Kwalitatief onderzoek in organisaties, Inge Bleijenbergh
Hoofdstuk 1. Kwalitatief onderzoek in organisaties – Lecture 1
Dit boek geeft handvatten voor het doorlopen van de verschillende fasen van kwalitatief
onderzoek binnen een organisatie door de methodologische achtergronden van deze fasen
te beschrijven en voorbeelden te geven van de consequenties hiervan voor de dagelijkse
praktijk van kwalitatief onderzoek.
§1.1 de Onderzoek cyclus
Het uitgangspunt van dit boek is dat een onderzoek een cyclisch proces is, dat bestaat uit
verschillende fasen die je achtereenvolgens, maar soms ook gelijktijdig, doorloopt. Een
onderzoek omvat de fasen van het formuleren van een doelstelling en vraagstelling, het
verkrijgen van toegang tot een organisatie, het meetbaar maken van de begrippen die je wilt
onderzoeken, het verzamelen van data, het analyseren daarvan en het beantwoorden van
de vraagstelling door middel van een conclusie en discussie.
Onderzoek is een cyclisch proces, want: tijdens het onderzoekstraject keert de onderzoeker
regelmatig terug naar eerdere fasen van het onderzoek. Dit doe je om het onderzoek
ontwerp bij te stellen, maar ook om te kunnen bepalen en formuleren wat je hebt gevonden
en wat jouw specifieke bijdrage is.
§1.2 Kwalitatief onderzoek
De onderzoek cyclus is van toepassing op alle vormen van (wetenschappelijk) onderzoek,
maar dit boek gaat specifiek in op kwalitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek betreft alle
vormen van onderzoek die gericht zijn op het verzamelen en interpreteren van talig
materiaal om op basis daarvan uitspraken te doen over een (sociaal) verschijnsel in de
werkelijkheid. Kwalitatief onderzoek contrasteert daarmee met kwantitatief onderzoek, dat
is gericht op het verzamelen van cijfermateriaal, zoals reeksen scores in survey onderzoek,
over een sociaal verschijnsel. Het empirische materiaal in kwalitatief onderzoek kan
bijvoorbeeld bestaan uit transcripties van interviews, veldverslagen van observaties en
documenten. Het verzamelen van deze teksten is arbeidsintensief. Het afnemen van open
interviews kost meer tijd dan het afnemen van een gesloten vragenlijst, zoals binnen
kwantitatief onderzoek gebeurt.
Iemand die een kwalitatief onderzoek doet, kan in dezelfde tijdsperiode minder
waarnemingseenheden onderzoeken dan iemand die arbeidsextensiever kwantitatief
onderzoek doet. Een kwalitatief onderzoek kent dus relatief minder waarnemingseenheden
dan kwantitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek levert veel rijk materiaal op. Een
uitgebreid gesprek levert namelijk veel kennis op. De rijkheid van materiaal zorgt ervoor dat
je binnen een kwalitatief onderzoek op basis van een relatief klein aantal
waarnemingseenheden uitspraken kunt doen over een specifiek verschijnsel in de sociale
werkelijkheid.
§1.3 Onderzoek binnen organisaties
Een organisatie is een formeel samenwerkingsverband tussen groepen mensen gericht op
een gemeenschappelijk doel. Kwalitatief onderzoek levert een heel specifiek soort
informatie op over organisaties. Zo kan je uitspraken doen over processen.
1
,Terwijl kwantitatief onderzoek geschikt is om precieze uitspraken te doen over de relatie
tussen een beperkt aantal variabelen, is kwalitatief onderzoek juist geschikt om algemene
uitspraken te doen over de samenhang tussen een groter aantal variabelen.
Statistische analysetechnieken / generalisatie = kwantitatief onderzoek
Analytische analysetechnieken / generalisatie = kwalitatief onderzoek
Omgekeerd evenredig aan het kleine aantal waarnemingseenheden= weinig
waarnemingseenheden = veel relaties tussen variabelen
Omgekeerd evenredig = veel waarnemingseenheden = precieze uitspraken doen over
relatief klein aantal relaties tussen variabelen
§1.4 Mixed-methodsonderzoek
Veel onderzoek in organisaties omvat een mengvorm van kwantitatieve en kwalitatieve
dataverzamelingsmethoden. Beide vormen van dataverzameling kunnen elkaar goed
aanvullen. Een kwalitatief vooronderzoek door middel van open interviews met een klein
aantal mensen kan een beeld geven van patronen die spelen in een organisatie, terwijl deze
via een survey onderzoek een groot aantal organisatieleden kunnen worden getoetst. Beide
vormen van onderzoek vragen echter om verschillende methoden van analyse en
interpretatie. Beide vormen van dataverzameling en analyse vullen elkaar goed aan en
kunnen elkaars tekortkomingen compenseren (lees voorbeeld op blz. 15 over doorstroom
van vrouwen naar hogere functies).
