Bondige samenvatting van de belangrijkste begrippen en hoofdlijnen van de statistiek. Zelf heb ik hier een 8 mee behaald. Het heeft mij geholpen om niet alle details in de samenvatting op te nemen om overspoelen tegen te gaan.
1.1 inleiding in ethiek
wetenschap = methode om te leren over de realiteit
Onderzoeksvraag
Studie onderwerp
Data verzamelen
Data analyseren
Rapporteren
Ethische commissies-> beoordelen of het ethisch verantwoord is. geld/tijd realistisch en moeite
waard.
WMO -> wet medisch onderzoek, legt voorwaarde toetsing vast in METC (medisch ethische
commissie.) vooral voor medisch onderzoek. Voor psychologisch onderzoek geen wet, maar ethische
code. Bij de OU = cETO -> commissie ethische toetsing onderzoek: alle mensgebonden onderzoek
wordt beoordeeld.
cETO:
- informed consent = overeenkomst vrijwilligheid en anoniem
- Data management = hoe data opgeslagen wordt en wie er toegang heeft + metadata (plan hoe
opslaan ruwe data zoals vragenlijsten en de informed consent)
- Full disclosure = internationale toegankelijkheid
1.2 Validiteit en betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid = de stabiliteit van het meetinstrument over herhaalde metingen. Is hetgeen wat je
meet stabiel en komt er bij meerdere metingen dezelfde uitkomst.
Validiteit = meet je, wat je wil meten. Is het representatief voor de realiteit?
Meetfout -> hoe minder meetfout, hoe betrouwbaarder de meting. Meetfouten zijn alle invloeden
die een meting kan verstoren.
Manier om betrouwbaarheid te toetsten: week later dezelfde meting
Manier om validiteit te toetsen: verschillende meetinstrumenten
1.3 Populatie en steekproeven
Populatie = doelgroep van je onderzoek
Onderzoekseenheid = de deelnemers van je onderzoek zoals mensen, dieren of ziekenhuizen
Reden voor steekproef = de omvang van populatie is te groot en omschrijft ook mensen uit toekomst
en verleden waardoor het oneindig is. Steekproef = selectie van de populatie
Aselecte steekproef = willekeurig, voordeel is hoe groter, hoe meer representatief van de populatie
en dus generaliseerbaar. Maar wel gevoelig voor toeval. Kan verstoord worden door toeval +
meetfout.
Gestartificeerde steekproef = eerst indeling aan de hand van kenmerken zoals geslacht, daarna
willekeurig.
,Multilevel = vanuit verschillende niveau’s zoals eerst scholen, dan klassen, dan scholieren.
Bij selecte steekproef = minder generaliseerbaar + daarmee lager validiteit.
- convience = gekozen op makkelijkheid en toegankelijkheid
- snowball = start klein en vraagt de deelnemers om verder te delen.
1.4 Operationalisaties
Operationalisaties = iets meetbaar maken. Je vertaalt het construct of variabele naar een
meetinstrument of manipulatie.
Causaal verband = verandert de ene variabel als we het ander beïnvloeden? Om hier iets over te
kunnen zeggen, is er manipulatie nodig.
Kwalitatief onderzoek rijke data, echter kleine steekproef, geen zicht op meetfout of steekproef
fouten. Niet zomaar generaliseerbaar en lastiger om verbanden mee te vinden. geeft wel inzicht
over idee over realiteit van de wereld. Kwantitatief onderzoek bevestigd of ontkracht dit.
Meetmodel = overzicht met ovalen en vierkanten. Ovaal is de construct of hetgeen wat je wil meten
en de vierkanten bevat alle indicatoren waarmee je dit kan meten. Dus alle vragen of onderdelen van
het instrument.
Thema 2: univariate analyse
Analyse om datapunten samen te vatten en integriteit van de data te analyseren.
Centrummaten: om het midden/centrum te bepalen.
