Samenvatting
Kennisbasis
Taal
___________________________________
Melissa van der Meer
Pabo Hogeschool Rotterdam
2020/2021
, Hoofdstuk 2 - Taalonderwijs en taal
2.1 - TAALONDERWIJS.
2.1.1 Belangen taalonderwijs
Ondanks dat kinderen hun moedertaal moeiteloos leren, zijn er 5 goede argumenten om apart onderwijs te
geven in taal:
1. Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan.
2. Niet alle kinderen kunnen zich zelfstandig een bepaald niveau van taalvaardigheid eigen maken.
3. Op school leer je een ander soort taalgebruik dan in het dagelijks leven.
4. Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van taalonderwijs.
5. Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wilt bijbrengen, dan moet je daar apart aandacht aan
besteden.
1. Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan.
Kinderen leren wel spontaan spreken, maar schriftelijke vaardigheid komt ze niet vanzelf aanwaaien. De school
is bij uitstek de plaats waar je leer lezen en schrijven. Natuurlijk zijn er ook kinderen die zichzelf leren lezen en
schrijven, maar de meeste leerlingen hebben hulp nodig bij het leren van een lees- en spellingsmethode.
Voornamelijk de taalzwakke kinderen.
2. Niet alle kinderen kunnen zich zelfstandig een bepaald niveau van taalvaardigheid eigen maken.
Er zijn leerlingen die een andere taal als moedertaal hebben. Deze leerlingen komen vaak op school pas voor
het eerst in aanmerking met de Nederlandse taal waardoor ze met een enorme achterstand beginnen. Bij
anderstalige zul je bijvoorbeeld speciaal aandacht moeten besteden aan elementaire communicatie of aan het
vergroten van de woordenschat. Daarnaast zijn er ook taalzwakke kinderen, die moeilijk is onder woorden te
brengen of moeite hebben met lezen en spellen. Ook deze kinderen hebben speciale begeleiding nodig.
3. Op school leer je ander soort taalgebruik dan in het taalonderwijs.
De officiële taal die in Nederland gesproken wordt is Standaardnederlands. Standaardnederlands wordt ook op
school gesproken en aangeleerd. Standaardnederlands is een officiëlere taal waar de nadruk ligt op goed
formuleren en verzorgd spreken. Dit is een ‘ander soort taal’ dan wat je op straat hoort.
Vb.: hij heeft i.p.v. hij heb. Vb.: De ‘w’ schrijven bij jouw fiets, ondanks dat je hem niet hoort.
Daarnaast zijn er ook bepaalde woorden die je in het dagelijks leven maar weinig gebruikt, maar in schooltaal
heel belangrijk zijn. Vb.: thema, samenvatting, persoonsvorm.
Ook uitdrukkingen zijn minder gangbaar in het dagelijks leven en leren kinderen op school.
Op school leer je ook een bepaald begrippenapparaat om over taal te praten. Met behulp van woorden als
oorzaak, gevolg, onderwerp en zelfstandig naamwoord kun je snel duidelijk maken hoe bijvoorbeeld een
ingewikkelde zin in elkaar zit. Al die regels, woorden en begrippen maakt een kind niet zomaar eigen, hier is
gericht taalonderwijs voor nodig.
4. Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van het taalonderwijs.
Bepaalde taalvormen, zoals het schrijven van een goede brief, een samenvatting of het kunnen voeren van een
goede discussie leer je niet in het dagelijks leven of tijdens de andere vakken op de basisschool. Bij de andere
vaken gaat het om de wereld om je heen, en bij het maken van verslagen gaat het om de inhoud en niet om de
verslaglegging. Binnen taalonderwijs is wel ruimte om kinderen de regels van bepaalde taalvormen bij te
brengen.
5. Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wilt bijbrengen, dan moet je daar apart aandacht aan
besteden.
Een belangrijke doelstelling van het taalonderwijs is kinderen plezier te laten beleven aan het lezen van
boeken. Boeken bieden de mogelijkheid om weg te duiken in de wereld, kennis te maken met andere mensen,
met andere culturen of o min een spannend avontuur te ontsnappen. Kinderen kunnen plezier beleven aan
verschillende genres jeugdliteratuur. Je kunt dat plezier in lezen alleen bevorderen als je kinderen in aanraking
,brengt met boeken. Het plezier kun je verdiepen door gericht aandacht te besteden aan bijzonderheden van
teksten. Daar is apart onderwijs in jeugdliteratuur voor nodig.