§1.5 Theoretische of praktische doelstelling
De doelstelling van een kwalitatief onderzoek in een organisatie kan zowel theoretisch als
praktisch van aard zijn. Een praktische doelstelling ligt meer op het terrein van beschrijven,
verklaren, evalueren of veranderen.
Theoretische doelstelling = het leveren van een bijdrage aan een theorie of bepaald aspect
van de werkelijkheid in organisaties beschrijven of verklaren.
Praktische doelstelling = beschrijven, verklaren, evalueren of veranderen van de situatie in
een concrete organisatie (ik denk dat mijn afstudeeronderzoek bij RWS een praktische
doelstelling had).
Hoofdstuk 2. De doelstelling en vraagstelling – Lecture 1
Toegang krijgen tot organisaties die je wilt onderzoeken, is het resultaat van een
uitgebalanceerd onderhandelingsproces, waarin je jouw eigen beweegredenen voor het
onderzoek in balans probeert te krijgen met het belang dat de organisatie heeft bij het
onderzoek. Het is belangrijk om je eigen behoeften en verwachtingen duidelijk onder ogen
te zien en te verwoorden. Je dient ook te begrijpen wat het onderzoek van de organisatie
vraagt en voor de organisatie betekent en het gesprek aan te gaan over de randvoorwaarden
die daarvoor gelden.
§2.1 De doelstelling
Een doelstelling is een methodologisch hulpmiddel dat beknopt en kernachtig vastlegt welke
bijdrage het onderzoek beoogt te leveren. Dat kan een bijdrage zijn aan de
wetenschappelijke kennis over verschijnselen in organisaties. Maar het kan ook een bijdrage
2
,zijn aan het verbeteren van praktijk in een concrete organisatie. Door deze bijdrage
zorgvuldig te formuleren breng je duidelijke sturing en richting aan in je onderzoek. Het
formuleren van een goede doelstelling is dus belangrijk, maar het ook een lastige klus.
De belangrijkste functie die de doelstelling vervult, is dat deze de basis legt voor de centrale
vraagstelling van je onderzoek, de onderzoeksvraag. De doelstelling bestaat daarbij uit een
verbinding tussen extern en een intern doel. Het externe doel verwijst naar de theoretische
of praktische bijdrage die het onderzoek beoogt te leveren. Het is echter ook noodzakelijk
om aan te geven door middel van welke specifieke kennis je deze bijdrage wilt gaan leveren,
het zogenoemde interne doel. Een goede vraagstelling is de meest kernachtige weergave
van datgene wat je wil te weten komen in je onderzoek.
Doelstelling = laat zien welke bijdrage het onderzoek beoogt te leveren.
Vraagstelling = laat zien welke kennis hiervoor nodig is.
In methodologische termen: de vraagstelling zet het externe doel van het onderzoek (de
bijdrage die je met het onderzoeksproject wilt leveren) om in een intern doel (het soort
kennis dat nodig is om die bijdrage te leveren). Een goede vraagstelling helpt de
onderzoeker om de dataverzameling en analyse zodanig te sturen dat aan het einde van het
onderzoek de kennis is verkregen die nodig is om de beoogde bijdrage ook daadwerkelijk te
kunnen leveren.
§2.2 Theoriegericht onderzoek
Theoriegericht onderzoekt beoogt vooral bij te dragen aan de wetenschappelijke kennis over
een verschijnsel in een organisatie. Bestaande verklaringen moeten bijvoorbeeld worden
verfijnd, of een goede verklaring ontbreekt zelfs nog helemaal. Het onderzoek dient ertoe
deze kennis te verkrijgen of verder uit te bouwen.
Belangrijkste kenmerk van theoriegericht onderzoek: het doen van algemeen geldige
uitspraken over een sociaal verschijnsel staat voorop en dat de toepasbaarheid van deze
kennis is secundair.
Bij theoriegericht onderzoek denk je aan het toetsen van een bestaande theorie of het
ontwikkelen van een nieuwe theorie over een fenomeen of verschijnsel binnen een
organisatie. Deze vormen van onderzoek starten op verschillende plaatsen in de empirische
cyclus. In geval van toetsend onderzoek vertrekt het onderzoeksproces vanuit bestaande
theorie om van daaruit waarnemingen te verrichten die erop gericht zijn deze te toetsen en
eventueel te ontkrachten. Dit is deductief onderzoek.