1. Modus (mode)
Meest voorkomende getal. Lastiger bij biomodaal (twee toppig)
2. Mediaan (Median)
Middelste datapunten, bij oneven getalen pak je de twee 2 middelste en neemt daarvan het
gemiddelde.
3. Gemiddelde (mean)
Telt alles bij elkaar op en delen door het aantal datapunten.
Gemiddelde = wordt sterk beïnvloed door afwijkende (outliers) scores.
Mediaan = wordt niet beïnvloed
Modus = wordt niet beïnvloed, maar soms lastig als er teveel unieke scores mogelijk zijn.
Spreidingsmaten: zegt iets over hoe de datapunten rondom het centrum verspreid liggen
1. Range/bereik
Je neemt de hoogste – laagste. Nadelig is dat het sterk wordt beïnvloed door outliers.
2. Interkwartielafstand IQR
Om extreme outliers eruit te houden, deel je de datapunten in 4 kwartielen. Startpunt is de
mediaan(middelste getal) dan van links en rechts ook weer de mediaan pakken en de low en high
mediaan van elkaar aftrekken. Nadeel hiervan is veel verlies van data (50%).
3. Standaarddeviatie: Berekenen van ieder datapunt hoeveel het afwijkt van het gemiddelde
Stap 1: bereken de variatie:
- bereken het gemiddelde
- trek van iedere datapunt het gemiddelde af
- kwadrateer iedere uitkomst van de vorige stap
- tel de uitkomsten bij elkaar op = sum of squares = variatie
, Stap 2: bereken de variantie:
Volgende stap is om van ss naar ms te gaan.
Means of squares ofwel variantie = ss / n-1
Stap 3: bereken de SD
Trek de wortel van uitkomst means of squares. Dit is de standaarddeviatie. Die is belangrijk om straks
weer verder te kunnen met de verdelingsvormen.
Een lagere of kleinere SD laat zien dat veel punten dicht bij het gemiddelde ligt. Er is een kleine
spreiding. Een hogere of grotere SD zegt iets over een grote spreiding vanaf het gemiddelde.
Grote SD = histogram platter
Kleine SD = histogram spitser
2.2 verdelingsvormen: informatie over de manier waarop de datapunten om het gemiddelde heen
ligt verdeeld.
1. Toppigheid/modaliteit -> test via diptest(niet mogelijk via spss)
2. Scheefheid -> rechts positief, links negatief = skewness
3. Spitsheid -> kurtosis
Uitkomsten van de testen zijn hetzelfde, hoe dichter bij de 0 hoe
meer symmetrisch en normaal verdeeld. Hoe verder de afwijking
hoe schever de verdeling is.
Normaalverdeling = unimodale verdeling(symmetrisch en één top).
Er bestaat niet een wel of geen normale verdeling. Je kijkt dan naar
hoe jouw data zoveel mogelijk lijkt op een normaal verdeling. Hoe
groter de steekproef, hoe meer het lijkt op de populatie en dus
normaal verdeeld omdat de meeste dingen in de populatie normaal
verdeeld zijn.
Met je steekproef wil je uitspraken doen over de hele populatie
Bij normaal verdeling gelden de volgende regels:
68% scores valt binnen +/- 1 standaarddeviatie van het (populatie) gemiddelde
95% scores valt binnen +/- 2 standaarddeviatie van het (populatie) gemiddelde
99,7% scores valt binnen +/- 3 standaarddeviaties van het (populatie) gemiddelde
1. Voorbeeld:
25000 mensen, gemiddelde is 100, variantie is 400.
Standaarddeviatie is wortel van 400 = 20
- 68% van alle scores zit tussen de 80 en 120 ( want 100 is gemiddeld, - 1
SD is 80 en + 1 SD is 120.
- 95% van alle scores zitten tussen de 60 en 140
- 99,7% van alle scores zitten tussen 40 en 160
Dus; iemand die 24 of 174 scoort, zijn hele extreme scores! = outliers!
Want die zijn meer dan 3 standaarddeviaties van het gemiddelde.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Xstemerdink. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,19. Je zit daarna nergens aan vast.