Week 1 PVP
Dekker, P., Den Ridder, J., Bovens, M., & Tiemeijer, W. L. (2014). Polariseert Nederland?:
Ontwikkelingen in politiek-culturele tegenstellingen. Gescheiden werelden?, 103-129.
Politiek-cultureel: niet alleen om inhoudelijke politieke instellingen, maar ook om de houdingen en
gevoelens ten aanzien van de politiek.
Politieke tegenstellingen gaat het vaak alleen over inhoudelijke visies op mens en maatschappij of
nastrevenswaardige beleidsdoelstellingen (vrijheid, gelijkheid, vrijzinnig, restrictief). Deze
tegenstellingen zijn uitsluitend verstandelijk geredeneerd, los van hoe men zelf in de samenleving
staat en los van gevoelens van maatschappelijk en politiek onbehagen.
Polarisatie is een multidimensionaal begrip:
1. Toenemende verdeeldheid in de gehele bevolking (individuen onderscheiden zich)
2. Toenemende verschillen in gemiddelde posities van bevolkingsgroepen (meer homogeniteit
tussen deze groepen)
3. Sterker wordende samenhang tussen politiek-culturele tegenstellingen (polarisaties als
verbreding van tegenstellingen)
4. Thomas-theorema ‘als mensen denken dat een situatie werkelijk is, dan heeft dat werkelijke
gevolgen’
De vier onderzoeksvragen zijn:
1. Is er meer politiek-culturele verdeeldheid in de bevolking ontstaan?
2. Zijn politiek-culturele verschillen tussen bevolkingsgroepen groter geworden?
3. Is de samenhang van politieke voorkeuren met zelfvertrouwen sterker geworden?
4. Zijn we vaker gaan denken dat er grote tegenstellingen bestaan?
Dekker en Ridder willen dit beantwoorden m.b.v. enquêtedata. Ze gebruiken bevolkingsenquêtes uit
twee langlopende onderzoeken: het onderzoek Progressiviteit en conservatisme uit 1970 en de
daarop gebaseerde onderzoeken Culturele veranderingen in Nederland (cv) van 1975 tot en met
2012/2013 en de Nationale Kiezersonderzoeken (nko) van 1986 tot en met 2012, die steeds rond
Tweede Kamerverkiezingen zijn gehouden.
Culturele veranderingen van 1970-2013: drie politieke tegenstellingen >
1. Pro-nivellering streven naar gelijkheid
2. Anti-autoritarisme autoritaire/traditionele voorkeuren (vrouw voedt kind op, man werkt)
3. Links-rechtszelfplaatsing
>>> De grootste veranderingen doen zich voor bij antiautoritarisme neemt toe en ook het politiek
zelfvertrouwen stijgt (politiek zelfvertrouwen (political efficacy) is een combinatie van overtuigingen
dat men er politiek toe doet, men in staat is om invloed uit te oefenen en politici geneigd zijn om te
luisteren). Ook worden mensen meer links.
Antwoorden op de onderzoeksvragen:
Vraag 1: Is de bevolking meer verdeeld geraakt?
Om deze vraag te beantwoorden kijken ze naar trends op drie polarisatiematen: een maat voor
spreiding, een maat voor de neiging tot tweetoppigheid van verdelingen en een samenvattende
polarisatiemaat. Een hogere waarde op deze maten indiceert meer polariteit. Concluderend is er
geen veelomvattende politiek-culturele polarisatie geweest, dus niet over de hele linie toenemende
1
,tegenstellingen tussen individuele Nederlanders. Voor nivellering en euthanasie zien we
depolarisatie (dus minder tegenstellingen) en voor politiek zelfvertrouwen toenemende polarisatie.
Bij de ‘nieuwe’ kwesties zien we bij de Europese eenwording polarisatie, maar bij de multiculturele
samenleving eerder depolarisatie.
Vraag 2: Zijn bevolkingsgroepen verder uit elkaar gedreven?
Om deze vraag te beantwoorden kijken ze naar de sociaal meest zichtbare tweedelingen tussen
manvrouw, jong-oud, laag-hoog opgeleid en naar onkerkelijken en kerkelijken. Opvallende
veranderingen: vrouwen verwijderen zich van mannen in egalitaire, antiautoritaire en linkse richting.
Ouderen gaan zich meer van jongeren onderscheiden door hun nivelleringsvoorkeur.
Hoogopgeleiden onderscheiden zich meer van laagopgeleiden door een linksere positie en door meer
politiek zelfvertrouwen. Kerkelijken waren in de hele periode autoritairder en rechtser dan
onkerkelijken, maar het verschil werd kleiner.
>>> Vrouwen linkser, ouderen zijn meer voor nivellering, laagopgeleiden worden rechtser.
Euroscepsis: het tegenovergestelde van de pro-Europese houding. Pro-Europa is dat sommige
mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen
vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan.
Verdrag van Maastricht: maakte Europa concreter en voelbaarder voor burgers.
