LEREN OP SCHOOL
Leerdoelen:
Na afloop van de cursus is het de bedoeling dat je…
Kennis en Inzicht (eindtermen 1a, 1c, 1d, 1e)
de rol van een orthopedagoog binnen de school kan uitleggen.
Binnen ondersteuningsniveau 1 en 2 is de orthopedagoog nodig om de
leerkrachten te coachen en te adviseren. De orthopedagoog brengt het
zorgtraject op niveau 1 en 2 in kaart, voordat er op niveau 3 en 4 wordt
ingegrepen. De orthopedagoog doet binnen de school diagnostische
interviews, maakt groeps- en handelingsplannen en observeert in de klas.
De (ortho)pedagoog is van belang om voor elke leerling het meest
passende schoolaanbod te realiseren.
kan uitleggen waarom en hoe de school een relevante
orthopedagogische context is.
De school is een relevante orthopedagogische context omdat alle
kinderen van ten minste 5 tot 16 jaar oud, 5 dagen per week 40 weken
per jaar naar school gaan.
Het onderwijs is nodig voor:
• Persoonlijke ontwikkeling van kinderen
• Overdracht van maatschappelijke en culturele waarden
• Voorbereiden op deelname aan de maatschappij
kan benoemen wat de domeingenerieke effecten van intelligentie en
executieve functies zijn op de cognitieve ontwikkeling van
leerlingen.
De domeingenerieke effecten van intelligentie en executieve functies zijn
dat ze een algemene basis bieden voor cognitieve processen zoals
probleemoplossing, planning en het reguleren van gedachten en gedrag.
Deze functies helpen leerlingen om leerstrategieën te ontwikkelen,
informatie te verwerken en nieuwe problemen aan te pakken. Hoewel
deze vaardigheden in allerlei domeinen kunnen worden toegepast, is hun
effectiviteit vaak afhankelijk van de mate waarin de leerling ook beschikt
over voldoende domeinspecifieke kennis. Met andere woorden,
intelligentie en executieve functies ondersteunen leren, maar worden pas
echt waardevol wanneer ze worden gecombineerd met kennis en ervaring
in specifieke vakgebieden.
Intelligentie wordt sterk beïnvloed door de mate van domeinspecifieke
kennis.
,Executieve functies = werkgeheugen, cognitieve flexibiliteit en inhibitie
(remmen, onderdrukking)
de normale en afwijkende ontwikkeling van diverse
basisvaardigheden (taal, lezen, spellen, begrijpend lezen,) kan
beschrijven en kan benoemen welke onderliggende vaardigheden
daarbij van belang zijn.
Normale ontwikkeling taal:
Prelinguale periode: lichaamstaal en geluid
Vroeg-linguale periode: woordjes; dagelijkse wereld
Differentiatiefase: morfologie, syntaxis; meer woorden
Voltooiingsfase: schriftelijke taal
Latere taalontwikkeling: complexiteit en vreemde talen
Afwijkende ontwikkeling taal:
Er is een vertraging in het bereiken van mijlpalen, taalstoornissen,
problemen met verschillende taaldomeinen (fonologie, semantiek,
morfologie, syntaxis, pragmatiek), gezinnen met lagere SES
Taalontwikkeling hangt sterk samen met andere ontwikkelingsdomeinen:
cognitieve vaardigheden (geletterdheid) en de sociaal-emotionele
ontwikkeling
Welke onderliggende vaardigheden zijn van belang:
Fonologisch bewustzijn (het vermogen om klanken in woorden te
herkennen, te manipuleren en te onderscheiden), werkgeheugen en
omgevingsfactoren.
