FP Hoorcolleges
12-2-2020: HC 1: Juridische kaders, een inleiding
Artikel 39 Sr: Een verdachte is niet strafbaar wanneer het ten laste gelegde feit hem, ten
gevolge van een psychische stoornis, niet kan worden toegerekend. → strafuitsluitingsgrond
van ontoerekeningsvatbaarheid. Dit is een uitzondering op de algemene regel dat mensen
verantwoordelijk zijn voor hun gedrag. Uitgangspunt van de wet is dat iemand dus
toerekeningsvatbaar is.
Stoornis volgens de wet:
◼ Gebrekkige ontwikkeling = Aangeboren afwijkingen of in de jeugd opgelopen
gebreken die psychische ontwikkeling meer structureel hebben verstoord.
◼ Ziekelijke stoornis = Verstoringen die tijdens het leven van een psychisch ‘gezond’
persoon zijn opgetreden.
- Onderscheid is niet scherp en strafrechtelijk beperkt van belang!
- Er worden geen beperkingen gesteld aan het begrip stoornis, hierdoor wordt
voorkomen dat voor iedere nieuwe versie van het classificatiesysteem, dat er ook
een wetswijziging nodig is. Het begrip stoornis is dus erg breed.
◼ Wet Forensische Zorg = Psychische stoornis, verstandelijke handicap en/of
psychogeriatrische aandoening. Aansluiting strafrecht en hulpverlening (staat haaks
op elkaar) om beter met elkaar in verbinding te brengen. Maakt mogelijk dat strafrecht
civielrechtelijke sancties kan opbrengen.
Rechter en deskundige:
◼ Beoordeling door strafrechter:
- Individuele beoordeling: Iets zeggen over deze verdachte, dus niet in het
algemeen.
- Strafrecht bepaalt kaders: Tenlastelegging en wettelijke strafmaxima bepalen
kaders bij de sanctietoemeting.
- Inzicht in herhaling: Inzicht in de oorzaak, de aard en de ernst van eventueel
recidivegevaar van die éne verdachte. Belangrijk om inzicht te hebben. Ze
hebben hiervoor een psychiater of psycholoog nodig om het recidivegevaar te
verminderen.
- Speciaal-preventieve effectiviteit niet centraal: De strafrechter probeert reëel
te blijven omdat recidivisten vaak opnieuw misdaad plegen.
◼ Strafrechtelijke positie van de getuige-deskundige:
- Wetenschappelijke kennis: Gevoelens uiten betreffende hetgeen de
wetenschap leert. Op basis van wetenschappelijke kennis uitleggen wat hij te
melden heeft over een bepaald probleem.
- Alleen oordelen bepaald onderwerp: Omtrent datgene wat aan zijn oordeel
onderworpen is. Deskundige alleen over betreffende onderwerp spreken, dus niet
over strafrechtelijk deel.
- Onafhankelijkheid: Professionele, processuele en maatschappelijke
onafhankelijkheid. Belangrijk is dat de deskundige onafhankelijke positie heeft. De
deskundige voelt druk om uitspraken te doen om rechter verder te helpen. Dingen
die je niet weet moet de deskundige ook aangeven. Je moet eerlijk zijn en je
advies niet laten afhangen van druk om iets te presteren. Als ze bijv. een
menselijke behoefte voelen om verdachte te helpen, moeten ze alsnog deskundig
blijven. Als deskundige niet bemoeien met strafrechtelijk deel. Als deskundige
, moet je onderzoeksmethoden gebruiken waar je meldingen van maakt → open-
science.
- Individuele beoordeling: Individuele toepasbaarheid conclusies. Rechter heeft
niks aan algemeenheid, moet echt gaan om individuele verdachte.
Vraagstelling rapportage pro Justitia:
◼ Stoornis ten tijde van delict: Welke belangen zijn hierbij?
- Begrijpen delict: Begrijpen delict vanuit gezichtspunt verdachte. Hoe komt
iemand tot een delict? Niet goedpraten van deskundige, maar inzicht krijgen in
hoe iemand in elkaar zit en hoe die uiteindelijk tot delict komt.
- Belemmering vermogen van stoornis: In hoeverre belemmert de stoornis de
verdachte in zijn vermogen de ongeoorloofdheid van zijn handelen in te zien en
hiernaar te handelen? Kan het zo zijn dat de verdachte minder verantwoordelijk is
voor het delict door zijn stoornis? Het is belangrijk om bij verdachte af te vragen
hoe de stoornis werkt tijdens het delict. Belangrijk om te weten voor inzicht in het
recidivegevaar.
- Strafrechtelijke verantwoordelijkheid: Vraag rondom strafrechtelijke
verantwoordelijkheid.
- Inzicht herhaling: Inzicht in risico op herhaling, de omstandigheden
meegenomen in de overweging. Afhankelijk van soort stoornis en soort delict kan
heel verschillend zijn en moet worden onderzocht. Dit is van belang voor het
behandelkader van de verdachte, zoals TBS of voorwaardelijke sfeer. Belangrijk
om inzicht te hebben op termijn, aard etc. van de verdachte. Wat moet er
gebeuren om te zorgen dat er niks meer gebeurd en hoe past dit in het juridische
kader?
- Behandelkader: Noodzaak en legitimatie van gedwongen behandelkader.
◼ Juridisch uitgangspunt:
- Toerekeningsvatbaarheid niet aantonen: Toerekeningsvatbaarheid juridisch
uitgangspunt en hoeft niet te worden aangetoond. Toerekeningsvatbaarheid zegt
niet per se iets over het persoon, maar over de relatie tussen de persoon en het
delict.
- Relationeel begrip: Het betreft een relationeel begrip over de relatie
stoornis/delict, geen statische, empirisch meetbare eigenschap van de dader.