Vraag 3: Is de samenhang van voorkeuren met politiek zelfvertrouwen sterker geworden?
Wie meer politiek zelfvertrouwen heeft, is iets minder pro-nivellering en meer anti-autoritair. Dus er
is geen algehele versterking van de samenhang tussen inhoudelijke tegenstellingen en tegengestelde
houdingen tot de politiek. Wel wijzen beide onderzoeken erop dat nieuwe politieke tegenstellingen
wel samenhangen en oude tegenstellingen niet samenhangen met politiek zelfvertrouwen.
Toenemende polarisatie zou dan ook een gevolg kunnen zijn van een stijgend belang van
globaliseringskwesties in de politiek.
Vraag 4: Zijn we meer tegenstellingen gaan zien?
Het samenvattende antwoord is dat Nederlanders in de afgelopen decennia minder (partij)politieke
polarisatie zijn gaan zien, maar wel vaker grote sociale tegenstellingen. Vanwege het geringe aantal
metingen en de zwakke relaties tussen beoordelingen van tegenstellingen is er echter weinig reden
om te veronderstellen dat er steeds meer ‘tegenstellingendenken’ is.
Conclusie: geen brede polarisatietrend, wel reden voor zorg >
1. Is de bevolking meer verdeeld geraakt? Dat is zeker niet over de hele linie het geval geweest.
Tegenover gevallen van polarisatie staan gedepolariseerde kwesties (euthanasie,
inkomensnivellering) en dubbelzinnige polarisatietrends (minder extremen én meer
blokvorming in de links-rechtszelfplaatsing).
2. Zijn verschillen tussen bevolkingsgroepen groter geworden? Meestal niet; dan vonden we
geen ontwikkeling, convergentie of tegenstrijdige onderzoeksresultaten. In enkele gevallen
wel: de links-rechtstegenstelling nam toe tussen de seksen (vrouwen werden linkser) en
tussen lager- en hoger opgeleiden (laagopgeleiden werden rechtser), op inkomensnivellering
polariseerden jong en oud (oud meer pro) en op EU hoog- en laagopgeleiden
(hoogopgeleiden meer pro).
3. Zijn de relaties tussen inhoudelijke politieke voorkeuren en politiek zelfvertrouwen sterker
geworden? Ook op deze vraag gaven de geanalyseerde data geen ondubbelzinnig antwoord.
2
, We constateerden echter wel dat de samenhang van politiek zelfvertrouwen met
globaliseringskwesties relatief sterk is. Een toenemend belang van die kwesties in de politiek
zou polarisatie tot gevolg hebben in de zin van een verbredende politiek-culturele
tegenstelling.
4. Zijn we vaker gaan denken dat er grote tegenstellingen bestaan? Niet als het om
tegenstellingen tussen politieke partijen gaat, maar gemiddeld wel bij de vergelijking van
sociale groepen. Achter dat gemiddelde gaan echter tegengestelde veranderingen schuil en
er is weinig grond om een toenemend ‘tegenstellingendenken’ te veronderstellen.
>>> Er is weinig reden om zich zorgen te maken over een toenemende politiek-culturele polarisatie in
Nederland. Ze onderzochten polarisatie uitsluitend als kenmerk van de opgetelde opvattingen en
houdingen van individuen en niet als iets wat politiek en maatschappelijk speelt in de interactie van
burgers, in de media en in relaties tussen partijen en maatschappelijke verbanden.
Oplegger Dekker, P., Den Ridder, J., Bovens, M., & Tiemeijer, W. L. (2014). Polariseert Nederland?:
Ontwikkelingen in politiek-culturele tegenstellingen. Gescheiden werelden?, 103-129.
1. Wat is de vraag/het probleem?
De vraag in dit artikel is of er sprake is van een toenemende politiek-culturele polarisatie in
Nederland.
2. Op welke manier wordt er een antwoord gezocht op de vraag?
De onderzoekers hebben vier onderzoeksvragen opgesteld om deze vraag te kunnen
beantwoorden. Ook maken de onderzoekers gebruik van kwantitatieve enquêtedata. Dit
doen ze m.b.v. twee langlopende onderzoeken die samen van 1970-2013 lopen. Ook maken
ze gebruik van een statistische analyse waarbij de onderzoekers de bevindingen samenvatten
door middel van een analyse. Dit geeft een overzichtelijk beeld.
Het is een objectief onderzoek, waarbij er aan de hand van observaties conclusies worden
getrokken.
3. Hoe verhoudt de vraag zich tot het thema/onderwerp van het bijbehorende hoorcollege?
In het hoorcollege was het centrale thema of er sprake is van een tweedeling in Nederland.
Dit heeft betrekking op polarisatie. De vraag die in het artikel centraal staat is of er sprake is
van een toenemende polarisatie in Nederland. De maatschappelijke tweedeling neemt
volgens dit artikel niet toe. De verschillende dimensies die werden benoemd in het
hoorcollege komen ook naar voren in het artikel. Er is geen toename van differentiatie,
echter wordt er wel geïdentificeerd.