2.1.2 Taalonderwijs op de basisschool
Op de meeste basisscholen wordt het taalonderwijs vrijwel altijd opgesplitst in verschillende onderdelen of
domeinen en hierbij wordt meestal een methode gebruikt. Vrijwel alle kinderen leren lezen met behulp van
een methode. Bij het taalonderwijs ligt de nadruk sterk op het schriftelijk taalgebruik en vaak staat de taalvorm
centraal; hoe schrijf je een woord, hoe zijn woorden opgebouwd of hoe zitten zinnen in elkaar? Als leerkracht
ben je sterk gericht op het aanleren van het correct taalgebruik. Het taalonderwijs is vooral veel
(over)schrijven, het liefst in hele zinnen.
Lesgeven met behulp van een methode noem je traditioneel taalonderwijs, het oudste en de meest gangbare
manier van taalonderwijs. Een voordeel hiervan is dat je als leerkracht precies weet wat je moet doen, welke
materialen je nodig hebt en dat je de leerlingen didactisch verantwoord materiaal geeft.
Binnen taalonderwijs is het gebruikelijk om de leerstof op te splitsen in verschillende taalgebieden of
domeinen. In de Wet op het Basisonderwijs zijn voor het taalonderwijs kerndoelen opgenomen. Hierin wordt
voor het taalonderwijs de volgende onderverdeling gehanteerd:
- Mondeling onderwijs
- Schriftelijk onderwijs
- Taalbeschouwing, waaronder strategieën.
In de praktijk zie je dat in taalmethoden een nog verfijndere verdeling in domeinen wordt gehanteerd;
- Mondelinge taalvaardigheid
- Woordenschat
- Beginnende geletterdheid
- Voortgezet technisch lezen
- Begrijpend lezen
- Stellen
- Jeugdliteratuur
- Taalbeschouwing
- Spelling
De verdeling van de domeinen hebben betrekking op het taalonderwijs vanaf groep 3.
In de kleutergroepen is het niet zinvol om de onderverdeling te hanteren omdat daar voornamelijk aan
mondelinge taalontwikkeling gewerkt wordt. Wat je in kleutergroepen aan schriftelijke taalontwikkeling doet
valt binnen beginnende geletterdheid.
In het dagelijks leven maken we slechts en tweeverdeling; schriftelijk of mondeling taalgebruik. Aan de andere
kant is taal zo complex dat het handig in om een onderverdeling te hanteren zodat je een beter overzicht houdt
over wat je de kinderen moet leren en gemakkelijker de leerstof gestructureerd aan te bieden.
Toelichting voer de verschillende domeinen taalonderwijs:
1. Mondelinge taalvaardigheid
Bij mondelinge taalvaardigheid staat het spreken en luisteren en het voeren van allerlei mondelinge
gespreksvormen centraal. Het gaat erom dat kinderen ervaring opdoen met bepaalde mondelinge taalvormen
zoals een discussie voeren of een spreekbeurt houden en dat ze leren om bepaalde spreek- en
luisterstrategieën te hanteren. Je leert ze een goede vraag stellen, op elkaar reageren, een ander iets uitleggen
of spannend vertellen. Dit domein wordt ook wel aangeduid als spreken en luisteren.
2. Woordenschat
Bij woordenschat gaat het om het aanleren van de betekenis van nieuwe woorden, uitdrukkingen, zegswijzen
en spreekwoorden. We leren kinderen strategieën om achter de betekenis van onbekende woorden te komen.
Het onderdeel woordenschat is de laatste jaren belangrijker geworden door de toename van het aantal niet-
Nederlandstalige leerlingen. de ontwikkeling van de woordenschat hangt nauw amen met de mondelinge
taalontwikkeling. Door het leren van nieuwe woorden ontwikkelen kinderen ook hun spreek-en
luistervaardigheden.
, 3. Beginnende geletterdheid
Bij beginnende geletterdheid gaat het om het vermogen om schriftelijk taal te begrijpen en te gebruiken. In de
ontwikkeling van geletterdheid worden drie stadia onderscheiden±
1. Ontluikende geletterdheid - Ontwikkeling in de voorschoolse periode, nul tot vier jaar.
2. Beginnende geletterdheid- Ontwikkeling in de periode groep 1 t/m 3
3. Gevorderde geletterdheid- Ontwikkeling in de periode na groep 3
Strikt genomen is beginnende geletterdheid geen domein in het taalonderwijs, maar een bepaalde fase in de
ontwikkeling van de geletterdheid.