- Geen tussenvorm: Wet kent geen tussenvormen qua mate van
toerekeningsvatbaarheid. Dit gebeurt wel in de praktijk. Forensische praktijk heeft
het inzicht ontwikkeld dat er een tussenvorm is van ontoerekeningsvatbaarheid en
toerekeningsvatbaarheid.
◼ Dilemma:
- Strafrecht en gedragsdeskundige: Toerekeningsvatbaarheid als juridisch
vraagstuk, maar beoordeling hiervan op basis van gedragskundige expertise.
- Hoe komt de vertaalslag tot stand van de inzichten van de deskundige naar de
strafrechtelijke context?
◼ Gedragskundige bezwaar op juristen:
- Geen vrije wil: De vrije wil bestaat niet. Wet is gebaseerd op vrije wil.
- Multicausaal: Juridische terminologie sluit niet aan bij gedragskundige denkkader
(multicausaal). Stoornis zou dwingen tot plegen van delict, wat een misverstand
is. Verschillende motieven kun je meenemen in de toerekeningsvatbaarheid.
- Normatief begrip: Het betreft een normatief, niet-wetenschappelijk oordeel
(grenzen van deskundigheid). Toerekeningsvatbaarheid is niet-wetenschappelijk.
Het begrip veranderd met de tijd.
, - Geen empirische toetsbaarheid: (3- of 5- puntsschaal voor ernst
ontoerekeningsvatbaarheid). Deze puntschalen waren niet empirisch toetsbaar.
- Stoornis ondergeschikte rol: Stoornis speelt veelal een ondergeschikte rol in
gevaarstaxatie in het juridische kader(statistische benadering). Er moet meer
belang zijn om naar de stoornis te kijken in het strafrechtelijke kader.
Forensische vraagstelling:
1. Is er sprake van een psychische stoornis?
- Objectiveerbaarheid (DSM 5: het classificatiesysteem). Dit gebeurd om ervoor te
zorgen dat dezelfde argumenten worden gebruikt om een bepaald type stoornis
aan te stellen in verschillende landen.
➢ Nadeel DSM5: Nadelen zijn dat door het ‘vinken’ er veel stoornissen kunnen
zijn bij een persoon zonder dat er inzicht komt in het probleem. Belangrijk dat
je de dubbeltellingen in de gaten houdt. Welke kenmerken (veel verschillende
samenstellingen) zijn bij deze persoon relevant? Dit is belangrijk om te
omschrijven aan juristen.
- Uitleg van specifieke beperkingen vanuit de stoornis bij deze onderzochte.
- Delict is geen stoornis (VB: brandstichting wordt verdacht van pyronomie vuur).
- Pathologie en procespositie (VB: zwakbegaafdheid).
2. Was stoornis aanwezig tijdens het tenlastegelegde?
- Retrospectief onderzoek. Stoornis kan verschillen ten tijde van het delict en na de
beoordeling.
- De stoornis werkt nooit door, alleen de kenmerken van de stoornis werken door in
het delict.
- Gedragskundige vertekeningen.
- Pathologie hoeft niet te worden uitgesloten (artikel 39 Sr).
3. Is sprake van een causaal verband (stoornis van invloed op gedrag)?
- Waarom causaliteitsvereiste?
➢ Welke specifieke kenmerken van de stoornis zijn aanwijsbaar in het
tenlastegelegde?
➢ Op welke wijze en in welke mate werd de onderzochte hierdoor beperkt in zijn
vermogen juridisch relevante afwegingen en inschattingen te maken?
➢ Objectiveerbaarheid / procesbelangen.
- Waarneming van de realiteit / vermogen om keuzes en afwegingen te maken.
- Juridisch relevante keuzemomenten.
- Indien bewezen: delict mag geen hoofdbestanddeel zijn bij diagnose.
- Causaliteit en bewijs / tweefasenproces (voorkomen door rechter eerst laten
oordelen over delict, daarna pas kijken naar toerekeningsvatbaarheid)?
4. Advies omtrent (mate van) toerekeningsvatbaarheid?
- Advies ligt aan:
➢ Mate waarin een psychische stoornis bij het delict een beperkende rol heeft
gespeeld.
➢ Mate van verwijtbaarheid aan de verdachte.
➢ Mate van individueel onderbouwd, pathologisch bepaald gevaar (aard, ernst,
termijn) voor specifieke delicten.
➢ Noodzaak, doel en strafrechtelijke legitimatie van gedwongen behandeling.
- Graden van toerekeningsvatbaarheid:
➢ Volledig toerekeningsvatbaar = Geen stoornis/geen doorwerking
aantoonbaar.
➢ Enigszins verminderd toerekeningsvatbaar = Ernstige stoornis/zwak
verband, lichte stoornis.
, ➢ Verminderd toerekeningsvatbaar = Ernstige stoornis/aanzienlijk verband.
➢ Sterk verminderd toerekeningsvatbaar = Versterkt effect meerdere
stoornissen.
➢ Volledig ontoerekeningsvatbaar = Volledig causaal verband.
➔ Nu is het wel, verminderd of niet toerekeningsvatbaar.
- Kritiek:
➢ Onderbouwde uitspraak per delict.
➢ ‘Normatieve’ elementen
➢ Wetenschappelijke ontwikkelingen
➢ Culturele factoren
➢ Verzachtende omstandigheden
➢ Toerekening en consequenties voor de strafmaat door de rechter.
5. Gevaarstaxatie vanuit pathologie?
- Individueel onderbouwde verwachting ten aanzien van toekomstig handelen in het
licht van eerder handelen, voor zover dit voortkomt uit een psychische stoornis,
die niet verwijtbaar tot stand is gekomen en substantieel doorwerkt in het
tenlastegelegde, indien bewezen.
6. Advies