4. Wat zijn de bevindingen van de auteur(s)?
In het artikel zijn de bevindingen per deelvraag uitgewerkt.
- Deelvraag 1: Over de gehele linie is het niet het geval geweest dat de bevolking meer
verdeeld is geraakt.
- Deelvraag 2: De verschillen tussen bevolkingsgroepen zijn meestal niet groter geworden. In
enkele gevallen wel: de links-rechtstegenstelling nam toe tussen de seksen (vrouwen werden
linkser) en tussen lager- en hoger opgeleiden (laagopgeleiden werden rechtser), op
inkomensnivellering polariseerden jong en oud (oud meer pro) en op EU hoog- en
laagopgeleiden (hoogopgeleiden meer pro).
- Deelvraag 3: Er is geen algehele versterking van de samenhang tussen inhoudelijke
tegenstellingen en tegengestelde houdingen tot de politiek. Wel wijzen beide onderzoeken
erop dat nieuwe politieke tegenstellingen wel samenhangen en oude tegenstellingen niet
samenhangen met politiek zelfvertrouwen.
- Deelvraag 4: In Nederland denken mensen niet dat er grote tegenstellingen bestaan als het
gaat om politieke partijen, maar gemiddeld wel bij de vergelijking van sociale groepen.
Echter vanwege het geringe aantal metingen en de zwakke relaties tussen beoordelingen van
3
, tegenstellingen is er echter weinig reden om te veronderstellen dat mensen steeds meer
tegenstellingen gaan zien.
>>> De verschillen in opvattingen zijn dus niet verandert.
5. Welke centrale begrippen/theorieën worden er in het artikel gebruikt/besproken?
De begrippen die in dit artikel worden besproken zijn:
- Politiek-cultureel: niet alleen om inhoudelijke politieke instellingen, maar ook om de
houdingen en gevoelens ten aanzien van de politiek.
- Polarisatie is een multidimensionaal begrip:
Toenemende verdeeldheid in de gehele bevolking (individuen onderscheiden zich)
Toenemende verschillen in gemiddelde posities van bevolkingsgroepen (meer homogeniteit
tussen deze groepen )
Sterker wordende samenhang tussen politiek-culturele tegenstellingen (polarisaties als
verbreding van tegenstellingen)
Thomas-theorema ‘als mensen denken dat een situatie werkelijk is, dan heeft dat werkelijke
gevolgen’
- Politiek zelfvertrouwen: een combinatie van overtuigingen dat men er politiek toe doet,
men in staat is om invloed uit te oefenen en politici geneigd zijn om te luisteren).
Drie politieke tegenstellingen:
- Pro-nivellering: streven naar gelijkheid (gewenste inkomensverdeling)
- Anti-autoritarisme: tegen autoritaire/traditionele voorkeuren (vrouw voedt kind op en doe
huishouden, de man werkt)
- Links-rechtszelfplaatsing: ben je rechts of links?
6. Welke voor de pedagogische praktijk relevante adviezen kun je uit het artikel halen of
afleiden? (niet altijd mogelijk)
Er zijn verschillen tussen groepen benoemd, maar er worden geen concrete adviezen gegeven.
Studievragen bij Dekker en Den Ridder (2014)
1. Dekker en Den Ridder beschouwen polarisaties als “een verbreding van tegenstellingen”
(p.104) Wat bedoelen zij hiermee?
De sterker wordende samenhang tussen politiek-culturele tegenstellingen
2. Welke onderzoeksvragen willen Dekker en Den Ridder beantwoorden?
5. Is er meer politiek-culturele verdeeldheid in de bevolking ontstaan?
6. Zijn politiek-culturele verschillen tussen bevolkingsgroepen groter geworden?
7. Is de samenhang van politieke voorkeuren met zelfvertrouwen sterker geworden?
8. Zijn we vaker gaan denken dat er grote tegenstellingen bestaan?
3. Geef in eigen woorden weer wat het verschil tussen de eerste en de tweede onderzoeksvraag
is.
De eerste onderzoeksvraag gaat echt in op de verdeeldheid van de politiek-culturele
tegenstellingen met de bevolking gevoel. Dus dat is qua gebied vooral, bijv. in het
noorden is het rechtser en in het zuiden is het linkser. Bij de tweede onderzoeksvraag gaat
het echt over de verschillen in bevolkingsgroepen objectief. Dus dan zijn het bijvoorbeeld
mensen met migratieachtergrond is linkser en de blanken zijn rechtser.
4. Dekker en Den Ridder maken in hun onderzoek gebruik van enquêtedata. Wat zijn
enquêtedata? Hebben Dekker en Den Ridder zelf respondenten benaderd?
Enquêtedata zijn enquêtes die al ooit zijn ingevuld/gebruikt. Dekker en de Ridder hebben zelf
geen respondenten benaderd, want deze gegevens kwamen uit al eerdere onderzoeken.
4