SAMENVATTING Kwaliteitszorg (B1K2)
Pedagogisch werk 2
➔ Thema 21: werkbegeleiding
Werkbegeleiding = doel stagiaires te ondersteunen in de praktijk, waarbij jij hen de nodige
beroepsvaardigheden en beroepshouding aanleert en je het leerproces begeleidt.
3 Rollen als werkbegeleider: ezelsbrug BDO
1. Deskundigheidsbevorderaar = jouw ervaring en deskundigheid gebruiken om de
stagiair of nieuwe werknemer te begeleiden. 2 onderdelen zijn:
1. Signaleren en screeningsinstrumenten
2. Ontwikkelingen vakgebied en reflectie
2. Beoordelaar en coach = Als beoordelaar houd je toezicht op de taken die de stagiair
moet uitvoeren en beoordeel je opdrachten en PvB en bedenk je samen leerdoelen.
Als coach geef je persoonlijke begeleiding op basis van een gelijkwaardige relatie.
3. Organisator en facilitator = Als facilitator schep en onderhoud je de
randvoorwaarden, waaronder de stagiair zijn opdrachten kan uitvoeren. Als
organisator biedt je de stagiair een veilige omgeving om opdrachten uit te voeren.
Extra taken van de werkbegeleider in verband met de begeleiding van stagiaires:
● introduceren van nieuwe mensen
● ondersteunen van het leerplan = doelen in POP/PAP
● vakkennis en vaardigheden overdragen = kan op 3 verschillende manieren:
instructie geven, samen in gesprek, opdrachten en feedback
● bijdragen aan passend leerklimaat = voorwaarden voor ontwikkeling van stagiair
● inzicht geven in competentiebeheersing = stimuleren om competenties te
ontdekken en te ontwikkelen d.m.v. observeren, evalueren, analyseren, reflecteren
● zet aan tot zelfontplooiing
● optimaliseren van randvoorwaarden
● werken aan eigen begeleidingsvaardigheden
3 manieren van werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en stagiaires: ezelsbrug CIS
1. coachen = persoonlijke begeleiding basis gelijkwaardigheid en verantwoordelijkheid.
Effectieve coaching = de werkbegeleider en de stagiair maken een stappenplan met
leerdoelen, leerresultaten en een planning.
VIB/Beeldcoaching = filmbeelden maken op de groep en deze samen terugkijken.
2. intervisie = een gesprek waarin mensen met eenzelfde functie van elkaar leren, door
situaties uit de praktijk te bespreken. = een kwaliteitsinstrument
3. supervisie = een persoonlijk leertraject, dat wordt begeleid door een supervisor.
Vier fases van Maslow van het aanleren van vaardigheden of gedrag: ezelsbrug OBBO
1. onbewust onbekwaam
2. bewust onbekwaam
3. bewust bekwaam
4. onbewust bekwaam
1
, Bekwaam = als je je doel bereikt.
Onbekwaam = als je je doel niet bereikt of er erg veel moeite voor moet doen.
➔ Thema 22: deskundigheidsbevordering
Beroepsmatig handelen = dat je je werkzaamheden professioneel uitvoert. Je hebt een
opleiding gevolgd en leert in de praktijk.
3 manieren van beoordelen beroepsmatig handelen: ezelsbrug RFO
1. Reflecteren = nadenken over je handelen en de achtergronden ervan. 3 niveaus:
1. op persoonlijk functioneren
2. op beroepsmatig handelen
3. op persoonlijk beroepsmatig handelen
2. Feedback = wanneer anderen je beroepsmatig handelen beoordelen, of jij anderen.
3. Observeren = dat iemand doelgericht kijkt naar jouw beroepsmatig handelen.
Deskundigheidsbevordering = alles wat je doet om het uitoefenen van je beroep te
verbeteren (training, cursus, vragen). = een kwaliteitsinstrument
Gesprekscyclus = beoordelingsgesprek, functioneringsgesprek, etc. Instrumenten hiervoor
zijn POP, PAP, portfolio.
3 ontwikkelingen = Maatschappelijke, Technologische, Vakinhoudelijke
3 verschillende manieren van helpen door collega’s = Collegiale consultatie, Ieder z'n
expertise, Kennis overbrengen
Integraal kindcentrum = de begeleiding van kinderen in handen van één organisatie, dus
één locatie, één leiding en één pedagogische visie, en biedt peuterspeelzalen, kinderopvang
en onderwijs voor kinderen van nul tot twaalf jaar.
Brede school = verschillende organisaties samengebracht in een gebouw (maar elk met
eigen verantwoordelijkheid en visie) om activiteiten op elkaar af te stemmen.
Combinatiefunctie = een functie waarbij werk dat eerst door twee verschillende
werknemers werd verricht, in één functie wordt samengevoegd.
Harmonisatiewet = peuterspeelzalen en kinderdagverblijven moeten aan dezelfde eisen
voldoen, dus het verschil verdwijnt.
Kritisch reflectief werkgedrag = dat werknemers zelf reflecteren op hun werk en dat ze
leren van hun eigen handelen en het handelen van collega’s. Reflectief werken,
Experimenteren, Leren van fouten, Kritische mening delen, Uitdagen van het groepsdenken,
Feedback vragen.
Loopbaanbewustzijn wil zeggen dat je nadenkt over je baan en jouw rol op je werk.
Professioneel werken voor pedagogisch werk
➔ Thema 9: ergonomisch werken
Ergonomie streeft naar het zodanig ontwerpen van gebruiksvoorwerpen, technische
systemen en taken, dat de veiligheid, de gezondheid, het comfort en het doeltreffend
functioneren van mensen wordt bevorderd. “Het aanpassen van de omgeving aan de
mens.”
2