Een belangrijk onderdeel van het onderwijs in beginnende geletterdheid is het leren lezen in groep 3. We
noemen dit aanvankelijk lezen; aanvankelijk duid op een fase in het leesonderwijs. Na de fase van aanvankelijk
lezen komt het voortgezet lezen; de leesontwikkeling na groep 3.
Bij aanvankelijk lezen leren we kinderen de beginselen van het lezen; ze leren welke letters er zijn en ze moeten
in staat zijn om eenvoudige woorden hardop te lezen. De fase speelt zich af in het eerste half jaar van groep 3
en vaak wordt daar een aparte methode voor gebruikt. De meest bekende methode is Veilig Leren Lezen.
4. Voortgezet technisch lezen
Na het aanvankelijk lezen komt voortgezet lezen. Een onderdeel van voortgezet lezen is technisch lezen. Bij
technisch lezen gaat het om het kunnen ontcijferen van de letters en het hardop lezen van woorden, maar er
wordt ook aandacht besteed aan efficiënte leesstrategieën. Het doel van voortgezet technisch lezen is de
vaardigheid van het decoderen van teksten te vergroten. Het gaat dus alleen om het vlot en nauwkeurig
kunnen lezen van de tekst, niet om het begrijpen wat je leest. Technisch lezen werd vaak in niveaugroepen
geoefend.
5. Begrijpend lezen
Een andere vorm van voortgezet lezen is begrijpend lezen. Hierbij gaat het om het begrijpen van de tekst en
het achterhalen van de bedoeling. Je kunt erachter komen of een kind een tekst begrepen heeft door het
stellen van allerlei vragen over de betekenis van woorden en uitdrukkingen, de verbanden in een tekst of de
bedoeling van de schrijver. Omdat begrijpend elzen een belangrijke taalvaardigheid is, zijn er aparte methode
voor. Daarnaast bestaan er tegenwoordig ook digitale methoden voor begrijpen lezen, zoals Nieuwsbegrip.
6. Stellen
Bij stellen gaat het om het schrijven van teksten. Kinderen moeten hun gedachten, ervaringen en
waarnemingen kunnen weergeven in de vorm van verschillende soorten teksten. De kinderen moeten weten
hoe je te werk kunt gaan bij het schrijven en wat de regels en kernmerken zijn van de belangrijkste
tekstsoorten. Stellen is een vast onderdeel van een taalmethode.
7. Jeugdliteratuur
Naast technisch lezen en begrijpend lezen kennen we binnen het leesonderwijs ook nog het onderdeel van het
lezen van literaire teksten; jeugdliteratuur. Het gaat om jeugdboeken in ruime zin en omvat zowel informatieve
boeken als fictie. Onderwijs in jeugdliteratuur heeft als doel om de kinderen in aanraking te brengen met
verschillende literaire genres, hun smaak te ontwikkelen en ze te laten genieten van het lezen. Op die manier
hoop je leerlingen te stimuleren tot zelfstandig lezen. Naast de term jeugdliteratuur worden ook de begrippen
belevend lezen, waarderend lezen of leesbevordering gebruikt. Taalmethoden besteden weinig aandacht aan
jeugdliteratuur. Je treft het wel als onderdeel van een methode voor begrijpend lezen, bijvoorbeeld in Overal
Teksten, Goed gelezen ne Lekker Lezen.
8. Taalbeschouwing
Bij taalbeschouwing wil je kinderen leren te reflecteren op de taalvorm, de manier waarop iets is verwoord en
het gebruik van taal. Het gaat erom dat kinderen in de vorm van de taal bijzonderheden en regelmaat
ontdekken. Ze ontdekken bijvoorbeeld dat je aan de persoonsvorm altijd kunt zien in welke tijd de tekst staat,
en dat je het woord kantelen op twee manieren kunt uitspreken. Een belangrijk onderdeel van
taalbeschouwing is de traditionele grammatica, waarbij kinderen zinnen moeten ontleden in zinsdelen en de
verschillende soorten woorden kunnen benoemen.