Uitspraak
Vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht Parketnummer: 06/1653-7
Datum uitspraak: 31 januari 2020
Vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda, meervoudige kamer voor de
behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
Max Tromp,
geboren te Rotterdam op 5 maart 1995,
wonende te Troonstraat 16, te Breda,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
17 januari 2020 en 6 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van
hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
1. Inleiding
De zaak is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
17 januari 2020 en is aanhangig gemaakt bij de dagvaarding van 6 september 2019. De
rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat van
de zijde van verdachte, Max Tromp, naar voren is gebracht. De verdachte wordt ervan
verdacht dat hij Esther Fijnen, zijn ex-vriendin, opzettelijk (en met voorbedachten rade) van
het leven heeft beroofd, door haar meermalen met een mes te hebben gestoken in de borst. De
rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat er sprake was van een
vooropgezet plan om het slachtoffer te doden. De ten laste gelegde voorbedachten rade kan
dus niet wettig en overtuigend bewezen worden, waardoor de verdachte wordt vrijgesproken
van de impliciet primair ten laste gelegde moord. Dat er sprake was van opzet, acht de
rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. Dat levert een strafbaar feit op, namelijk
doodslag, waarvoor de verdachte ook strafbaar is, omdat de verdachte door een deskundige
volledig toerekeningsvatbaar is verklaard. De rechtbank legt aan de verdachte een
gevangenisstraf voor de duur van tien jaar op, met aftrek van het voorarrest. Hierbij is
,rekening gehouden met het feit dat dit alles gebeurde ten overstaan van de naasten van het
slachtoffer en het feit dat het hier gaat om een van de meest ernstige feiten: doodslag.
Dit vonnis is als volgt opgebouwd. De rechtbank zal, na aan te geven wat de verdachte
concreet wordt verweten, de beslissingen inzake de voorvragen opnemen. Daarbij wordt
ingegaan op het door de raadsman gevoerde verweer ten aanzien van de geldigheid van de
dagvaarding. Vervolgens wordt ingegaan op de vier materiële vragen, waarbij er gekeken
wordt naar de bewijsvraag, de kwalificatievraag, de strafbaarheidsvraag en de
sanctietoemetingsvraag. Daarna worden de toepasselijke wetsartikelen genoemd en ziet u de
uiteindelijke uitspraak van de rechtbank.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 mei 2019 te Tilburg, in elk geval in Nederland, Esther Fijnen opzettelijk
(en met voorbedachten rade) van het leven heeft beroofd door met dat opzet die Esther Fijnen
meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de
borst en/of buik, in elk geval het lichaam te steken, waardoor die Esther Fijnen is komen te
overlijden (artikel 287/289 Wetboek van Strafrecht).
3. Beslissingen inzake de formele voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is
bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn
vervolging worden ontvangen. Hierbij moet worden opgemerkt dat het verweer van de
raadsman van de verdachte met betrekking tot de geldigheid van de dagvaarding wordt
verworpen. De rechtbank besluit dat de dagvaarding geldig is, omdat het gebeuren voldoende
feitelijk omschreven is, waardoor aan de wettelijke voorschriften is voldaan. Voorts zijn er
geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
4. Beslissingen inzake de materiële hoofdvragen
4.1 De beoordeling van de bewijsmiddelen en de bewezenverklaring
4.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot vrijspraak van de impliciet primair ten laste gelegde
moord en concludeert tot bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde
doodslag.
, 4.1.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman concludeert tot vrijspraak van moord en doodslag. De raadsman stelt dat
verdachte geen vooropgezet plan had om zijn ex-vriendin te doden, waardoor er geen sprake
is van voorbedachten rade. Hij handelde overduidelijk in een impuls toen hij hoorde dat zijn
ex-vriendin neerbuigend over hem sprak. Ook stelt de raadsman dat er van doodslag geen
sprake kan zijn, omdat er geen sprake was van opzet. De verdachte geeft aan haar dood niet te
hebben gewild en niet weet wat hem bezielde toen hij met het mes stak. De verdachte dient
hiervoor dus te worden vrijgesproken.
4.1.3 Beoordeling van de bewijsmiddelen
De vraag die beantwoord dient te worden is of de ten laste gelegde moord/doodslag kan
worden bewezen. Voor de beantwoording van die vraag heeft de rechtbank acht geslagen op
de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van de verklaring van Diana Fijnen (getuige), opgemaakt door de politie,
op 4 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gisteren, vrijdagmiddag 3 mei 2019, waren mijn zus Esther en ik aan het chillen in de
achtertuin van onze woning. Esther was vol van haar nieuwe vriend Thomas. Ze liet me een
paar foto’s van hem zien en vertelde dat ze dolgelukkig was dat ze Max een paar weken
geleden had gedumpt. Ze zei dat ze zich suf had verveeld met hem en noemde hem een suffe
saaie sukkel. Ik lachte om wat ze zei en Esther lachte hard mee. Ineens stond Max voor ons
met een mes. Ik schrok maar Esther keek glimlachend op naar Max. Max zei dat hij had
gehoord wat ze zojuist over hem had gezegd en vroeg waarom ze hem zo vernederde. Esther
zei dat hij nu eenmaal een saaie en suffe sukkel was. Max stak Esther toen met het vleesmes in
de borst en Esther begon te gillen. Hij bleef maar op Esther insteken en ik verstijfde van de
angst. Esther gilde nog meer en probeerde Max tegen te houden maar hij ging maar door.
Mijn moeder kwam naar buiten en sloeg vol verbijstering haar handen voor haar gezicht.
Toen hield Max zomaar ineens op. Hij liet het mes vallen en sprong over het hekje en rende
de achtertuin uit. U vroeg mij of Max iets heeft gezegd toen hij met het mes op Esther instak.
Nee, hij heeft niets gezegd.
Een proces-verbaal van de verklaring van Rita Fijnen (getuige), opgemaakt door de politie, op
4 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afgelopen vrijdag, 3 mei 2019 kwam Max de keuken in via de achterdeur. Hij pakte iets van
het aanrecht. Wat, dat heb ik niet gezien. Niet veel later hoorde ik Esther gillen. Esther was