Inleiding in sociologie
Voorbereiding op toets
,Inhoudsopgave
College 1.................................................................................................................................................3
College 2.................................................................................................................................................4
uit het boek........................................................................................................................................5
College 3.................................................................................................................................................7
Uit het boek......................................................................................................................................10
College 4...............................................................................................................................................13
Uit het boek......................................................................................................................................14
College 5...............................................................................................................................................15
Uit het boek......................................................................................................................................20
College 6...............................................................................................................................................23
Uit het boek......................................................................................................................................25
College 7...............................................................................................................................................27
Uit het boek......................................................................................................................................29
College 8...............................................................................................................................................30
Uit het boek......................................................................................................................................32
College 9...............................................................................................................................................37
Uit het boek......................................................................................................................................43
College 10.............................................................................................................................................44
College 11.............................................................................................................................................47
Uit het boek......................................................................................................................................48
College 12.............................................................................................................................................49
2
,College 1
sociologie = sociologie is de wetenschap die menselijk gedrag verklaart uit de inbedding in de
samenleving (onder andere de sociale structuur, instituties, normen, statusstructuren, netwerken en
de beschikbaarheid van fysieke, economische en technische hulpbronnen voor een individu in een
bepaalde context) en de kenmerken van de menselijke samenleving uit het gedrag van haar
individuen.
Aspecten van inbedding in de samenleving:
Sociale structuur: inkomensverdeling, verdeling van macht en invloed, structuur van een sociaal
netwerk. (stratificatie=gelaagdheid van bevolking
(Sociale) Instituties: “the humanly devised constraints that structure human interaction. They are
made up of formal contraints, informal contraints and their enforcement characteriscs.”
is het complex van min of meer geformaliseerde regels, zowel formeel als informeel, die het gedrag
van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.
Informeel: normen, gewoontes, tradities.
Formeel: wetten, regels, procedures
Sociale normen: gedeelde verwachtingen over wat je in een bepaalde context hoort te doen en te
laten. Komen vaak samen met sancties (sociale controle).
Statusstructuren: gedeelde verwachtingen over wie ‘hoger’ en wie ‘lager’ is in een bepaalde
context. Komen vaak samen met verschillen in invloed, prestige en respect.
Sociale netwerken: sociale netwerken zijn de relatiepatronen tussen mensen maar ook tussen
organisaties, landen, etc.
Fysieke, economische en technische hulpbronnen
figuur 1. sociologie
Verschillende niveaus:
Macro: alle inwoners van Nederland. Bijv. inkomensongelijkheid.
Meso: buurt, gemeente, groep. bijv. zwarte scholen en woonomgeving.
Micro: individu, sociale relaties. Bijv. Hoe reageert een vrouw op afwijzing bij speed dating?
3
, Sociaalgedrag: Sociaal gedrag is gedrag van mensen dat tot stand komt onder invloed van de sociale
omgeving. bv. Ontgroeningen, Het experiment van Asch (met de lijnen->verkeerde antwoorden
anderen waren oorzaak verkeerde antwoorden proefpersonen).
College 2
Drie hoofdvragen van sociologie:
Het cohesievraagstuk: in hoeverre hangt een samenleving samen en wanneer valt een samenleving
uit elkaar? Ook ‘probleem van de sociale orde’.
geweld tussen mensen? (Hobbes); samenwerking? (Olson); solidariteit, bijdragen aan
collectieve goederen (Hechter); normnaleving? (Durkheim); Sociale bindingen (Granovetter).
Het ongelijkheidsvraagstuk: waarom en onder welke condities is er ongelijkheid binnen
samenlevingen?
Welke eigenschappen van een samenleving dragen bij aan minder ongelijkheid? (Marx);
Waarom en onder welke condities is er ongelijkheid tussen landen?
Het rationaliseringsvraagstuk: Waarom en onder welke condities zijn samenlevingen ‘effiënt’ en
‘modern’?
Is er een trend naar steeds meer democratisering / bureaucratisering (internationaal,
nationaal)?; Waarom en onder welke condities “ontkerkelijkt” een samenleving? ;Waarom en onder
welke condities komt een kapitalistische economie tot stand (Weber)?
Het sociologisch mensbeeld->Mensen streven individuele doelen na:
Fysiek: gezondheid, eten
Materieel: winst, geld verdienen
Sociaal: status, gedragsbevestiging, waardering
Sociale welvaart: mate van doel (↑) bereiking gemiddeld over alle individuen en de eerlijke
verdeling hiervan.
Interdependentie bij doelbereiking ->maatschappelijke problemen
figuur 1.1 OMOP-model (sociale ordes)
Sociale ordes: instituties in de samenleving die zorgen voor coördinatie en samenwerking van
individuele handelingen op verschillende niveaus. Als een sociale orde goed functioneert wordt in
het betreffende deel van de samenleving sociale welvaart goed gerealiseerd. Maar vaak is dat ook
niet zo. Elke orde lost andere problemen op:
Primaire orde: sociale relaties, vriendschappen, familie: zorgt voor opvoeding, wederzijdse
hulp, normen van wederkerigheid, soepele samenwerking in de informele sfeer (bijv. met
buren), enz.
Markt: in de primaire orde kunnen goederen niet altijd efficiënt worden geproduceerd en
verdeeld. Bijvoorbeeld: een familiebedrijf met een sterke norm van solidariteit kan niet altijd
een baan aan de beste werknemer geven (als die geen lid is van de familie). De markt is
anoniem en kijkt alleen naar vraag en aanbod waardoor goederen efficiënt worden
4