
Epidemiologie = de wetenschappelijke studie van het vóórkomen en de verspreiding van ziekten binnen en tussen
populaties. Vaak wordt epidemiologie gezien als de methodeleer van onderzoek naar gezondheid en ziekte in
populaties.
Overeenkomst tussen deze wetenschappen = gedeelde kijk dat gezondheid en ziekte voorkomen uit de wisselwerking
tussen biologische, psychologische en sociale krachten. Ongeveer dezelfde doelen + bestuderen dezelfde onderwerpen
+ delen dezelfde kennis. Onderscheid in de mate van focus:
- Psychosomatische psychologie > focus vooral op medische disciplines, vooral de toepassing van psychiatrie om
psychische ziekte te begrijpen en behandelen. (lichaam en geest)
- Behavioral medicine > focus op interventies die geen medicijnen of operaties gebruiken. (gedrag, angst, emoties)
- Gezondheidspsychologie > leunt op andere psychologische subvelden – klinische, sociale, ontwikkeling, experimentele
en fysiologische – om leefstijl en emotionele processen te identificeren en te veranderen die tot ziekte leiden.
– Beschrijven wat gezondheidspsychologie inhoudt, wat haar aandachtsgebieden zijn en wat de achterliggende visie
is. Kernwoorden: biopsychosociaal model.
Uit de definities van gezondheidspsychologie zijn volgens Maes (1986) een tweetal belangrijke uitgangspunten
af te leiden. Ten eerste houdt de gezondheidspsychologie zich voornamelijk bezig met lichamelijke gezondheid
en ziekte en onderscheidt het zich hierin van de klinische psychologie, waarin men zich voornamelijk richt op de
psychische gezondheid. Maar ook hier is er regelmatig sprake van overlap.
Daarnaast richt de gezondheidspsychologie zich zeker niet alleen op ziektegedrag, maar ook op bevorderen en
bewaken van gezondheid (preventie). Hierin onderscheidt ze zich bijv. van de medische psychologie, waarin men zich