Normale ontwikkeling lezen:
Prealfabetische fase: woorden herkennen op basis van visuele
kenmerken
Partieel alfabetische fase: woorden herkennen op basis van beperkte
letterkennis
Volledig gealfabetiseerde fase: woorden herkennen via verklanken en
synthetiseren
Geconsolideerde fase: woorden of woorddelen direct herkennen
Afwijkende ontwikkeling lezen:
Vetraagde ontwikkeling van letterkennis en letter-klankkoppeling, moeite
met decoderen, gebrek aan automatische woordherkenning, langzaam
leestempo, dyslexie
,Welke onderliggende vaardigheden zijn van belang:
Fonologisch bewustzijn en letterkennis
Snelheid
Normale ontwikkeling spellen:
Nederlands is een asymmetrische taal, de koppeling van letters naar
klanken is redelijk eenduidig. Maar de koppeling van klanken naar letters
is lastiger.
Op jonge leeftijd worden kinderen blootgesteld aan geschreven taal. Ze
doen middels statistisch leren al relevante kennis op.
Letter-klankkoppeling leren
Orthografie
Morfologie
Patronen
Afwijkende ontwikkeling spellen:
Blijft afhankelijk van fonetisch spellen: woorden spellen zoals ze klinken
Verwisselen van letters en klanken
Moeite met complexe spellingregels
Welke onderliggende vaardigheden zijn van belang:
Fonologisch bewustzijn en letterkennis
Accuratesse
Normale ontwikkeling begrijpend lezen:
Begrijpend lezen wordt bepaald door decodeervaardigheid/technisch
lezen, taalvaardigheid, werkgeheugen en daarbovenop inferenties maken,
begripsmonitoring en leesstrategieën.
Afwijkende ontwikkeling begrijpend lezen:
Beperkte woordenschat, moeite met inferenties, gebrekkige
begripsmonitoring, moeite met coherentievorming, moeite met luisteren,
beperkt werkgeheugen, moeite met langere en complexere teksten
Welke onderliggende vaardigheden zijn van belang:
, Decoderen, fonologisch bewustzijn, woordenschat, coherentievorming (het
begrijpen van de tekst), kennis van de wereld
Normale ontwikkeling rekenen:
1. Begrip van getal/hoeveelheden en de telontwikkeling:
Vergelijken van hoeveelheden; size-effect en distance-effect:
2 vs. 10 (makkelijker) // 2 vs. 5 (moeilijker) -> distance
10 vs. 18 // 10 vs. 13 (in het algemeen moeilijker) -> size
Conservatie: Voorwerpen veranderen niet in aantal als je ze
anders neerlegt
Classificatie: Als ik wil weten hoeveel handdoeken er zijn tel ik de
washandjes niet mee
Correspondentie: 5 pionnen is evenveel als 5 stippen; bij elke stoel
hoort één bord
Seriatie: Als A groter is dan B en B is groter dan C, dan is A groter
dan C
Telprincipes:
Paarsgewijs tellen: Tel elk element één maal
Ordinatie/stabiele volgorde: Gebruik de telwoorden in de juiste
volgorde
Kardinaliteit: Het laatstgenoemde telwoord geeft het aantal weer
Abstractie: Het maakt niet uit wat je telt
Irrelevantie van de volgorde: Het maakt niet uit wat je eerst telt
Telontwikkeling van Luit:
Fase 1: Herkennen van hoeveelheden, subiteren (direct een kleine
hoeveelheid (tot 4) herkennen en kunnen benoemen)
Fase 2: Akoestisch tellen (getalnamen geleerd; getallen hardop
zeggen in willekeurige volgorde)
Fase 3: Asynchroon tellen (telrij in volgorde, maar nog geen relatie
met de dingen die worden geteld. Telt bijvoorbeeld blokken in juiste
volgorde, maar slaat een blok over)
Fase 4: Geordend tellen (telt in de juiste volgorde blokken en schuift
er telkens één weg zodat geen blok overgeslagen wordt)
Fase 5: Resultatief tellen (kind begint met tellen bij 1, weet dat
laatste getal de hoeveelheid aangeeft en dat elk voorwerp maar een
keer geteld hoeft te worden)