Onderzoek dat is gericht op theorievorming zal eerder betrekken vanuit empirische
waarnemingen en door middel van systematische vergelijking van waarnemingen
abstraheren om tot algemeen geldige uitspraken (hypothesen) te komen, die basis kunnen
vormen voor nieuwe theorieën. We noemen dit inductief onderzoek.
Theorie toetsen
Hierbij ga je een bestaande theorie toetsen in een organisatie. Je dient hiervoor concrete
verwachtingen op te stellen. Je toetst of deze verwachtingen ook feitelijk uitkomen in deze
organisatie, op basis van de theorie. Wanneer dit niet zo zou zijn, dan ontkracht je de
verwachtingen of hypothesen en heeft dat gevolgen voor de theorie waaruit ze zijn afgeleid.
Je kan dan reflecteren op welke elementen van de algemene theorie verbetering behoeven.
3
, Het is belangrijk om te beseffen dat een kwalitatief onderzoek in organisaties minder
geschikt is om een theorie te bevestigen. Voor het falsificeren van algemeen geldige
uitspraken heb je maar een of enkele uitspraken nodig waar in deze uitspraken niet opgaan.
Maar voor het bevestigen van algemeen geldige uitspraken heb je oneindig voorbeelden
nodig waarin het sociale verschijnsel zich inderdaad zo gedraagt als de theorie voorspelt.
Voor een overtuigende bevestiging van een theorie is een groot aantal waarnemingen nodig,
een kenmerk dat is voorbehouden aan kwantitatieve vormen van onderzoek.
Toetsend onderzoek in organisatie? = voorkeur voor kwantitatief onderzoek
Theorievorming
Kwalitatief onderzoek kan geschikt zijn voor het ontwikkelen van nieuwe theorieën over een
sociaal verschijnsel. Zowel onderzoek naar enkele organisaties (casestudy enkelvoudig) als
onderzoek naar meerdere organisaties, waar je ze vergelijkt (vergelijkende / meervoudige
casestudy), kan bijdragen aan de ontwikkeling van een nieuwe theorie.
Analytische generalisatie = het op een gedetailleerde wijze in kaart brengen van een sociaal
verschijnsel binnen een organisatie en daaruit proberen patronen te onderkennen in de
wijze waarin het zich voordoet; niet in details, maar alleen de algemene patronen die aan
een verschijnsel ten grondslag liggen, worden gegeneraliseerd.
Deze ‘voorlopige’ theorie kan dan bijvoorbeeld daarna getoetst worden, door middel van
kwantitatief onderzoek.
‘Building block’-procedure = door een verklaring te leveren voor een verschijnsel binnen een
beperkt domein kan daaruit in een latere fase een meer algemene theorie worden afgeleid
(bijv. een onderzoek naar besluitvorming van managers in verschillende domeinen, zoals een
bank, supermarkt of luchtvaartmaatschappij, dan kunnen de resultaten van andere
onderzoeken gecombineerd worden en algemene patronen herkennen, en leiden tot een
theorie over besluitvorming).
Veel meer mogelijkheden om theorie te ontwikkelen zijn er wanneer je kwalitatief
onderzoek doet in meerdere organisaties. Je kunt de wijze waarop het verschijnsel zich
voordoet binnen meerdere organisaties dan met elkaar vergelijken en op deze manier
wetmatigheden afleiden. Door de organisaties systematisch zo te kiezen dat ze zo veel
mogelijk verschillen of juist heel dicht bij elkaar liggen, is het mogelijk om te generaliseren.
Zo kunnen dezelfde sociale verschijnselen zich voordoen in twee totaal verschillende
organisaties (familiebedrijf & internationaal bedrijf). Veel contextvariabelen verschillen, de
onderzoeker kan wel concluderen dat de variabelen die overeenkomen een verklaring geven
voor het fenomeen.
De methode van verschil verwijst naar het selecteren van organisaties die erg op elkaar
lijken, maar waar in het ene geval een sociaal fenomeen wel optreedt, en in het andere
geval niet. Het beperkte aantal aspecten waarbij de organisaties van elkaar verschillen, kan
de verklaring vormen van de variatie. Vergelijkend casestudyonderzoek is daarmee bij
uitstek geschikt voor theorieontwikkeling.
4